De meeste Vlaamse politici zijn na de gemeenteraadsverkiezingen van 13 oktober, geschokt door de lage opkomst, 63.6 %. Meer dan een derde van de ingeschreven kiezers maakte geen gebruik van zijn stemrecht – dat dus voorheen alleen als een plicht, met sanctie, werd gezien. Dan maar weer stemplicht invoeren? Of zal dat na een eerste schok wel beteren, die opkomst?
Even in buurlanden gaan neuzen. Eerst een kijkje op de opkomst van juni dit jaar bij de Europarlementsverkiezingen: globaal een opkomst van 50,7 %, al heel wat meer dan in 2014 toen het 42.6 was. Met dit jaar laagtepunten in Kroatië (21), Litouwen (29), Letland (34) en Bulgarije (34, maar daar waren tegelijk nationale parlementsverkiezingen).
In Nederland lag het in juni op 46 %. Dat is niet zoveel minder dan de 50.9 % bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2022. Dus, in Nederland spijbelt de helft van de kiezers voor wat nochtans verkiezingen dicht bij de burger heten te zijn, de lokale.
Iets gelijkaardig in Frankrijk waar kiezersopkomst de voorbije jaren voortdurend daalde, tot er ineens crisismomenten zijn die een opstoot geven. Bij de Europese verkiezingen van 9 juni dit jaar ging 45 % stemmen, wat niet zoveel minder was dan voor de nationale parlementsverkiezingen van 2022: amper 50.6 %: de helft stuurde zijn kat. Maar dit jaar, na de zeer onverwachte ontbinding van het parlement door president Macron, kwam ineens 66,7%. Toch nog een derde dat wegbleef. Alleen bij presidentsverkiezingen, veruit de belangrijkste, ziet men hoge cijfers: 78 % in 2022.
Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2020 ging slechts 44,6 % naar de stembus, een lage opkomst die werd toegeschreven aan de covid-epidemie. Zes jaar eerder was dat 62 %, toch nog altijd minder dan in Vlaanderen nu.
Deficit
Dat heet democratisch deficit, veel burgers die niets verwachten van hun mogelijke inbreng in een democratisch proces. Hoe zou dat komen? Misschien omdat zoveel burgers het wrange gevoel hebben dat zij noch hun gekozenen veel vat hebben op belangrijke beslissingen. Zelfs lokale, want er zijn de vele nationale en Europese bepalingen die het terrein danig inperken. De gekozenen draaien mee, met diverse accenten, in datzelfde neoliberale raderwerk waarin aandeelhouders belangrijker zijn dan kiezers.
Ik herinner me nog hoe ik in 1997 schrok bij het faillissement van Renault-Vilvoorde. Eurocommissaris Karel Van Miert veroordeelde die sluiting in alle toonaarden, “maar we staan machteloos”, zei hij. Lionel Jospin, leider van de Franse PS, stapte mee in een betoging in Brussel tegen die sluiting. Kort daarop werd hij premier van een staat die aandelen had in Renault. Maar ook Jospin was “machteloos”.
Na Renault volgden zoveel andere gevallen. De sluiting van Ford-Genk. Vandaag de sluiting van Audi-Vorst. En de gekozenen des volks zeggen dat ze machteloos zijn. Zullen we dan maar de directieraden van de grote bedrijven laten verkiezen?