Een studie van het Pentagon van 13 Augustus (ll.) weerspiegelt de bezorgdheid van de regering over het feit dat China zijn militaire macht aan het uitbreiden is op een manier die “de mogelijkheid voor Amerikaanse oorlogsbodems om te opereren in internationale wateren buiten de kust zou kunnen beperken”, zo meldt Thom Shanker in de New York Times. Met ‘de kust’ wordt die van China bedoeld.
Stel je voor dat iemand zou voorstellen de militaire macht van de VS uit te schakelen omdat die ‘de mogelijkheid van Chinese oorlogsbodems om te opereren buiten de Amerikaanse kust’ belemmert. Verder is Washington bezorgd dat ‘het gebrek aan openheid van China over de groei, capaciteiten en intenties van het (Chinese) leger een bron van instabiliteit is in deze voor de wereld zo vitale regio.’
Helemaal in contrast hiermee is de VS zeer open over zijn intenties om vrij te opereren in deze vitale regio rond China (en overal elders). Het schreeuwt die enorme capaciteit zelfs van de daken met een aangroeiend budget dat grosso modo overeenkomt met dat van de rest van de wereld samen, met honderden basissen over de hele wereld en een enorme voorsprong op gebied van vernietigings- en overheersingstechnologie.
Het gebrek aan begrip van China voor deze nette regels van internationale beschaving wordt verder geïllustreerd door de Chinese bezwaren tegen de Amerikaanse plannen om het geavanceerde met kernenergie aangedreven vliegdekschep George Washington deel te laten nemen aan maritieme oefeningen enkele zeemijlen buiten de Chinese kust, met de capaciteit om Beijing te raken.
Het Westen daarentegen begrijpt dat dergelijke Amerikaanse manoeuvres dienen voor de verdediging van zijn stabiliteit en veiligheid. De term ‘stabiliteit’ moet hier begrepen worden in zijn technische betekenis: overheersing door de VS. Dit woordgebruik is zo routine dat het niet eens opvalt. Niemand spitst dus de wenkbrauwen wanneer een gerespecteerde analist, gewezen hoofdredacteur van Foreign Affairs, uitlegt dat, om ‘stabiliteit’ te bereiken in Chili in 1973, het nodig was het land te ‘destabiliseren’ – door de verkozen regering van Allende omver te werpen en de dictatuur van Pinochet te installeren die overging to slachtpartijen en folteringen en een international terreurnetwerk opzette dat gelijkaardige regimes in de regio in het zadel hielp, allemaal met de steun van de VS in het belang van ‘veiligheid en stabiliteit’.
Het is dus ook routine om te erkennen dat de VS voor zijn veiligheid absolute controle nodig heeft. Die premisse stond in een geleerde commentaar in het eerste boek over de roots van de doctrine, de preventieve oorlog van George W. Bush, van de befaamde historicus van Yale University, John Lewis Gaddis.
Hij legt het werkingsprincipe uit dat expansie het pad naar veiligheid is, een doctrine die hij bewonderend toeschrijft aan de grandioze strateeg John Quincy Adams, de intellectuele auteur van de Manifest Destiny. Als Bush waarschuwt dat “Amerikanen bereid moeten zijn om preventieve actie te ondernemen om onze vrijheid en onze levens te verdedigen, dan weergalmt een oude traditie eerder dan een nieuwe doctrine”, aldus Gaddis, waardoor principes worden herhaald die “Adams en Woodrow Wilson goed zouden hebben begrepen”.
Hun opvolgers hebben dat inderdaad goed begrepen. Clinton bijvoorbeeld had een doctrine die stelt dat “de VS militaire middelen mag inzetten om ongehinderde toegang te verzekeren tot essentiële markten, energievoorraden en strategische hulpbronnen”, zonder dat hij de voorwendsels genre Bush nodig vond. De VS moeten dus enorme militaire troepen ‘voorwaarts ontplooien’ in Europa en Azië om “de publieke opinie te controleren” (volgens Clintons Minister van Defensie William Cohen). Dit ontwerp van permanente oorlog (van Clinton) is een nieuwe strategische doctrine, aldus historicus Andrew Bacevich, die later werd overgenomen door Bush en Obama.
Die vroegere traditionele doctrine is verstaanbaar. Zoals iedere maffiapeetvader weet, kan zelfs het kleinste verlies van controle aanleiding geven tot het uiteenvallen van een systeem van overheersing omdat anderen dan verleid worden een zelfde weg op te gaan. Dit kernprincipe van macht wordt op andere plaatsen ook ‘dominotheorie’ genoemd als erkenning van het bestaan van een ‘virus’ van succesvolle onafhankelijke ontwikkeling dat ‘besmetting’ kan veroorzaken en daarom vernietigd moet worden door mogelijke slachtoffers van deze plaag ‘in te enten’, gewoonlijk met brutale dictaturen.
Nog volgens deze studie van het Pentagon breidt China zijn militair budget uit tot ongeveer één vijfde van wat het Pentagon besteedde aan de oorlogen in Irak en Afghanistan wat dus slechts een fractie van het volledige Amerikaanse militaire budget is. Hun bezorgdheid is dus inderdaad begrijpelijk als je uitgaat van de premisse dat de VS onbetwistbare macht over de wereld moet hebben met militaire en economische suprematie terwijl het land er voor zorgt dat eender welk gebruik van soevereiniteit dat zich met dit mondiaal plan gaat bemoeien aan banden wordt gelegd.
Dit is de uitvoering van de principes die werden vastgelegd door de hoogste planners en experts van het buitenlands beleid tijdens WO II toen ze het kader voor de wereld na de oorlog ontwierpen. De VS zou de baas zijn over een ‘Grand Area’ die minstens het Westers halfrond, het Verre Oosten en het voormalige Britse imperium zou omvatten én vooral de cruciale energiebronnen van het Midden-Oosten. Toen Rusland het nazi-leger begon in de pan te hakken vanaf Stalingrad, waren de doelstellingen van de Grand Area al uitgebreid tot het grootste deel van Eurazië en zeker tot zijn economische kern in West-Europa. Men besefte goed dat Europa ook zou kunnen kiezen voor een onafhankelijke koers, misschien volgens de Gaullistische visie op een Europa van de Atlantische kust tot het Oeral-gebergte. Onder meer om die dreiging tegen te gaan werd de NAVO opgericht.
Deze kwestie blijft actueel nu de NAVO wordt uitgebreid tot een door de VS beheerde interventiemacht met de specifieke verantwoordelijkheid de essentiële infrastructuur van het mondiale energiesysteem te bewaken, waar het Westen van afhangt. De controle over de wereld is echter geen eenvoudige zaak, zelfs voor een staat met een macht zonder historisch precedent zoals de VS. We komen daar op terug …
Noam Chomsky, 15 september
(Vertaling: door Lode Vanoost)
(Uitpers nr. 125, 12de jg., november 2010)