Nicaragua telt 153 gemeentes, 141 waren al in handen van een FSLN-burgemeester. Na de verkiezingen van zondag 6 november komen daar nu ook de laatste 12 bij die in handen waren van de (toegelaten) oppositie, namelijk de Partido Liberal Constitucionalista (PLC) en een van de Alianza Liberal Nicaragüense (ALN). Over heel het land genomen betekent de uitslag het FSLN van Ortega-Murillo 73 procent van de stemmen binnenhaalde. Op alle bestuursniveaus heeft het regime-Ortega/Murillo dus nu volledig de touwtjes in handen. Volgens het regime is alles democratisch verlopen. De opkomst was echter zeer pover en dat is een veeg teken aan de wand. Volgens de lokale burgerbeweging Urnas Abiertas (Open Stembus) kwamen slechts 17, 3 procent van de kiezers opdagen. Urnas Abiertas stelt ook dat in 40 procent van de stembureaus propaganda van de regeringspartij hing en dat in 60 procent van de stembureaus bijgehouden werd of burgers die in overheidsdienst werken wel kwamen stemmen. Ook internationale waarnemers lieten kritische geluiden horen. Zo drukte het bureau van de commissie Mensenrechten van de VN zijn bezorgdheid uit dat er tijdens het electoraal proces minstens acht personen zouden gearresteerd zijn. Ook de Inter-Amerikaanse commissie voor de Mensenrechten (IACHR) klaagt ‘het gebrek aan van de minimum condities om tot vrije verkiezingen in Nicaragua te komen’.
Om dat beeld van gefraudeerde verkiezingen wat scherper en concreter te stellen, laten wij nogmaals Sandino vive aan het woord, die op de verkiezingsdag aanwezig was in een dorp in het Nicaraguaanse binnenland, waar hij nog steeds heel veel mensen kent. Hieronder enkele passages uit zijn verslag:
Rondkijken op een verkiezingsdag
‘Lopend ga ik langs de twee stembureaus in mijn dorp en met de auto rij ik langs vier stembureaus in een stad in de buurt. Op die manier krijg ik een indruk van de opkomst, zonder de pretentie te hebben uitspraken over de opkomstpercentages te kunnen doen. Ik zie dat er aanmerkelijk meer activiteit rond de stembureaus is dan tijdens de presidentsverkiezingen van vorig jaar. Verder constateer ik dat Enrique er niet alleen voor staat wat betreft het ophalen en terugbrengen van kiezers. Het wagenpark van beide gemeenten, de gezondheidscentra, ja zelfs de ambulance wordt ingezet om kiezers in staat te stellen om de gang naar de stembus te maken. Van een bevriend contact uit een stad aan de Caraïbische Kust hoor ik dat daar zelfs ziekenhuispatiënten zich naar het stembureau kunnen laten brengen. Maar het kan altijd gekker want daar schijnen ook huis aan huis-bezoeken plaats te vinden, waarbij mensen ter plekke een kruisje op het stembiljet kunnen zetten en hun duim in de inktpot kunnen dopen. En dan moet je wel een verdomd goede reden hebben om ‘nee’ te zeggen.
Aan het eind van avond ga ik volgens afspraak bij nog eens bij mijn vrienden Leonarda en Enrique langs om van hen uit de eerste hand te horen hoe de verkiezingen in het dorp verlopen zijn en wat we qua uitslagen kunnen verwachten. Mijn waarnemingen wat de opkomst betreft, blijken te kloppen. Ongeveer twee keer zoveel mensen dan vorig jaar – toen vrijwel niemand stemde – hebben volgens Leonarda de gang naar de stembus gemaakt. Dat de opkomst dit keer zoveel beter was, heeft naar haar zeggen te maken met het feit dat het FSLN er vanaf januari van dit jaar alles aan gedaan heeft om de opkomstcijfers omhoog te krikken. Ook het feit dat er vanuit de PLC een tegenkandidaat naar voren werd geschoven die via haar eigen netwerk flink campagne heeft gevoerd, zou de opkomst positief beïnvloed hebben. Over de uitslag mag zij niets zeggen, maar ze laat wel doorschemeren dat het FSLN een ruime zege heeft geboekt. Wat, zo constateer ik de volgende dag, een monsterzege is voor het dorp, van de naar schatting 6 duizend stemgerechtigden zou volgens de Hoge Kiesraad (CSE) maar liefst tweederde op zijn gekomen en daarvan zou zeventig procent op de kandidaat van het Frente hebben gestemd. Je kunt ook overdrijven en dat is precies wat hier gebeurt, maar het blijft speculeren hoe het gegoochel met cijfers dit keer precies in zijn werk is gegaan. Vorig jaar vertrouwde een gestaald partijlid uit dezelfde gemeente mij toe dat de verkiezingen vandaag de dag strak en voorbeeldig georganiseerd werden. Dat de uitslagen een dag voor de verkiezingen al binnen waren, zag hij als een overtuigend bewijs daarvoor. Omdat wij in de tachtiger jaren onder precaire omstandigheden nauw samenwerkten, kwam het niet bij het op om mij te vragen wat ik daarvan vond. Zelf had ik evenmin de aanvechting om daarover met hem in gesprek te gaan.
Mijn vriendin Maria in de provinciehoofdstad had geluk op verkiezingsdag want bij haar verplichte rondgang door haar straat is zij aan het begin van haar missie door een kloterig keffertje – een oppositiehond – in haar been gebeten. Een wond die flink bloedde en gehecht moest worden, een tetanusinjectie en een week ziekteverlof, tel uit je winst. De avond daarna praten we bij haar thuis over haar belevenissen van de laatste dagen. Al eerder liet zij mij weten het net als vrijwel alle andere werknemers van de gemeente verschrikkelijk te vinden om mee te moeten doen aan de verplichte partij-activiteiten. Een beetje voor gek lopen, wat maakt dat zij alleen leuzen schreeuwt of haar vuist balt als het echt niet anders kan. Voor de foto, om haar werk niet te verliezen, om haar zoon te kunnen onderhouden en om niet in de gevangenis te belanden want stoer doen haalt binnen de gegeven omstandigheden niets uit, zegt zij.’