Velen die al jaren actief zijn uit solidariteit met verschillende volkeren voelen zich moreel verplicht om nu de kant te kiezen van de Tibetanen. Dat gebeurt sinds enkele weken in het kader van een pr-campagne die wonderbaarlijke successen boekt, (1) onder een leus waar stilaan iedereen van gehoord heeft.
Free Tibet, wat houdt dat in?
Er zijn er die denken: een sprookjesrijk in de bergen (2) waar de bevolking vooral bestaat uit monniken, nonnen en diepgelovige herders, een oord van stilte en harmonie. Filmsterren en industriëlen kunnen er op retraite gaan als ze moeten uitblazen van de rat race. Daar worden ze gastvrij ontvangen en geen door Beijing gestuurde politie- of zakenman loopt hen nog voor de voeten.
Anderen hopen op een moderne economie van milieuvriendelijke bedrijfjes op boeddhistische grondslag.
Realistische blauwdrukken?
Wie zal er investeren in Free Tibet en met welke bedoelingen? Wie zal er de dienst uitmaken: de arme maar gelovige bevolking in democratische samenspraak met bonzen die intussen de feodale ideeën van hun voorgangers geruild hebben voor de managementstrategieën die ze opdeden in Amerika en in de hogere kringen van India?
Op hoeveel inspraak in dat toekomstige onafhankelijke bergstaatje mikken diegenen die nu zowel openlijk als in het geheim de International Campaign for Tibet onderhouden? Want in Duitsland, Groot-Brittannië, en nooit te vergeten, de Verenigde Staten zijn er politieke organisaties die, meestal met het geld van de belastingbetaler, de campagnes voor separatisme en boycot financieren, publiciteit en vrij baan geven of op zijn minst dulden.(3)
Free Tibet, is dat een internationale leuze die de niet te onderdrukken nationale vrijheidsdrang van het Tibetaanse volk onder woorden brengt? Heb je onder de Tibetanen dan niet verschillende groepen van mensen met zeer uiteenlopende verlangens, belangen en identiteiten? Welke feiten van de laatste vijftig jaar of zelfs van de laatste weken wijzen op een brede steun voor het separatisme onder de etnische Tibetanen? De beelden van incidenten zowel uit Tibet als uit andere Chinese provincies tonen beslist geen mensenmassa’s, maar kleine groepen die korte raids organiseren. Ook op 14 maart toen Lhasa in brand stond, deed de meerderheid van de bevolking niet mee, hoewel de politie precies datgene deed waarop de gewelddadige actievoerders hadden gerekend, namelijk passief blijven en aarzelen. Dat iedereen vroeg of laat een repressieve reactie vanwege de staat kon verwachten, is geen afdoende verklaring voor het uitblijven van een massale dagenlange opstand. Als de meeste Tibetanen voor onafhankelijkheid waren geweest hadden ze het dan wel laten zien. Diegenen die zich wilden opofferen waren er klaar voor en hadden zichzelf toch al getoond. Beijing had het zich absoluut niet kunnen veroorloven met grof geweld tekeer te gaan tegen tienduizenden betogers, nu de hele wereld en een eerste klas mondiaal propagandateam toekeken. Er is niet één onverdachte bron die over geloofwaardige argumenten beschikt om te bewijzen dat de bevolking ook Free Tibet wil. De publieke opinie in Europa en Amerika vraagt daar niet naar, verdoofd als ze is door het medialawaai van de internationale campagne.
Hoeveel Tibetanen zouden dat er zijn, die de veranderingen in hun leven van de voorbije dertig jaar en de toezeggingen vanwege de overheid voor de lange termijn zonder meer willen wegwerpen? De kloosters zijn gerestaureerd, de taal en de godsdienst worden onderwezen en bevorderd. De levensverwachting is op vijftig jaar tijd van 36 naar 67 jaar gestegen en alle herders en boeren zijn in het ziekenfonds. Je hebt nu ziekenhuizen en scholen in Tibet, instellingen die de lama’s gewoon niet nodig vonden vóór 1950. Het inkomen en het huizenbezit nemen toe. De sociale en economische ontwikkeling gaat gestaag vooruit. Wie zou dat alles willen ruilen voor een toekomst die zeker burgeroorlog zou meebrengen, waarschijnlijk armoede en misschien zelfs een terugkeer naar de feodale slavernij, weliswaar in een gemoderniseerde vorm?
Maar stel nou nog dat er een niet te negeren groep is van gewone Tibetanen die dromen van een onafhankelijk Tibet. Moeten progressieve wereldburgers hen steunen? Soms hopen gewone mensen inderdaad op verbetering van hun toestand door de afsplitsing van hun eigen regio van een groter geheel. Zij vergissen zich: niet alleen bezondigen ze zich aan een egoïsme waar uiteindelijk de collectiviteit geen belang bij heeft, maar het is ook een illusie te denken dat de rijke volks- of streekgenoten het openbare belang van hun ‘eigen volk’ echt voor ogen hebben. Het gebeurt vaak genoeg dat het voor de rijken en de machthebbers de beste of zelfs enige manier is om hun macht te behouden als zij een land laten uiteenvallen of in een land centrifugale krachten steunen. Een concreet voorbeeld: internationale bedrijven moeten winst maken, onder andere in China. Om die opdracht te vervullen moeten multinationals rekening houden met het overheidsbeleid of handig profiteren van de steun van politici en van openbare voorzieningen. Welke overheid kun je gemakkelijker aan: een nationale of een gewestelijke? Wat valt er beter te manipuleren: een staat van het formaat van China of een staatje ter grootte van pakweg Koeweit?
Er bestaan strijders die de provincie Tibet echt willen afscheuren van de rest van China. Het is een kleine groep maar blijkbaar een met wereldwijde contacten en friends in high places. Ze nemen zich voor hun leider de dalai lama desnoods tegen zijn zin mee te trekken in het avontuur. Wat zou hun plan zijn voor de andere inwoners van Tibet, de niet-boeddhisten, de niet zuivere etnische Tibetanen? En de provincies Gansu, Qinghai en Sichuan, waar monniken die tot hun strekking behoren relletjes hebben uitgelokt? Voegen ze van die regio’s delen bij dat nieuwe grote Tibet? Of ontstaat er een Tibetaanse variant van het zionisme: “alle Tibetanen zijn welkom in Lhasa en mensen van een andere afkomst mogen blijven als ze zich aanpassen”?
Bush, de Amerikaanse senaat, Sarkozy, Merkel en het Europese Parlement: allemaal maken ze reclame voor de dalai lama en zingen ze hun mantra tegen China. In het gezelschap van die verrassende bondgenoten lopen progressieve burgers en internetters mee. Zij lijken alleen nog te twijfelen aan de oprechtheid van de politici of vinden dat zelfs Bush zich te braaf opstelt tegenover Beijing.
Wie zegt dat het leven voor de gewone Tibetanen op alle vlakken verbeterd is, zeker door de hervormingspolitiek sinds 1978 (ook een verjaardag) krijgt de wind van voren. Tibet moet niet hebben van “wat de Chinezen allemaal geven”, “de Chinezen hebben in Tibet niets te zoeken”, wat DE Tibetanen willen is Free Tibet.
Het is natuurlijk mogelijk dat de westerse leiders het een keertje bij het rechte eind hebben of ditmaal bezield zijn met oprecht medeleven voor een ongelukkig volk.
Misschien is enige twijfel hieraan toch gerechtvaardigd door de lessen van de recente geschiedenis. Herinner u hoe het ging met Kosovaren, Koerden in Irak, Moejahedin. Het Westen steunt nationalistische bewegingen meestal uit eigenbelang en zet ze in als geducht wapen tegen zijn vijanden. Met China doen Amerika en co. tegenwoordig graag zaken, maar de Volksrepubliek is een vijand of op zijn minst een concurrent gebleven. De economische betrekkingen met Beijing hebben altijd een dubbel doel gediend: winstbejag en regime change, via tactieken die variëren van beïnvloeding tot ondermijning.
En de dalai lama zelf dan? Die wil toch geen onafhankelijk Tibet? Hij is voor echte autonomie binnen China, voor een vreedzame dialoog. Hij is alleen geïnteresseerd in de cultuur en het welzijn van zijn volk.
Zijn volk, is dat het volk waar hij toe behoort of waar hij de leider van is? Als hij toegeeft dat hij zich als leider beschouwt, is dat dan op politiek of op religieus vlak of op beide terreinen? De antwoorden zitten in een recente uitspraak van hem, een zeldzame kritiek op de Tibetanen die geweld gebruiken: “Als het zo verder gaat, moet ik misschien aftreden als politiek leider en alleen religieus leider blijven”.
Deze politieke leider is hoofd van een regering in ballingschap met een eigen vlag, die sinds de gewelddadige incidenten in Lhasa op 14 maart wappert op vele straathoeken en websites.
Waarom neemt een politicus die niet voor onafhankelijkheid is geen afstand van een leuze die op zijn minst voor vele interpretaties vatbaar is? Waarom veroordeelt een pacifist die op dialoog uit is, systematisch het geweld van de tegenpartij en probeert hij dat van zijn aanhangers nauwelijks in te tomen? Waarom staat hij toe dat zijn entourage steeds weer wilde geruchten verspreid over foltering, dodelijke slachtoffers en onderdrukking?
En wat maakt deze voorman die alleen het beste wil voor het volk en zijn cultuur, blind voor het feit dat Beijing al jarenlang in Tibet een voorkeursbehandeling geeft aan de godsdienst, de studie van de Tibetaanse taal en cultuur, het onderwijs, de gezondheidszorg en de economie?
Dirk Nimmegeers, red. China Vandaag (Vereniging België China)
(Uitpers, nr 98, 9de jg., mei 2008)
Voetnoten:
(1) De organisaties die de Olympische fakkelloop verstoren en in het Westen kunnen rekenen op een warme mediabelangstelling zijn zo trots op hun voorbereidingen en hun strategie dat ze het niet kunnen laten die gedetailleerd in kranten als de New York Times te ontvouwen.
Tibet Backers Show China Value of PRNYT 14 april 2008 http://www.nytimes.com/2008/04/14/business/media/14adco.html?pagewanted=2&_r=1
(2) Ik verzin het niet: de uitdrukking komt van een aankondiging op radio 1 van het programma The lost world of Tibet.
(3) Een journalist heeft in de bekende Canadese krant Globe and Mail, vol bewondering uiteengezet hoe knap de International Tibet Campaign de acties van 2008 maandenlang minutieus had voorbereid met de hulp van medewerkers van het Amerikaanse State Department, een denktank van de Duitse FDP en leden van het Europese parlement.
Doug Saunders: How three Canadians upstaged Beijing; Globe and Mail 29.03.2008.