In de Belgische pers bestaat Suriname niet, behalve als – dixit De Morgen – een drugshandelaar president wordt. Dan wordt de ex-Nederlandse kolonie ineens wereldnieuws. Wie is (was) toch die Bouterse? Een wakaman, een opportunist, een demagoog, een machtswellusteling, een wolf in presidentskleren, een Latijns-Amerikaanse caudillo of een bekeerde drugshandelaar, een verkondiger van Gods Bazuin en een Messias voor Suriname? Bouterse is zonder twijfel de meest omstreden figuur van de post-koloniale Surinaamse geschiedenis.
Sportinstructeur
Domburg, een stil dorpje aan de Surinamerivier 25 km ten zuiden van Paramaribo. Daar werd op 13 oktober 1945 Bouterse geboren. Vierenzestig jaar later moet hij daar terug naartoe, maar dan als beklaagde in het proces rond de decembermoorden. Desi Delano was een moksi, een volksjongen van gemengd bloed: Creools met Indiaanse roots. Desi werd in Suriname gevormd door de Tilburgse fraters van het Bonifaciuscollege in Paramaribo. In 1968 vertrekt hij naar Nederland waar hij zijn militaire dienstplicht vervult. Nadat zijn dienst erop zit, meldt hij zich aan bij de Koninklijke Militaire School in Weert. Daar wordt hij onderofficier.
Bouterse blijkt een uitstekende sporter en wordt gekozen tot leider van het basketbal- en voetbalteam. In die periode schopt hij het tot sportinstructeur. In 1970 trouwt hij met Ingrid Figueira die hij als tiener al kende. Uit dit huwelijk worden twee kinderen geboren: Peggy en Dino. Kort na zijn huwelijk vertrekt Bouterse naar Seedorf, een Nederlandse militaire basis in Duitsland.
In november 1975 keert hij terug naar Suriname, dat kort daarop onafhankelijk wordt. Hij had ‘een koffer vol initiatieven’ bij zich, zoals de meesten van zijn collega’s die het nieuwe Suriname wilden helpen opbouwen. Maar er was meer: namelijk een interessant loonzakje want de Nederlandse militairen die tot de Surinaamse krijgsmacht (SKM) toetraden, kregen een zeer behoorlijke financiële aanvulling. Bouterse was toen één van de ongeveer duizend militairen van de SKM, onder leiding van kolonel Elstak, die na de onafhankelijkheid de Nederlandse Troepenmacht in Suriname (TRIS) verving.
Het liep algauw fout binnen de SKM. De grote salarisverschillen tussen verschillende categorieën van onderofficieren waren een voortdurende bron van ergernis. Dienstplichtige militairen ontvingen voor hetzelfde werk minder dan de beroepssoldaten. Ernstige loonverschillen bestonden er ook tussen de militairen die, zoals Bouterse, in Nederland in dienst waren, maar bij de srefidensi (onafhankelijkheid) naar Suriname terugkeerden en daarnaast TRIS-militairen die vóór de onafhankelijkheid in Suriname waren en tot de SKM toetraden. Ze kregen hetzelfde loon, maar de laatste groep kreeg nog steeds de aanvulling die ze ook vóór 1975 kreeg.
Wakaman
‘Wij probeerden herhaaldelijk te praten met de militaire leiders. Maar zij hadden geen begrip voor de huidige situatie. Dat was kort voordat driekwart van het leger zich niet bekommerde om zijn taken. Het moreel zonk weg. De ene persoon begon broodjes te maken, de andere iets anders. Naast het leger hadden wij allen onze eigen business. Ik begon met een redelijk grote kippen- en varkenskwekerij. Dat betekende een extra inkomen,’ vertelde sergeant Desi Bouterse aan de Nederlandse journalist Willem Oltmans. (1)
Met deze beschrijving van zijn ‘nevenactiviteiten’ beantwoordt Bouterse perfect aan de kenmerken van wat men in Suriname een wakaman noemt. Het is in het Sranan Tongo een samentrekking van het werkwoord ‘waka’ (lopen) en ‘man’. De eigenlijke betekenis is dus die van zwerver. Van Dale noemt het ‘iemand die stoer rondloopt en zijn inkomsten verwerft door te hosselen’. Of anders gezegd: inventief scharrelen om te overleven. Het lijkt wel een samenvatting van Bouterses biografie. Bovendien was deze sportieve volksjongen niet op zijn mondje gevallen. Zijn spreekvaardigheid en demagogische kwaliteiten zullen hem in zijn verdere loopbaan nog vele diensten bewijzen. Bovendien waren Bouterse en de meeste SKM-jongens ‘verwesterd’: ze hadden mee geproefd van de welvaartsstaat van de ‘golden sixties’ én van de democratiseringsgolf die, onder invloed van mei ’68, ook in het Nederlandse leger haar sporen had nagelaten.
Al in 1976 ontstond er onrust in het lager militaire kader van het SKM dat, naar het Nederlandse model, al dadelijk een belangenvereniging had opgericht. Bouterse was ongenadig in zijn kritiek: ‘Het leger was nog minder dan brandhout. Daarvan kun je ten minste nog een vuurtje stoken. Er was geen discipline, geen leiding, ieder ging zijn eigen weg. Ik vond het een reflectie van wat zich in de gemeenschap afspeelde. De legerleiding liet het afweten, zoals de leiding van het land het liet afweten.’
Op 25 februari 1980 was het zover. De legerlaarzen van een aantal ontevreden sergeanten wilden orde op zaken stellen. Ze waren met zijn zestien, militair zeer goed voorbereid, maar zonder duidelijk politieke opvattingen. Ook Bouterse niet. De Nederlandse journalist Hans Buddingh’ merkt op dat een woordvoerder van de NMR tijdens de eerste weken na de coup aan verslaggevers om wat handboeken over staatsgrepen vroeg.(2) Volgens de biograaf van Bouterse, Ludwich van Mulier, – meer een hagiograaf naar mijn smaak – was er bij hem vóór 1980 sprake van onverschilligheid voor politiek in het algemeen en van aperte weerzin tegen de wijze waarop Surinaamse politici staatszaken behartigden. In Nederland was hij geen lid van een politieke organisatie – Chas Mijnals bijvoorbeeld wel – en hij had ook geen binding met het sterk gepolitiseerde Surinaamse studentenleven. De politieke ontwikkelingen in Suriname gaan zelfs geheel aan hem voorbij. Dat past volledig in het beeld van de wakaman die eerder bezorgd is om zijn kippen dan om al dat politieke en militaire gehannes. Het blijkt ook dat de rol van Bouterse in de aanloop en de directe aanleiding tot de militaire coup helemaal niet zo belangrijk is geweest als achteraf beweerd werd. Onderofficieren als Chas Mijnals en Badrissein Sital waren politiek veel beter geschoold. Het profiel van de jonge onderofficier en sportinstructeur Desi Bouterse was niet zo duidelijk, maar samen met de ‘jongens’ met wie hij in 1980 de macht overnam, werd hij ineens enorm populair. In deze heroïsche beeldvorming heeft de Surinaamse journalist Jozef Slagveer die het kritiekloze ‘De nacht van de revolutie’ schreef waarin hij Bouterse de hemel in prees, een zeer groot aandeel gehad. Het is dan ook bijzonder cynisch dat die zelfde Slagveer nog geen twee jaar later, samen met veertien anderen, slachtoffer werd tijdens de decembermoorden. Daarvoor wordt Bouterse op dit ogenblik voor het Surinaamse gerecht gedaagd.
Bevel
De eerste daad van de militaire coupplegers was de oprichting van een Nationale Militaire Raad (MNR). De grondwet werd opgeschort, het parlement buiten werking gesteld en politieke partijen werden verboden. Bouterse trok, samen met Roy Horb, snel alle macht naar zich toe. De strenge man met zonnebril en legergroen uniform werd voortaan Bevel genoemd en werd volstrekt onberekenbaar. Op 13 augustus 1980 verdwijnen een aantal linkse militairen achter de tralies op beschuldiging van een linkse staatsgreep. Mijnals en Sital werden veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf want zij waren – dixit Bevel – ‘betweterige, ultralinkse elementen geworden die zich al jarenlang boven het bewustzijn en de diepgewortelde verlangens van ons volk bewegen’. ‘Zij verdienden de kogel,’ zei Bouterse in NRC-Handelsblad van 6 maart 1981, maar kort daarop werden de zogenaamde linkse coupplegers in ere hersteld.
‘We zijn militairen, we marcheren van links, rechts; links, rechts, links…’ zei Bevel, die zich door zijn eerder gemakkelijk leventje als beroepsmilitair in Nederland en Duitsland zeker niet vergeleken kon worden met Latijns-Amerikaanse revolutionairen en guerrilleros van het type Fidel Castro, Che Guevara of Daniel Ortega. Hij kon ook niet, zoals Pinochet, beschikken over een machtige achterban. De denktank van intellectuelen die zich rond hem verzamelden, bestond uit vreemde vogels van diverse pluimage van wie de meesten behoorlijk wat rood, made in Holland, in de veren hadden zitten. Tussen de populaire bink en zijn linkse ideeënleveranciers ontstond een aantal kortstondige, maar heftige vrijages die niet alleen door de binnenlandse elite, maar ook door de CIA met argusogen werden gevolgd. De voormalige sportinstructeur werd dan maar de Surinaamse Pele of Cruyf: schijnbewegingen makend met de bal aan de voet, veinzend om naar links te gaan, maar dan ineens naar rechts uitwijkend en tegelijk keihard uithalend. Op 18 december 1982 zei de Surinaams-Nederlandse politicus André Haakmat in Vrij Nederland: “Er wordt nu gezegd, Bouterse is een linkse dictator. Ik heb hem nog nooit op een politiek idee kunnen betrappen. Nu heeft hij deze groep om zich heen, was het een rechtse groep geweest, dan was hij een rechtse dictator geworden.”
Bouterse was echter wel op korte tijd de sterke man van het regime geworden. Hij was de militaire commandant, een Surinaamse caudillo waarnaar geluisterd werd.
Volgens de Surinaamse sociologe Maureen Silos was het ‘commandisme’, een overblijfsel uit de plantagetijd, met nadruk op paternalisme, autoritarisme en elitisme, zeer sterk aanwezig bij de bevolking. Al de elementen van de autoritaire persoonlijkheid zitten op een zeer ingewikkelde psychologisch-historische manier ingebakken bij het grootste deel van de Surinaamse bevolking. Het gezin, de school, de jeugdbeweging, de kerk, het leger en de politiek zijn doordrongen van autoritaire reflexen. Het wordt met de moedermelk, de klappen van vader en de lat van de onderwijzer doorgegeven. Voordat je het beseft ben je een ja-knikker geworden. Iedereen die zich niet conformeert, heet al snel ‘vrijpostig’. Wie niet buigt voor de geborgenheid van die grote familie die Suriname heet en waarin iedereen zijn plaats kent, wordt sociaal uitgespuwd. Volgens Silos is het Bouterse-regime slechts een extreme uiting geweest van het commandisme dat in Suriname als normaal wordt ervaren.
De militaire coup bracht in elk geval een grondige wijziging van de verhoudingen binnen de Surinaamse politieke arena. Kleine linkse partijen sprongen in het politieke vacuüm en dreven Suriname even in Cubaans vaarwater. Samen met de militairen wilden zij een revolutionair-nationalistisch alternatief voor de ‘oude politiek’ uitwerken. Het pakte anders uit. Zeker na die beruchte nacht van 8 december 1982, waarin vijftien vooraanstaande burgers die oppositie voerden tegen het militair regime, koelbloedig werden vermoord. Vanaf toen werd het regime internationaal – en vooral door Nederland – volledig geïsoleerd. In 1985 hield Bouterse het geflirt met Castro voor bekeken en sloot een akkoord met de politici van de ‘oude orde’.
De politicus
Die ‘verbroedering’ tussen burgerpolitici en militairen leidde in 1987 tot het herstel van de democratie. Er kwam een nieuwe grondwet en er werden opnieuw algemene en vrije verkiezingen gehouden. De Surinamers lieten hun afkeer van de militaire dictatuur blijken en kozen massaal voor de ‘oude schoen’ van de traditionele partijen die zich in het Front voor Democratie en Ontwikkeling verenigd hadden. De NDP, de nieuwe partij van legerleider Bouterse, werd weliswaar weggestemd, maar de militairen bleven een belangrijke machtsfactor. Dat bewees onder meer de zogenaamde telefooncoup van december 1990. Eén telefoontje dat in opdracht van Desi Bouterse werd gegeven, was voldoende om de regering naar huis te sturen. Toch won het Nieuw Front, de traditionele partijen aangevuld met de sociaaldemocratische SPA, opnieuw de verkiezingen van 1991.
In november 1994 neemt Bouterse, na conflicten met de regering, ontslag uit al zijn militaire functies. Wel blijft hij actief in de politiek als leider van de NDP. In 1996 komt er een regeringscoalitie onder leiding van deze partij. NDP’er Jules Wijdenbosch wordt dan president en creëert speciaal voor Bouterse een nieuwe functie. Bouterse wordt ‘adviseur van de staat’. Als politicus ontpopt hij zich meer en meer als een charismatische en autoritaire figuur, die zijn gehoor, voornamelijk volksmensen en jongeren, weet te begeesteren. Hij omringt zich met een schare van supporters die hem als politiek leider van de steeds maar groeiende NDP door dik en dun verdedigen. Bouterse werd ook als politicus de verpersoonlijking van de Latijns-Amerikaanse caudillo in een Surinaamse politiek-economische setting.
Op 30 november 2007 begint in Suriname een proces over de Decembermoorden. Behalve hoofdverdachte Bouterse staan vierentwintig anderen voor de krijgsraad terecht in Boxel, heel dicht bij zijn geboortedorp Domburg. Op drie jaar tijd heeft hoofdverdachte Bouterse zelf nog geen zitting bijgewoond en hij heeft via zijn advocaat Kanhai laten weten dit niet van plan te zijn. Nu hij president is geworden zal hij zich in dat besluit zeker nog gesterkt weten. Oud-politicus en ex-president Jules Sedney (87 jaar) en zeker geen vriend van Bouterse zegt tegen de Surinaamse journaliste Nina Jurna voor NRC: ‘Geloof me: Bouterse had al veel eerder uitgeschakeld kunnen worden. Het Nieuw Front had kunnen voorkomen dat deze man president zou worden. Ze hadden een wet kunnen maken die bepaalt dat iemand die een coup heeft gepleegd of in een proces is verwikkeld geen president kan worden. Daar hebben ze vijftien jaar de tijd voor gehad. Maar ze dachten: “Ach, we laten hem maar met zijn politieke partijtje spelen, dat wordt toch nooit heel groot.” Maar op een bepaald moment was Bouterse groot genoeg, en werd hij in eigen land geaccepteerd.
Drugssmokkelaar
In juni 1997 laat Nederland via Interpol een internationaal arrestatiebevel uitgaan tegen Bouterse. Dit in verband met vermeende betrokkenheid van Bouterse bij de handel in cocaïne. Volgens de Nederlandse justitie was Bouterse betrokken bij de drugslijn Colombia-Paramaribo-Schiphol. Zelf heeft Bouterse altijd alle betrokkenheid bij drugshandel ontkend. April 1999 vindt het proces tegen Bouterse plaats. In juli van datzelfde jaar wordt hij bij verstek veroordeeld eerst tot zestien jaar en nadien tot elf jaar gevangenisstraf en een boete van 4,6 miljoen gulden. De verklaringen van de Belg Patrick van L. hebben daarin een belangrijkere rol gespeeld. De Haagse rechtbank noemt Bouterse ‘de onbetwiste leider’ van een criminele organisaties. De veroordeelde laat weten niet onder de indruk te zijn van de uitspraak. Bouterse bestempelde de veroordeling als ‘een politiek spel van Nederland’. Vanaf dat ogenblik wordt Bouterse echter gevangene in eigen land, maar niet opgesloten. Zijn zoon Dino Bouterse echter wel. Hij werd in 2005 veroordeeld tot acht jaar celstraf voor drugshandel en wapensmokkel. Intussen is de man op vrije voeten en werd hij door zijn vader de president benoemd in een belangrijke functie.
De Messias van Gods Bazuin
In 1999, net voor het proces over de decembermoorden tegen Bouterse begint, verwisselt hij het geweer van schouder. Hij bekeert zich en sluit zich aan bij Gods Bazuin, een van de oudste pinkstergemeenten van Suriname. Volgens zijn geestelijke leider Steve Meye zou Bouterse kort na zijn beëdiging publiekelijk vergeving vragen voor en berouw tonen over alle doden die na de coup van 1980 zijn gevallen. Dit had moeten gebeuren tijdens een massale verzoeningsdienst van Gods Bazuin op het onafhankelijkheidsplein in Paramaribo, maar het is vooralsnog niet gebeurd. Opmerkelijk is dat Meye ook een nabestaande van de slachtoffers is: zijn oom was een van de militairen die bij de staatsgreep werd doodgeschoten door medesergeanten van Bouterse.
Ondanks zijn dubieus verleden was Bouterses verkiezingsoverwinning op 25 mei 2010 groot. Wat maakt die man tot een ‘messias’ in de ogen van een aantal mensen? Volgens de sociologe Maureen Silos van het Caribbean Institute for Human Rights bestaat er in Suriname een destructief leiderschap. ‘Een destructieve leider en zijn groepje zijn personen die mensen en de samenleving kwaad doen door het afstraffen van enthousiasme, creativiteit, autonomie en vernieuwing. Destructieve leiders belonen mensen die ja knikken, terwijl mensen die kritisch denken worden uitgesloten.’ Voor Silos blijft echter ook de gewone burger niet buiten schot. ‘Destructieve leiders kunnen alleen bestaan bij de gratie van gewillige volgelingen. Elk volk krijgt de leiders die het verdient.’ Maar ook angst speelt volgens Silos voor vele Surinamers een grote rol. ‘Desi Boutserse belichaamt angstloosheid. Ik weet niet of hij van binnen werkelijk geen angst voelt, maar de manier waarop hij zich opstelt en gedraagt, is een belichaming van angstloosheid. In een samenleving die aan elkaar hangt van bewuste en onbewuste angsten, is Bouterse in feite een oase. Hij belichaamt iets wat we met z’n allen toch willen ervaren. Mensen willen dan graag vergeten dat hij ook een zeer ernstig mensenrechtenschender is en rücksichtlos zijn tegenstanders om zeep kan helpen. Hij heeft getoond over die grens te kunnen gaan. Dat grote delen van de Surinaamse bevolking deze misdaden kennelijk even door de vingers zien, ligt voor een groot deel besloten in de Surinaamse volksaard, zegt de sociologe. Wij in Suriname denken niet na over ethiek of moraal. Wij doen niet aan zelfreflectie en we hebben geen principes waarmee we ons gedrag zouden kunnen sturen.’
(foto de Ware Tijd)
Old habits die hard
Is Bouterse echt veranderd of blijft hij een wolf in presidentskleren? Volgens Dirk Kruijt, honorair hoogleraar Ontwikkelingsvraagstukken aan de Universiteit van Utrecht, is Bouterse als politicus veranderd. ‘Hij heeft zich ontdaan van zijn oude militaire entourage, is nu een herboren christen en heeft heel wat volgers onder de jonge generatie van Suriname. Hij zal zich op een of andere manier proberen te ontdoen van de doem vanwege de decembermoorden. Het is een fantastische acteur, veruit de beste in Suriname, dus dat mea culpa wordt een groots moment. Hij wil als een fatsoenlijke president de geschiedenis in gaan.’
Ook de oude kompaan van Bouterse, Harvey Naarendorp, – nu zijn nieuwe kabinetschef – vindt dat de sergeant die in 1980 een staatsgreep pleegde, niet meer te vergelijken is met de 64-jarige man die nu Suriname gaat leiden. Dat verzekert de 70-jarige Naarendorp aan de Nederlandse journalist Harmen Boerboom. ‘Bouterse is gegroeid. We zijn allemaal gegroeid. We hebben meer inzicht in de wereld en beschikken over grotere netwerken. We zijn heel intensief bezig geweest met het internationaliseren van de contacten.’ Is Bouterse minder radicaal-links geworden? Vraagt de journalist hem. Rare vraag, vindt Naarendorp. ‘Dat zijn we nooit geweest. Dat is een imago dat we opgelegd kregen. Toen ik in 1981 mijn eerste gesprek had met Fidel Castro in Cuba begon hij over de noodzaak revolutionair te zijn. Ik zei dat het geen zin had daarover te praten terwijl we eigenlijk nog geen natie zijn. Links en rechts zijn Europese concepten.’
En wat zeggen anderen over Bouterse? In 1994 schreef de Amerikaanse politicoloog Edward Dew een zeer indringende werk over Suriname. In The trouble in Suriname maakt hij een niet zo vleiend portretje van Desi Bouterse. Hij schrijft: Stalin’s contribution to the Soviet Union cannot be denied, and many still look back upon him with fondness. But, like Bouterse, he always placed personal power and survival above anything else, and his country ultimately suffered from his rule. (4) Ik vrees dat die vergelijking anno 2010 nog steeds opgaat. Old habits die hard.
(Uitpers nr. 123, 12de jg., september 2010)
Voetnoten:
(1)
Willem Oltmans, In gesprek met Desi Bouterse, Amsterdam, 1984, p. 169 Willem Oltmans, In gesprek met Desi Bouterse, Amsterdam, 1984, p. 169(2) Hans Buddingh’, Geschiedenis van Suriname, Utrecht, 1999, p. 322
(3) Ludwich van Mulier, Desi Bouterse. Dekolonisatie en nationaal leiderschap, Nijmegen/Paramaribo, 1990:Masusa
(4) Edward Dew, The trouble is Suriname 1975-1993, p. 204