Die immer afwezige Arabische wereld
In Gaza werden gisteren 42.718 doden geteld. In de Westoever en Libanon lopen de cijfers verder op.
Nog steeds voert Israël met alle bekende middelen zijn vernietigingsoorlog in Gaza en de etnische zuivering van de Westoever; met bazuingeschal bombardeert het buurland Libanon en zijn hoofdstad Beiroet; tegelijk openbaart de BBC dat Washington c.s. zich zorgen maken over gelekte plannen van Israël — en de V.S.? — voor een grootscheepse aanval op Iran. (Niet rond die aanval, de zorgen, maar rond het lek. Of het trouwens om reële krijgsvoorbereidselen gaat of om virtueel-realistische “wargames” — het verschil is met het blote oog niet te zien — moet voorlopig in het midden blijven: iedereen mag geloven wat hij of zij belieft.)
Dat dit alles enige ophef veroorzaakt in de wereld, zij het niet teveel en zeker niet zoveel dat men er iets aan zou willen doen, moet normaal heten. Dat er, daarentegen, zo weinig om bijna te zeggen helemaal geen reactie komt uit “de Arabische Wereld” heeft al menigeen verbaasd.
Maar ten eerste bestaat die “Arabische Wereld” helemaal niet, enkele historische pogingen om haar te verwezenlijken, zoals die van de Egyptenaar Gamal Abdul Nasser, niet te na gesproken. Wat bestaat is een aantal Arabisch sprekende landen die gaan van Mesopotamië met Syrië en Irak over eigenlijk Arabië tot Noord Afrika. Maar dit zijn zeer diverse landen met uiteenlopende culturen en politieke regimes. De Israëlische aartspremier David Ben Goerion speelde wel met het strategische plan om tegen “de omsingeling van Arabische landen” rond Israël — Egypte dus en Syrië, Irak, Jordanië, Saoedi-Arabië — een tweede ring van niet-Arabische bondgenoten te smeden, en zijn diplomatie te richten op Iran (dat van de Sjah), India, Turkije en christelijk Libanon, maar Ben Goerion is met die strategie nooit heel ver geraakt.
De Oemma
Wat wel bestaat of in theorie zou moeten bestaan, is een islamitische wereld, dat is de gemeenschap van de gelovigen, de Oemma. Die zou dan gaan van Marokko tot Indonesië en verder. Het is waar dat geregeld islamitische wereldcongressen gehouden worden, waar over voor de islam belangrijke zaken behandeld worden, vaak op initiatief van Iran, maar het is even duidelijk dat een verenigde islamitische wereld, het echte Kalifaat waar radicale islamisten naar verwijzen, daar nooit uit de verf komt en nu minder dan ooit.
Een belangrijke reden voor die verdeeldheid is de eeuwenoude strijd tussen de sunnitische en de sjiïetische takken van de islam, dezer dagen met name vertegenwoordigd door Saoedi-Arabië en Iran. De inzet hier is de opperste morele autoriteit over de islamitische gemeenschap zoniet de islamitische wereld. Saoedi-Arabië heeft als troef dat het meester is over Mekka en Medina, de heiligdommen van de islam op het Arabisch schiereiland waar de grote pelgrimages van, de Hadj miljoenen gelovigen naartoe trekken, en dus eigenlijk een natuurlijk centrum voor de islam is. Sjiïetisch Iran, dat tot de islamitische revolutie in 1979 en beetje het arme broertje in de wereld van de Islam was, heeft zich met die revolutie een modern imago opgespeld, ook al door alle medegelovigen op te roepen tot de heilige oorlog tegen de retrograde uitbuitersregimes rondom — Wahabitisch Saoedi-Arabië in de eerste plaats dan en de emiraten aan de Perzische Golf, de “goddeloze” Baath-staten Irak en Syrië in de tweede plaats. Zo kreeg Teheran het beeld van revolutionaire hoofdstad in een uiterst conservatieve wereld. De modenisering die onder de Sjah al begonnen was werd onder islamitische vlag voortgezet, wat als strategisch gevog onder meer heeft dat Iran nu een bijna-nucleaire mogendheid is. Dat laatste is een hoofdreden waarom Israël er gaarne een oorlog tegen zou ontketenen: momenteel is Israël de enige nucleair bewapende mogendheid in het Midden-Oosten; zou Iran de tweede worden, dan verliest Israël zijn strategisch overwicht.
Tussen Iran en Saoedi-Arabië, die allebei, hoe verschillend ook, op enorme reserves aardolie zitten, zijn de Arabische dan wel islamitische landen van de regio opgedeeld, of zitten anderszins klem. Welke kant gekozen, zeker als men een soms belangrijke sjiïetische minderheid in zijn bevolking heeft? Hoe dan ook stelt men zich aan beide kanten aan chantage bloot. Dit plaatje, dat al ingewikkeld genoeg is op zichzelf, wordt doorkruist door conflictlijnen uit de moderne geschiedenis zoals de kolonisatie, de opdeling van het Ottomaanse rijk, de twee Wereldoorlogen en de Koude Oorlog.
Palestina
Boven daarop komt dan de tweede reden van verdeeldheid. Dat is de houding van de diverse landen tegenover Israël en Palestina.
In den beginne waren zowat alle islamitische landen tegen Israël, in hoofdzaak uit solidariteit met de Palestijnen. Wij spreken van 1948 en, later, de Zesdaagse Oorlog van 1967. Sindsdien is er veel water naar de zee gestroomd. Verdragen zijn gesloten, waaronder die van Camp David in 1978, die nog eens voor verdeeldheid zorgden, verdere oorlogen werden gevoerd, de Palestijnen ontwikkelden onder Arafat en de PLO een eigen politiek, en mettertijd bleek dat de meeste regimes opgedoekt of afgekocht konden worden. Met het schrappen van de vervaarlijke Baath-landen Irak — van Saddam Hoessein — en Syrië — door de eindeloze burgeroorlog — van de dodelijke vijandenlijst, lag de weg daartoe helemaal open. Na verloop van tijd kon men stellen dat bijna de hele rits Arabische islamlanden gefinancierd werden door de Verenigde Staten. In ruil daarvoor gingen ze mee met de Amerikaanse Israël-politiek. De keerzijde daarvan was dat de oppositie er radicaal islamitisch werd, en om zich dààr tegen te beschermen was weer méér Amerikaanse steun nodig. Wat ook al gauw militaire steun werd.
De “Abraham-akkoorden”
Het logische eindpunt van deze evolutie kan men, onder de Trump-regering, de botte afkooppoging van de “Abraham-akkoorden” noemen. Dit waren door de V.S. gesponsorde bilaterale normalisatie-akkoorden, eerst tussen Israël en de United Arab Emirates en tussen Israël en Bahrain, waarbij de Arabische landen de soevereiniteit van Israël erkenden en diplomatieke betrekkingen aanknoopten. In 2021 ondertekende de regering van Soedan de Abraham-akkoorden (en werd van de Amerikaanse zwarte lijst gehaald van “state sponsors of terrorism”, en verkreeg een lening van 1,2 miljard US dollars. In december 2020 ondertekenden Israël en Marokko een normaliserings-akkoord, en erkenden de V.S. in ruil daarvoor de Marokkaanse soevereiniteit over de Westelijke Sahara (dit tegen de Verenigde Naties in).
So far so good. Maar wat de Amerikanen écht in het vizier hadden was een erkenning van Israël door Saoedi-Arabië, voor hen de onbetwiste leider van de islamwereld (aangezien Iran door Donald Trump tot aartsvijand benoemd was), wat in grote lijnen het conflict zou beëindigen. De Saoedi’s bleven nochtans tegenspartelen. Zij waren enerzijds bezig met een grootscheepse inhaalbeweging naar de moderne wereld, onder hun recent aan de macht gekomen kroonprins Mohammed bin Salman, en trachtten door hervormingen erkenning te vinden in de internationale gemeenschap. Pas vorige week, 10 oktober, mislukte nipt een recente poging van het in deze materie toch beruchte koninkrijk om een zetel te veroveren in de United Nations Human Rights Council. Dit Saoedi-Arabië wilde wel een normalisering met Israël ondertekenen, maar alleen op voorwaarde dat er een akkoord aan vast zat voor de oprichting van een soevereine Palestijnse staat. Dat had de Israëlische premier Netanyahu nog nooit kunnen verteren, en ook nu niet. De onderhandelingen bleven steken, en op die fatale zevende oktober 2023 brak Hamas door de draad in Gaza, en werd een nieuwe fase van de oorlog ingezet. Daarmee was voorlopig het ultieme Abraham-akkoord ook van de baan.
Aan alle kanten aan handen en voeten gebonden met akkoorden, leningen en sponsoring, bedreigd door islamisten en vaak ook nog bang van hun eigen bevolking, kunnen de Arabische en islamitische landen rondom niet veel anders dan stil de gebeurtenissen afwachten, duimen voor een zo klein mogelijke oorlog, en er het beste van hopen.