In de rubriek “Opinie en discussie” op de website van Uitpers is er op 21 september een recht van antwoord gepubliceerd van Ludo de Witte. Dat slaat op mijn bespreking van zijn boek “Moord in Burundi”, die op 14 september in de rubriek “Boeken” verschenen is. In zijn tekst verspreidt De Witte op een beledigende toon informatie, die niet met de waarheid strookt en mijn integriteit als auteur in twijfel trekt. Ik wil daarop reageren.
Laat ik voor de duidelijkheid eerst twee zaken vermelden. Ten eerste over de recensie zelf. Ik heb een bespreking geschreven over een boek, zoals ik dat geregeld doe voor Uitpers. Ik heb dat met enige kennis van zaken gedaan, omdat ik de auteur ben van een boek over hetzelfde onderwerp, “De moord op Rwagasore, de Burundese Lumumba”, verschenen in 2011 [Uitgeverij EPO, Berchem, nvdr]. In de recensie wijs ik eerst op de sterke, daarna op de zwakke punten. Onderbouwd met inhoudelijke argumenten. Kritisch, zoals het hoort in een recensie. Dat heb ik de voorbije twee jaar op de website van Uitpers ook voor andere boeken gedaan. De bespreking is dus ver van een “aanval”, waarop De Witte met een recht van antwoord meent te moeten reageren.
Ten tweede wil ik erop wijzen wat de bedoeling was van mijn boek. Ik citeer uit de inleiding : “Het boek steunt op het archief van de federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken. Het is geschreven aan de hand van de documenten die daar opgeslagen zijn, gaande van brieven, telexen en telegrammen, over proces-verbalen van verhoren en processtukken, interne nota’s allerhande en rapporten van de Staatsveiligheid, tot artikelen uit uiteenlopende media en krantenknipsels. “De moord op Rwagasore, de Burundese Lumumba” is een poging om de schat aan informatie te ontsluiten die in het tot voor kort voor buitenstaanders ontoegankelijke archief opgeborgen zit”.
De Witte noemt mijn boek in zijn recht van antwoord een “rommeltje”. Hij beweert dat ik geen eigen onderzoek verricht heb maar steun op secundaire bronnen als bv. “een reeks notities en losse documenten” van een diplomaat, “naast enkele documenten geplukt van het internet”. Niets is minder waar. Wie er de moeite neemt om het boek te raadplegen merkt dat meteen. Dat is des te duidelijker in de Franse vertaling van het boek “L’assassinat de Rwagasore, le Lumumba Burundais”, in 2012 uitgegeven in Bujumbura. Daarin heb ik uitvoerig citaten opgenomen uit de bijna uitsluitend Franstalige documenten in het archief. De Witte gaat dus uit van een veronderstelling, die ik alleen als een hersenspinsel kan bestempelen, en die hij als een feit aan de lezer voorschotelt. Op de keper beschouwd kun je stellen dat zijn manier van doen een schril licht werpt op zijn werk. Moet je immers niet de vraag stellen of zijn andere bevindingen op dezelfde manier al dan niet onderschraagd zijn?
De Witte verwijt me ook dat ik in de loop der jaren “drie verschillende versies van zijn kijk op de Belgische rol in de moord“ verwoord heb. Hij vergist zich. In artikelen die op de website van www.mo.be verschenen zijn, breng ik nieuwe elementen aan, informatie waarover ik niet beschikte bij de publicatie van mijn boek. Vanzelfsprekend houdt dat aanvullingen of bijstellingen van je conclusies in. Een man als De Witte, die zich beroept op zijn wetenschappelijke renommée, kan daarom niet rouwig zijn.
“Het stond gedegen onderzoek in de weg” schrijft De Witte ook over mijn boek, want “na de publicatie van zijn boek heeft een gealarmeerde ambtenarij op het departement Buitenlandse Zaken immers een nieuwe ‘opkuis’ van de archieven verricht”. Als dat inderdaad gebeurd is, dan ligt de verantwoordelijkheid daarvoor uiteraard bij de archiefdienst, de federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken en de verantwoordelijke minister. Het is aberrant om ze in mijn schoenen te schuiven.
Ten slotte stelt De Witte: “Op die manier speelt Guy Poppe natuurlijk in de kaart van die elementen in het establishment die een opening van zaken in deze afwijzen”. Ik citeer nogmaals uit mijn boek: “Net als bij het lot dat Lumumba ondergaan heeft, is België evenmin vrij te pleiten wat de dood van Rwagasore betreft… Ook in het geval van Rwagasore is er een – grotendeels niet uitgespitte – Belgische connectie. Hoe dan ook is er sprake van verantwoordelijkheid of betrokkenheid, zonder dat ik me goed genoeg geplaatst voel om daarbij het juiste adjectief te zetten. Zeker is dat het gerecht tekortschiet in de onderzoeksdaden die het stelt of vooral niét stelt. Zo toetst het een schat aan informatie over de achtergrond van de moord niet op zijn waarheidsgehalte. Je kunt er niet aan voorbij dat de Burundese justitie, op dat moment volledig in Belgische handen, alles wat Belgen impliceert, het doet er niet toe of ze in het moederland dan wel in Burundi actief zijn, zorgvuldig toedekt. En er zijn te veel aanwijzingen om er zomaar vanuit te gaan dat al die sporen nergens naartoe geleid zouden hebben.”
Na de publicatie van het boek heb ik herhaaldelijk gepleit voor de oprichting van een parlementaire commissie. Een laatste keer doe ik dat in de recensie zelf maar eerder was er op de site van MO* te lezen : “Het meest voor de hand liggende forum is een parlementaire onderzoekscommissie, naar het model van de commissie-Lumumba. Het is hoog tijd om tot de oprichting over te gaan.” Het is absurd om te stellen dat mijn boek in de kaart speelt van wie er geen klaarheid geschapen wil zien rond de moord op Rwagasore, de allereerste premier van Burundi, die enkele weken na zijn verkiezing, op 13 oktober 1961, nog voor zijn land onafhankelijk wordt, vermoord is.
Het valt te betreuren dat de discussie over de rol van België bij de moord op Rwagasore op deze manier moet wijken voor wat niet eens het etiket polemiek verdient. De ontsluiting van het archief van Buitenlandse Zaken over de zaak had de aanzet kunnen vormen tot verdere opheldering. Jammer genoeg is de discussie verzand en uitgedraaid op de aantasting van mijn beroepseer, die ik niet over mijn kant kan laten gaan.