Eén van de scherpe scheidslijnen die al decennialang dwars door alle linkse en progressieve bewegingen loopt, houdt verband met de Staat. Noodzakelijk goed voor al diegenen die verandering enkel mogelijk achten door een machtsovername binnen die soevereine Staat, noodzakelijk kwaad voor zij die het onmogelijk achten dat de raison d’être van die Staat ook samen kan vallen met de belangen van het volk.
De centrale rol van de Staat wordt vandaag weer sterk aangevallen vanuit twee verschillende progressieve hoeken.
Momenteel trekt een Zapatoer door Europa, een delegatie van de Mexicaanse neo-zapatisten die een ‘omgekeerde invasie’ organiseren en hier komen praten met allerhande sociale bewegingen. Eén van hun geloofspunten is ‘communautaire autonomie’, en hoewel ze zelf niet geheel afkerig staan van deelname aan nationale verkiezingsprocessen, promoten ze toch vooral de plurinationale Staat die ruimte biedt aan diverse culturele invullingen. Op die manier vinden ze aansluiting bij diverse bewegingen in Europa en Azië die de hegemonie en de willekeur van natiestaten aanklagen.
Een andere strekking vertrekt van het falend multilateralisme in een wereldorde die niet langer van deze tijd kan zijn. De oplossing ligt dan niet enkel in een terugkeer naar het subnationale niveau, maar in een democratisering van zowel lokale als supranationale instellingen.
Dit is de stelling van de auteur van het boek ‘Opening to Omnilateralism. Democratic governance for all, from local to global with stakeholders’. Wolfgang Pape is een vroegere ambtenaar van de Europese Commissie en diplomaat van de Europese Unie met een uitgebreide ervaring in Japan en werk voor de ‘cellule prospective’ die Commissievoorzitter Delors destijds had ingesteld om naar de toekomst te kijken.
De centrale stelling van Pape is dat er zowel horizontaal als vertikaal moet gewerkt worden. Vertikaal door de besluitvorming anders te organiseren en rekening te houden met de praktische mogelijkheden: lokaal kan directe democratie zeer nuttig zijn, om over het klimaatakkoord van Parijs te beslissen op mondiaal vlak zijn er andere mechanismen nodig. Horizontaal door te luisteren naar en te leren van elkaar. De auteur heeft het dan over de ‘civilisationele’ machten van India, China en Japan. Het is de combinatie van beide methoden die leidt tot ‘omnilateralisme’: voor en door iedereen, niet enkel met Staten maar met alle stakeholders. Vandaag zijn zowel ngo’s en het bedrijfsleven trouwens al actief op mondiaal vlak.
Al deze punten worden in verschillende hoofdstukken in detail uitgelegd, van de aberraties van de Europese natiestaat tot de vandaag door technologie gedomineerde mondialisering, over het gebrekkige multilateralisme waarin een ministaat als Nauru een even belangrijke stem heeft als grootmacht China. Hoofdstuk vier gaat over hoe een meer inclusief bestuur er kan uitzien en hoofdstuk vijf over hoe de ‘democratieën’ van vandaag de dag bijzonder ontoereikend zijn.
De auteur werkt vervolgens zestien stellingen uit die grotendeels berusten op een overtuiging van een verschillend waardensysteem in Oost en West. Het is precies omdat meer en meer volken vandaag zich weer bewust worden van hun aparte ‘identiteit’ dat het van levensbelang wordt naar elkaar te luisteren en van elkaar te leren. Het dominante Westerse denken heeft zijn beste tijd gehad en het is juist door meer communicatie en uitwisseling dat ook de gemeenschappelijke kenmerken van de verschillende waardensystemen aan bod kunnen komen. Op die manier komt de auteur verrassend genoeg uit bij zowel de unieke formule van het poolen van soevereiniteit in de Europese Unie als bij het islamitisch bankieren, de Tobintaks, de terrasbouw in het Oosten en de gesofistikeerde landbouwmethoden van pre-colombiaanse culturen in Amerika.
Het zijn stuk voor stuk interessante gezichtspunten, hoewel je je uiteraard moet afvragen hoe de vele tegenstelde belangen ook met elkaar verzoend kunnen worden. ‘Stakeholders’ betrekken bij het beleid klinkt goed, maar CEO’s zullen de winst van hun onderneming blijvend voorop stellen, terwijl ngo’s zelden verder kijken dan de sectoriële belangen die ze verdedigen, van gehandicapten tot kinderen, vrouwen en inheemse volken. Het vraagt een meer dan immense inspanning om het eigenbelang te overschrijden.
Daarnaast is het zeker zo dat Japanners en Chinezen met andere waarden en normen leven dan Afrikanen en Europeanen, maar heeft het kapitalisme geen dikke sluier gelegd over al die verschillen om ons individueel eigenbelang te beklemtonen? Tijdens deze COVID-19 crisis was het in veel landen bijna onmogelijk om het collectieve belang van de volksgezondheid boven de persoonlijke vrijheid te stellen. En verder, als traditionele waarden en religies wat op de achtergrond zijn geraakt, is dat dan geen geweldige overwinning? Zijn de basiswaarden en morele principes niet wereldwijd gelijk voor de hele mensheid? Kan dat dan de rode draad vormen?
Dit boek biedt geweldig interessante invalshoeken omdat het op een innovatieve manier naar de wereldorde kijkt, rekening houdt met culturele verschillen en praktische oplossingen aanbiedt. Dit is het werk van een auteur die internationaal heeft gewerkt en letterlijk in de wereld staat. Het werk van internationale ambtenaren wordt nog veel te stelselmatig onderschat terwijl het de enigen zijn met praktische ervaring in politieke samenwerking en een licht kunnen laten schijnen op vernieuwende mogelijkheden. Persoonlijk denk ik dat er nog veel geschaafd kan worden aan dit nieuwe model, maar het omnilateralisme biedt ontzettend veel meer mogelijkheden dan een steriele terugkeer naar de illusie van ‘soevereiniteit’.