Op 7 september werden de Marokkanen door hun koning en regering naar de stembus geroepen. Het werden ‘historische’ verkiezingen. De opkomst bereikte een absoluut dieptepunt: slechts 37% van de Marokkaaanse stemgerechtigden kwam opdagen. Een onverbiddelijk cijfer: Marokko telt 32 miljoen inwoners en 15 miljoen geregistreerde kiezers, waarvan er uiteindelijk een kleine 5 miljoen hun weg naar het stemlokaal vonden. Met ander woorden: slechts één Marokkaan op acht heeft zijn stem uitgebracht. En de uitslag stond naar goede gewoonte op voorhand vast: in Marokko kan alleen de koning de verkiezingen winnen.
Het Marokkaanse politieke systeem staat bekend onder de onvertaalbare Arabische term ‘makhzen’. Het is een ander woord voor de half feodale klasse van bankiers, financiers, industriëlen, handelaren, grootgrondbezitters, hoge ambtenaren en legerofficieren die macht, geld en rijkdom bezit en de belangrijkste steun en toeverlaat is van het koninklijk paleis. Marokko is de mahkzen en de makhzen is Marokko. En koning Mohammed VI staat aan het hoofd van beide. Hij is niet alleen de absolute machthebber, hij is ook de ‘Amir al Mounine’, de ‘bevelhebber van de gelovigen’ en als afstammeling van de profeet de onbetwiste religieuze leider van het land. Marokko is niet alleen een monarchie, maar ook een theocratie. En de koninklijke familie is tegelijk de grootste ondernemer van het land, die een zakenimperium bestiert dat op 40 miljard dollar wordt geraamd (1)
Geruisloze en goddelijke politiek
Zo’n systeem kan rekenen op de steun van westerse hoofdsteden als Washington en Parijs. De voormalige Franse president Jacques Chirac had een bijna familiale relatie met het Marokkaanse koninklijke hof. Zijn opvolger, Nicolas Sarkozy, is eveneens een enorme bewonderaar van de “sterke Marokkaanse democratie”. En ook in Washington is de sympathie voor het koninklijke regime in Rabat onverwoestbaar. Bij zijn laatste bezoek aan de Marokkaanse hoofdstad op 11 februari 2006 deed de inmiddels in ongenade gevallen Amerikaanse minister van Defensie, Donald Rumsfeld, opvallend lyrisch: “Zijne Majesteit Mohammed VI bekleedt een zeer belangrijke plaats in de regio. Zijn stem is er één van rede, gematigdheid en tolerantie.” Rumsfeld, een rabiate islamofoob, noemde de Marokkaanse ‘Amir al Mounine’ een voorbeeld, dat aantoont dat “democratie en tolerantie perfect verenigbaar zijn met de islam.” (2)
Politiek in Marokko wordt nagenoeg geruisloos bedreven. Hassan II, de vader en voorganger van de huidige koning, regeerde in de jaren zeventig en tachtig van vorige eeuw met ijzeren hand. Tegenstanders van zijn absolutistisch regime verdwenen massaal in de gevangenis of verdwenen gewoon van de aardbodem. Er werd gemoord en gefolterd in Marokko. Begin van de jaren negentig zou de Marokkaanse monarchie zich een liberaal, zachter en menslievender imago aanmeten. Hassan II zette voor de buitenwereld zelfs een parlementaire monarchie in de steigers. Het paleis had voortaan zijn eigen regerings- en oppositiepartijen. In zijn mémoires die hij in 1993 liet schrijven door de Franse journalist Eric Laurent (3), vertelde Hassan II hoe hij op een dag één van zijn lijfartsen bij zich ontbood. Dat was dokter Messouak, toevallig de rechterhand van Ali Yata, op dat ogenblik de onbetwiste leider van de Marokkaanse communistische partij. Samen vertrokken ze voor een ritje in Hassans Citroën DS. Hassan II wilde dat de Marokkaanse communistische partij haar naam veranderde, want in Marokko was er geen plaats voor een partij die zich communistisch noemde. De koning stelde voor dat de Marokkaanse communisten voortaan als ‘Parti du Progès et du Socialisme’ (PPS) door het leven ging. En zo geschiedde. De PPS bestaat vandaag nog steeds en behaalde bij de jongste verkiezingen op 7 september zeventien zetels (een winst van zes).
‘Alternance politique’
Toen de oude vorst in 1999 schielijk overleed werd hij opgevolgd door zijn zoon Mohammed VI. En alles bleef bij het oude. Op enkele cosmetische ingrepen na. Zo moest minister van Binnenlandse Zaken, Driss Basri, opstappen. Meer dan twee decennia lang was hij minister van Binnenlandse Zaken geweest. Hij was de voornaamste architect van de gevreesde binnenlandse veiligheidsdienst DST en de man die eigenhandig de bezetting en kolonisatie van de Westelijke Sahara leidde (4).
Toen Mohammed VI in 1999 de monarchie van zijn vader erfde, was alles netjes geregeld. Zijn vader Hassan II had daarvoor het systeem van ‘l’alternance politique’ bedacht. Voortaan kon Marokko zich de luxe veroorloven op geregelde tijdstippen verkiezingen uit te schrijven, die voor een nieuwe regeringsmeerderheid moesten zorgen. Dat kon nooit een probleem opleveren. Het Marokkaanse kiessysteem maakt het immers zo goed als onmogelijk dat één partij de lakens naar zich toetrekt. Bovendien is de koninklijke almacht stevig in de Marokkaanse grondwet verankerd. Grondwettelijk gezien is de Marokkaanse monarch niet alleen de ‘Amir al Mounine’, de opperbevelhebber van de gelovigen, hij heeft ook absolute beslissingsmacht. De Marokkaanse grondwet die in 1992 voor het laatst werd gewijzigd is een archaïsche tekst die de vorst absolutistische macht verleent. Volgens artikelen 24 en 25 benoemt de koning de eerste minister en de leden van de regering. En hij kan de regering op ieder ogenblik en naar eigen goeddunken ontbinden. De koning is als voorzitter van de ministerraad de facto ook regeringsleider. En de ministerraad is het enige regeringsorgaan in Marokko dat ook daadwerkelijk beslissingen neemt. In deze raad zetelen enkele raadgevers en topministers, die alle beslissingen alleen nemen. Het parlement heeft als enige bevoegdheid in te stemmen met de beslissingen van de raad. Zelfs belangrijke wetten zoals de ‘moudawana’ (de gezinscode, waarin ondermeer het statuut van de Marokkaanse vrouwen werd vastgelegd) werden op het paleis geschreven en daarna aan de regering en het parlement opgelegd.Op die manier worden in Marokko alle belangrijke politieke en sociaal-economische dossiers afgehandeld. Een Marokkaanse regering of ze nu geleid wordt door de leiders van de sociaal-democratische USFP (Abderrahmane Youssoufi 1998-2002), of door coalitieregeringen onder leiding van paleisfiguren als Driss Jettou (2002-2007) of vandaag Istiqlal-leider, Abbas al Fassi, voeren uit wat in het koninklijk paleis in besloten cenakel is beslist.
Koninklijke meerderheid, koninklijke oppositie
De stembusgang van 7 september had nauwelijks één verrassing in petto. Binnen- en buitenlandse mediacommentatoren hadden een verpletterende zege voorspeld voor de monarchistisch-islamistische partij PJD (Parti de la Justice et du Développement). Aangenomen werd dat de PJD goed had moeten zijn voor minstens een tachtigtal zetels. Die ‘islamistische’ vloedgolf is er niet gekomen. De PJD behaalt geen 80 maar 46 zetels en blijft daarmee ver achter de Istiqlal, die 52 zetels in de wacht sleept. Grote verliezer is de sociaal democratische USFP die 12 zetels moet inleveren en terugvalt op 38. (5) De nieuwe premier wordt Istiqlalleider Abbas al Fassi, die inmiddels een regering heeft gevormd waarin buiten de royalistisch-islamistische PJD voor zowat iedere partij plaats leek te zijn. Al Fassi gaat een vijfpartijenkabinet leiden van Istiqlal, Mouvement populaire, USFP, PPS en RNI. Ismail El Alaoui, de leider van de voormalige communistische Parti du Progrès et du Socialisme, vatte de verwachtingen van het Marokkaanse politieke establishment naadloos samen: “Ik hoop dat de nieuwe premier voor dezelfde aanpak zal kiezen als alle vorige regeringen, die sinds 1998 aan de macht zijn geweest.”
Daaraan zullen slechts weinige Marokkanen twijfelen: met of zonder verkiezingen, de politieke agenda wordt bepaald door het Paleis, ongeacht welke partijen er al dan niet in de regering zitten. Het Paleis heeft sinds Hassan II zijn regeringspartijen en zijn oppositiepartijen.
Sinds Hassan II in het begin van de jaren negentig geopteerd heeft voor een parlementair systeem in plaats van de brute dictatuur is er nog een andere constante: bij elke stembusgang kalft het aantal Marokkanen dat ook daadwerkelijk gaat stemmen verder af. In 1993 bij de eerste ‘vrije’ en ‘echt democratische’ verkiezingen vond 63% van de Marokkaanse stemgerechtigden de weg naar het stemhokje, in 2002 nog 52% en op 7 september 2007 een schamele 37%. Toch blijven de monarchie en de makhzen hun verkiezingscircus koesteren: de stembusgang van 7 september heeft de Marokkaanse schatkist de ronde som van 61 miljoen dollar gekost.
Inmiddels wijst de Ontwikkelingsorganisatie van de Verenigde Naties (UNDP) in haar jongste jaarrapport (2006) nogmaals op de catastrofale sociale balans die de Marokkaanse monarchie kan voorleggen: 19% van de Marokkaanse bevolking leeft onder de nationale armoedegrens, 2% van de Marokkanen moet overleven met één dollar per dag, 14,3% van de bevolking moet het rooien met 2 dollar per dag; 47,7% van de onderdanen van Mohammed VI kan lezen noch schrijven en 8,6% van de Marokkanen heeft het macabere vooruitzicht nooit de leeftijd van 40 jaar te zullen bereiken.
(Uitpers, nr 90, 9de jg., oktober 2007)
(1) Ahmed Benani, ‘Au Maroc, il ne peut y avoir de démocratie que Makhzénienne’, Lausanne, 9 september 2007.
(2) Le Matin du Sahara, 12 februari 2006.
(3) Eric Laurent, ‘Hassan II. La Mémoire d’un Roi’, Plon, Parijs, 1993, blz. 97.
(4) Op 27 augustus laatstleden overleed Driss Basri op negenenzestigjarige leeftijd in een ziekenhuis in zijn ballingsoord Parijs. Tot zijn laatste snik bleef hij zijn vroegere baas en opdrachtgever Hassan II trouw. Wat in Marokko bij vele oudgedienden van de ‘makhzen’ wellicht voor enige opluchting zorgde. Basri neemt een lading staatsgeheimen mee in zijn graf…
(5) Qua zetelverdeling is er nauwelijks sprake van enige spectaculaire verschuiving: grootste partij wordt de Istiqlal met 52 zetels (+ 4 in vergelijking met 2002). De ‘islamistische’ PJD (Parti de la Justice et du Développement) 46 zetels (+4); Mouvement populaire 41 zetels (+14) ; RNI (Rassemblement national des Indépendants) 39 (-4) ; Union socialiste des Forces populaires (USFP) 38 (-12) ;
Union constitutionnelle) 27 (+11) ; de voormalige communistische partij (Parti du Progrès et du Socialisme) 17 zetels (+6).