Binnenkort komen de Belgen tweemaal kort na elkaar op straat om te protesteren tegen de dreigende oorlog tegen Irak: de eerste keer op 10 november, de tweede keer op 17 november. De vredesbeweging is blijkbaar verdeeld. Niemand is gelukkig en gediend met deze verdeeldheid en verwarring die dat teweeg brengt. Maar ik vrees dat de verdeeldheid op dit moment onvermijdelijk is en niet gemakkelijk op te lossen. Een en ander heeft zijn voorgeschiedenis en een materiële en politieke grond.
De unieke Belgische situatie.
Ten eerste wordt het maatschappelijk middenveld (zoals men dat noemt) sterker dan in gelijk welk naburig land gedomineerd door enkele grote NGO’s en de vakbondstop. Zij hebben tot op heden voor een groot deel een monopolie op de mobilisatie. Wil je in België veel volk op de been, dan moet je klassiek via hen passeren. De Witte Mars is hier de uitzondering die de regel bevestigt. De mobilisatie van de achterban of het doelpubliek wordt begrijpelijkerwijze door de respectievelijke toppen van de NGO’s en de vakbonden haarscherp in de gaten gehouden en gecontroleerd. Dat de interne democratie daarmee meestal met de voeten wordt getreden is genoegzaam bekend. De politieke visie van deze respectievelijke toppen sluit zeer nauw aan bij het denken van centrumpartijen als de groenen, de sociaal-democraten, de ACW-vleugel van de CD&V, Spirit. Deze gemeenschappelijke opstelling wordt nog eens versterkt door het feit dat vakbonden en bepaalde NGO’s hetzij structurele, hetzij personele banden hebben met één van die partijen. Dat wil niet zeggen dat de respectievelijke NGO’s en vakbonden aanhangingwagens zijn van de genoemde partijen – sommigen zijn dat wel – maar dat van een echte autonomie nauwelijks sprake is en dat recuperatie veel gemakkelijker is in België dan in de buurlanden.
Deze verstrengeling heeft op dit moment in België een bijzonder karakter door het feit dat groenen en sociaal-democraten mee in de meerderheid zitten. Dat is het tweede punt. De neiging van de politieke partijen om het maatschappelijk middenveld te recupereren en de neiging van dat gemonopoliseerd middenveld om de partijen niet te veel voor het hoofd te stoten is dan ook heel groot in een dergelijke situatie. We maken het de laatste tijd mee dat partijen tegen zichzelf gaan betogen. Dat is niet alleen zielig maar ongelofelijk verwarrend en bedrieglijk voor het brede publiek. Op 19 oktober 2001 (Eurotop in Gent) liepen de groenen vrolijk mee in de stoet, die o.a. in het teken stond van de oorlog tegen Afghanistan, terwijl de regering binnen ‘groen’ licht gaf voor de oorlog. Verhofstadt moet dit schitterend gevonden hebben. Na de rebelse parade bij het begin van de Gentse Feesten (een alternatieve stoet op initiatief van Attac Gent) reageerde Verhofstadt enthousiast: dat zou hij als jongere zeker ook gedaan hebben. Als politiek en politieke acties herleid worden tot folklore zijn we ver van huis.
Een derde punt dat de zaken vertroebelt is de halfslachtige opstelling van onze regering i.v.m. de oorlog. In Groot-Brittannië is het duidelijk: Blair is oorlogszuchtig en steekt dat niet weg. Hij komt openlijk uit voor zijn doelstelling: een nieuw regime installeren in Bagdad met behulp van militair geweld. Dat is ondubbelzinnig en in zo’n context is een platform eerder bijkomstig omdat het sowieso frontaal tegen de regering is gericht. Bij ons ligt dat helemaal anders. Een vaag platform neemt geen afstand van onze regering en van Europa en zal zeer gretig gebruikt worden om de politieke partijen en zelfs de regering een vredesimago te verschaffen, terwijl ze uiteindelijk toch ten oorlog zullen trekken, of minstens niets ernstig zullen ondernemen om hem te stoppen.
Je kan de situatie ook samenvatten als volgt. De groene, pacifistische achterban wil een duidelijk neen tegen de agressie van de VS, sluit elke oorlogsinspanning uit en verwerpt de wapeninspecties als een overtreding van de soevereiniteit. Een groene volksvertegenwoordiger die nog totaalweigeraar is geweest is het daarmee eens, behalve van de wapeninspecties, want ‘die kunnen een oorlog eventueel nog voorkomen’. Hij verzet zich uitdrukkelijk tegen elke militaire inspanning, zoals hij dat ook gedaan heeft met de wapenverkoop aan Nepal. Hij zal dan ook prominent aanwezig zijn op de betoging van 17/11. Die van 10/11 is te radicaal in zijn ogen. Zijn partijvoorzitter die ook mee zal betogen, is het in principe met hem eens, maar stelt dat er in de meerderheid andere ideeën daarover bestaan en dat dit geen val van de regering waard is. De premier uiteindelijk is het in principe eens met de groenen, maar stelt dat alles moet bekeken worden in het kader van de EU, dat België het zich niet kan veroorloven om cavalier seul te spelen.
Het is dan nogal voorspelbaar welke beslissing er uiteindelijk zal genomen worden en wie er gerold zal worden. Het staat iedereen vrij zich te laten rollen, maar ik wil dat niet: met alle Nepalezen, maar niet met den dezen.
Er is nog een vierde factor die de zaken mee op de spits drijft. De politieke linkerzijde wordt in België gedomineerd door één partij met een revolutionair programma, de Partij van de Arbeid (PVDA). In landen als Italië en Spanje bestaat een belangrijk onderdeel van de radicale linkerzijde ook uit heel wat lokale groeperingen en centra met anarchistische inslag. Deze zijn hier zwak vertegenwoordigd. Je hebt dus aan de ene kant een gematigde vleugel die heel dicht staat bij centrumpartijen en aan de andere kant een radicale vleugel waar een revolutionaire partij zwaar doorweegt. Dat betekent dus een sterke polarisatie, sterker dan in gelijk welk andere West-Europees land. In die context dromen van een gemakkelijke eenheid is illusoir. Die polarisatie zit ook psychologisch heel diep en leidt tot merkwaardige toestanden. Zo zijn er heel wat mensen die tegen het platform van de 17de zijn maar zich eigenlijk terugvinden in dat van de 10de, terwijl ze tezelfdertijd heel hard tegen de betoging zijn van de 10de. Met argumenten heeft dat niets te maken, wel met passionele aversie tegen een politieke partij. Ik heb in dat verband bij de tegenstanders van de 10de nog geen enkel inhoudelijk argument gehoord tegen het platform van de 10de. Dat is op zijn minst gezegd ook een zeer merkwaardig feit. Sommigen schakelen de initiatiefnemers zelfs gelijk met de PVDA. Dat is minstens zo simplistisch als stellen dat de NGO’s of vakbonden eenvoudige verlengstukken zouden zijn van de centrumpartijen (zie hoger).
Hoe dan ook, eenheid van bovenaf bewerkstelligen lijkt me niet snel haalbaar, hoewel daar ook werk moet van gemaakt worden. Ik ben daarom sterk voorstander van dialoog tussen beide kampen, op voet van gelijkheid, om te streven naar een gemeenschappelijk platform zodat ze voor elkaars betoging kunnen oproepen. Dat zou al een hele stap vooruit zijn.
Toch zal de eenheid eerder van onderaf moeten georganiseerd worden. Bij de leiding van wat ik gemakshalve het ‘gematigde’ en het ‘radicale’ kamp noem, is er momenteel geen grote bereidheid te bespeuren tot eenheid. Bij individuen of lokale groepen speelt die polarisatie veel minder. Je ziet dan ook dat bepaalde organisaties voor beide betogingen oproepen, of dat andere lokale kernen van grote NGO’s of van de vakbonden voor de 10de en niet voor de 17de oproepen. Dat was ook zo bij de betoging van de 14de december 2001 (tegen de Eurotop van Laken). Volgens mij moet de eenheid daarom aan de basis gerealiseerd worden. Dat zal een langdurig en moeizaam proces zijn, maar het zal nu eenmaal niet anders lukken, denk ik.
Eenheid kan enkel maar op basis van een ernstig platform
Het hoofdargument dat tegen het ‘radicale’ kamp wordt gebruikt is dat ze de eenheid en dus de grote mobilisatie zouden opofferen aan hun grote gelijk, aan de zuiverheid. Dat argument wordt m.i. lichtzinnig gebruikt. Het verleden kan hier heel wat leren. In de winter van 1990 was er een vergelijkbare discussie binnen de vredesbeweging over het embargo tegen Irak. Toen waren er ook twee kampen. In het gematigde kamp waren er die het embargo niet echt zagen zitten, maar omwille van het brede front werd het toch aanvaard als ordewoord. Het radicale kamp kreeg toen net als nu het verwijt van het grote gelijk, de verdeeldheid, enz. Ik ben toen naar Irak gereisd en daar vertrokken tien dagen voor de bombardementen begonnen. Ik bezocht er (stokoude) paters Redemptoristen, politiek niet geschoold. Ik vertelde hen dat de vredesbeweging tegen de oorlog was, maar voor het embargo. Zij konden dat niet geloven. Zij vonden dat standpunt grof en waanzinnig. Dat was het en meer nog, het was een moorddadig standpunt, zoals achteraf is gebleken. Toch werd het ingenomen mede omwille van de ‘eenheid’ en van het streven naar een zo breed mogelijk front. Ook toen kreeg ik het verwijt van de zuiverheid te willen na streven, het grote eigen gelijk en dat ik me voor de kar liet spannen … Mensen die toen in een breed front betoogd hebben vóór het embargo – dat de VN-verantwoordelijke voor het humanitaire programma, Dennis Halliday vandaag omschrijft als "genocide" – dragen een zware verantwoordelijkheid voor de anderhalf miljoen doden.
De conclusie die ik daaruit trek, is dat een correct platform de basis is van alles, belangrijker nog dan de overwegingen van een zo breed mogelijk front. Dat heeft niets met het grote gelijk te maken of met zuiverheid. Het is gewoon de essentie van waaruit moet vertrokken worden. Sommigen stellen dat de het platform van de 17de een compromis is terwijl dat van de 10de de uiting is van gelijkgezinden. Dat is niet correct. Het platform van de 10de is evengoed een compromis, of beter, het is een minimumplatform. Sommige initiatiefnemers willen duidelijk verder gaan dan het huidige maar doen het niet omwille van de samenwerking en om een brede basis te verwerven. Het is dus helemaal niet gericht op de kleine kern superovertuigden. Wel breekt het duidelijk met de centrumpartijen en wil deze daar ook geen legitimiteit mee verschaffen. Tegenstanders, die zichzelf progressief noemen, moeten maar eens uitleggen wat in het platform van de 10de niet verteerbaar is, waarom ze het niet willen ondertekenen en waarom ze absoluut niet naar de betoging van de 10de willen komen.
Tweemaal van hetzelfde?
Er wordt aangevoerd dat de nieuwe ordewoorden van de 17de nauwelijks nog verschillen van die van de 10de. Zeer zeker, er is een opvallende verschuiving geweest. Plots kon er wel heel wat bewegen. En dat is een heel positieve zaak en een gunstige evolutie. Hier past al de opmerking dat zonder het initiatief van de 10de deze verschuiving wellicht nooit tot stand was gekomen, zeker niet zo sterk. En ook dat er bijna zeker geen betoging zou geweest zijn vóór het uitbreken van de oorlog. Er was geen enkel signaal in die richting, integendeel. De signalen waren eerder van die aard dat er (omwille van ook praktische redenen: te kort na de 11.11.11-campagne en Bomspotting) pas na het uitbreken van de oorlog een grotere betoging voorzien was. Pittig detail hierin is dat de betoging van de 10de gepland werd in het weekend van 5-6 oktober. De dag nadien kwamen de initiatiefnemers van het andere platform samen. Zij waren die dag op de hoogte dat er de 10de een betoging was gepland. Ik weet waarover ik spreek, omdat ik de boodschapper was. Maar goed, dat is het verleden. Punt is in elk geval dat er misschien bij heel wat basismilitanten wat verwarring is, een verwarring die zoals ik boven aangaf, onvermijdelijk is gezien de Belgische context. Maar, en dat lijkt me veel belangrijker, er is een discussie losgebarsten, zoals nooit tevoren. Een discussie die fundamenteel is en wel over twee zaken. Ten eerste de vraag van wat nu de hoofdbedreiging is voor de wereldvrede en ten tweede of de klassieke manier van mobiliseren d.m.v. de geschetste monopolies nog langer zinvol is.
Op basis van de recente verschuivingen bij de ordewoorden van de 17de minimaliseren velen het onderscheid tussen beide aangekondigde manifestaties. Dat is verkeerd. De hoofdboodschap van beide betogingen zal absoluut niet dezelfde zijn. De hoofdschap van een betoging, zowel bij de aanwezigen als bij het publiek (via de media) wordt niet alleen bepaald door de ordewoorden, maar ook door de prominente aanwezigen (politici), de sprekers bij de slottoespraken, welke delegaties (groepen) de betoging kleuren (vaak letterlijk met de kleur van de vlaggen). De hoofdtoon van de 10de ligt 1) op de dreiging die uitgaat van de nieuwe brutale en op oorlog gerichte overheersingpolitiek van de VS en van het feit dat de Europese Unie schoorvoetend volgt, 2) in het verlengde daarvan de afbraak van democratische rechten ook bij ons, 3) steun aan het verzet van derdewereldlanden (Palestina, Irak) tegen deze nieuwe koloniseringdrift. De hele betoging zal dat uitstralen. Welnu, geen enkel van die drie aspecten vind je expliciet terug bij de nieuwe ordewoorden, laat staan in het platform van de 17de. Bovendien wordt de cruciale kwestie van de wapeninspecties opengelaten. Het is precies deze kwestie die de VS en de EU zullen gebruiken om de publieke opinie opnieuw te overtuigen van de noodzaak van de oorlog.
Het platform van de 10de blijft al bij al braaf t.o.v. de VS en de EU. Het is ook heel ‘Westers’: we willen de volkeren uit de Derde Wereld wel beschermen en we eisen gerechtigheid en vrede, maar we komen niet op voor hun verzet (toch niet expliciet of duidelijk). Dat geeft de indruk dat we de derdewereldmensen tof vinden zolang het sukkels en slachtoffers zijn, en ze onze hulp dankbaar aannemen. Maar o wee als ze in opstand komen en zich organiseren en dus onze hulp bijkomstig wordt. Dan vinden we dat hun leiders niet meer deugen, dat ze de verkeerde methoden gebruiken, dat hun ideologie niet zuiver genoeg is, enz. Geldt niet vaak hetzelfde met onze houding t.o.v. de migranten? Denk maar aan de hele stemmingmakerij, ook in progressieve kringen, tegen Dyab Abou Jahjah. Tenslotte zal de prominente aanwezigheid van politici uit de meerderheid de betoging van de 17de heel sterk kleuren, zeker in de media.
Doorbreken van het carcan
Als je al die zaken op een rijtje zet kan je met vrij grote zekerheid voorspellen dat beide betogingen fundamenteel zullen verschillen van karakter. Maar de belangrijkste reden waarom beide betogingen zo zullen verschillen, is de manier waarop gemobiliseerd wordt. Die van de 17de zit in het klassiek stramien: de top van de grote organisaties neemt het initiatief (of niet, of zwak), meestal vanuit Brussel en via de eigen sterk uitgebouwde kanalen. De rest, de achterban volgt dan wel. Mobilisatie van bovenuit, heet zoiets. De basis wacht op de orders van de top. Moeten we daar niet stilaan mee breken? Wordt het niet tijd dat de basis zelf meer het initiatief gaat nemen en mee de orders bepaalt, dat er meer vanuit het lokale vlak wordt gewerkt? De kwestie van de democratisering van de grote organisaties zal zich meer en meer opdringen. Die van de actieve participatie van de basis evenzeer. Het is trouwens zoals gezegd, de enige manier waarop de eenheid op een duurzame basis zal kunnen opgebouwd worden: van onderaf. Vroeg of laat zullen de toppen van de grote organisaties dat inzien. Zoniet zullen er ongetwijfeld scheuren ontstaan of zullen ze hun achterban kwijtspelen. Het is een één van de grote uitdagingen voor de nabije toekomst.
Tot slot
Los van de grote verschillen is het uiterst dringend geworden om zo snel mogelijk de straat op te gaan. Er is geen week meer te verliezen. Daarom ook roep ik iedereen op om massaal de 10de op straat te komen om de agressie van de US te stoppen. Ik roep verder op voor een dialoog tussen beide coördinaties om te streven naar een gemeenschappelijk platform. Tenslotte roep ik iedereen op om de discussies inhoudelijk te voeren en niet op basis van aversies tegen deze of gene groep of persoon.
(Uitpers, nr. 35, 4de jg., november 2002)