INTERNATIONALE POLITIEK

Van de duivel over de banaliteit tot de complexheid van het kwaad

Image

Een levenswerk

Christophe Busch pakt met ‘De duivel in elk van ons’ uit met zijn levenswerk waarin hij  ook zijn bevindingen op zijn academisch pad vermengt. Al heel zijn leven bestudeert hij hoe gewone mensen bij collectief  geweld in staat zijn tot buitengewoon kwaad. Dat bewijst zijn indrukwekkende loopbaan. En hij begon daaraan op zeer jeugdige leeftijd al. In een  interview met de VUB zegt hij: “Op 13-jarige leeftijd kreeg ik een boek van mijn grootmoeder: ‘De Verschrikkingen van het nazisysteem’. Een heel duaal boek, je ziet de pracht en de praal van het nationaalsocialisme met hun uniformen en massamanifestaties en tegelijk de mensonterende gruwel die het systeem voortbracht. Dat greep me enorm aan. Ik begreep niet hoe het mogelijk is dat in een samenleving attractiviteit en gruwel een en dezelfde realiteit zijn. Hoe gewone mensen als jij en ik, in staat zijn om bij te dragen tot het plegen van buitengewoon kwaad. Ik ben het oneens met Rutger Bregmans conclusies in zijn boek ‘De meeste mensen deugen’. Mensen hebben het potentieel in zich om zowel deugdzaam als kwaadaardig gedrag te vertonen.”

Onbegonnen werk

Busch studeerde criminologie aan de UGent en Holocaust & Genocidestudies aan de Universiteit van Amsterdam. Hij werkte 12 jaar in de gerechtelijke psychiatrie, waar hij mee aan de basis lag voor de uitbouw van een forensisch psychiatrisch zorgcircuit. Tot eind 2019 was hij directeur van de Kazerne Dossin, een gedenkplaats, museum en onderzoekscentrum over de Holocaust en mensenrechten. Nu leidt hij het Hannah Arendtinstituut waar onderzoek gebeurt naar diversiteit, stedelijkheid en burgerschap. In een vuistdik boek van bijna duizend bladzijden brengt hij de kennis die hij al die jaren verworven heeft over dit onderwerp, één van de belangrijkste en meest ingewikkelde vraagstelling in de humane wetenschappen,  samen. Over de Holocaust en aanverwante gebeurtenissen zijn bibliotheken en bibliotheken volgeschreven en ook de boekenkasten van de auteur puilen uit van de publicaties die hij op het einde van dit indrukwekkend werk in een zeer lijvige bibliografie bij elkaar gebracht heeft. Misschien was het nuttig geweest om ook een alfabetische index toe te voegen om snel nog iets te kunnen opzoeken. Laat mij het bij het begin van deze bespreking maar dadelijk zeggen: dit is een van de belangrijkste boeken die ik de laatste jaren ter bespreking kreeg. Het boek is een jaartje geleden uitgekomen en beleeft nu al zijn vierde druk. Het verheugt mij ten zeerste dat er nog veel mensen zoals ik niet bevreesd zijn om zo’n dikke durf aan te vatten. Die rijke inhoud in een recensie onder de knie krijgen is natuurlijk onbegonnen werk. Ik probeer mee te gaan in de boeiende zoektocht die de auteur heeft ondernomen en – die mij ook al levenslang bezighoudt – daarover een verslag uit te brengen. Alleen al door de veelheid aan namen van onderzoekers die hem geïnspireerd hebben. Ik noem er maar enkele die vaak terugkomen: Stanley Milgram, Philip Zimbardo – onlangs overleden – Raul Hilberg, Gitta Sereny, Herbert Jäger, Alex Alvrez, Robert Jan van Pelt, Hans Citroen, Harald Welzer, Albert Camus en zovele anderen waaronder natuurlijk zijn grootste inspiratiebron: Hannah Arendt.

 

Geen Mendelejev, maar een rizoom

De ambitieuze Busch wilde in eerste instantie een soort tabel van Busch maken naar analogie met de beroemde tabel van Mendelejev , maar dat idee liet hij al snel varen omdat de complexiteit om collectief geweld precies te duiten, precies schuilt in al de verbindingen van alle elementen die daarvan deel uitmaken. Het  opzet van Busch is in de eerste plaats  om te proberen uit te leggen aan een breed publiek wat dit genuanceerde en complexe samenspel van factoren en actoren precies is. Busch gebruikt een mooie beeldspraak om dat netwerk van verbindingen beter te kunnen begrijpen. Hij gebruikt daarbij het beeld van een rizoom zoals je die aantreft als een bamboestok die je uit de grond trekt. Het is een wortelkluwen van oneindig veel factoren en actoren die gedijen in een welbepaalde voedingsbodem, wat uiteindelijk kan doorgroeien tot geweld. De wortels klitten samen, kennen allerlei knooppunten en plots kan daar een bamboestok bovengronds doorschieten. ‘Collectief geweld laat zich niet in een eenvoudig tabelletje gieten. De talloze paden tot het geweld vertonen wel patronen, maar zijn ook grillig en soms te vergelijken met een dronkemanswandeling.’ (p. 635)’ Kortom, het is dat complexiteitsperspectief waarmee we nu naar collectief geweld en dadergedrag moeten kijken. De essentie van complexe systemen is daarbij dat ze bestaan uit een veelheid aan elementen of ingrediënten die met elkaar ageren.

Het is ook deze metafoor van het rizoom die de Rwandese boerin Claudine Kayitesi hanteert om de doorbraak van de Rwandese Genocide te beschrijven. Want laten we wel wezen: Busch beperkt zich niet tot de naziconcentratiekampen wanneer hij het over Genocide heeft, maar trekt dat plaatje ook wereldwijd open naar al die plekken in de wereld waar Genocides hebben en nu nog steeds plaatsvinden.

 

gezicht van het kwaad

 

In het eerste deel schildert hij het gezicht van het kwaad. Via de algemene gruwel van Auschwitz – en de beruchte Arbeit macht frei-toegangspoort – zoomt hij in op vier individuen. Aan de hand van portretten van achtereenvolgens kampcommandant Rudolf Höss, Adolf Eichmann (“de expert”) en kampbewakers Irma Grese en de Belgische Marcelle Gombeir schetst hij een akelig scherp beeld van “hoe gewone mensen in staat zijn tot buitengewoon kwaad”, zoals de ondertitel luidt. De vier gezichten zijn allesbehalve lukraak gekozen. Höss maakte als kampcommandant deel uit van het middenkader die de vernietigingsmachine deed draaien. Na de oorlog wist hij even aan vervolging te ontkomen, totdat hij in maart 1946 toch werd gearresteerd en na zijn terdoodveroordeling in Auschwitz werd opgeknoopt. Eichmann behoeft weinig introductie: de “banaliteit van het kwaad” kreeg met hem – en met de verslaggeving door Hannah Arendt tijdens zijn geruchtmakende proces in 1961 – een even indrukwekkend als onrustwekkend gezicht. Onrustwekkend, want het kan zomaar opnieuw gebeuren, was Arendts conclusie. Eichmann wist aanvankelijk naar Argentinië te vluchten, maar werd door de Mossad in 1960 ontvoerd. Na zijn proces werd ook hij in 1962 als oorlogsmisdadiger geëxecuteerd. Een zeer opvallend voorbeeld van hoe gewone mensen in staat zijn tot buitengewoon kwaad is de carrière van Günther Niethammer, een bekende nazi ornitholoog die van op de wachttoren waarop hij functioneerde als kampbewaker observaties maakte van het vogelbestand in de regio en daarover dikke boeken schreef terwijl naast hem de gaskamers op volle toeren draaiden.

Analyse van het kwaad

In het tweede deel van zijn boek wordt het kwaad geanalyseerd. Nadat Busch de wortels van het kwaad uiteenzet, probeert hij op macro-, meso- en microniveau collectief geweld te begrijpen in wat hij achtereenvolgens de “architectuur”, de “organisatie” en de “uitvoering” van het geweld noemt. Opnieuw doet hij dat in eerste instantie aan de hand van wat in de jaren 1920-’30 in Duitsland gebeurde, maar hij probeert tegelijk het grotere plaatje te tekenen. Ook voor ander collectief geweld – denk aan ex-Joegoslavië, Rwanda of Oekraïne – volgt hij hetzelfde patroon.

Busch: “Het kwade wordt altijd als een potentialiteit van de overkant gezien, het kwaad is de ander. ‘Nazi’s kwamen uit Duitsland’, maar dan vergeten we ons eigen duistere verleden in de voormalige koloniën. Het kwaad is alomtegenwoordig, zoals ook het goede dat is. Hoewel we het zinloos of barbaars noemen, blijft collectief geweld menselijk gedrag. Het zijn mensen die het bedenken, organiseren en plegen. Gelukkig is de mens ook in staat tot positieve daden.” Dat schrijft ook Hannah Arendt. Christof Busch: “Hannah Arendt wees op de noodzaak tot denken, oordelen en handelen. Volgens haar is nataliteit wat de mens kenmerkt: je wordt geboren maar daarna continu herboren. Dat impliceert ook het verkondigen van een mening, het nemen van een initiatief of het lezen van een boek en er iets mee doen in de samenleving. Bijvoorbeeld mensen mobiliseren, inspireren tot activisme, politieke verantwoordelijkheid en daadkracht tonen. Dat is waar het Hannah Arendt Instituut mee bezig is: het collectiviseren van impact. Arendt was altijd met de donkere bladzijde van het menselijk leven bezig. En na al die donkere bladzijden bestudeerd te hebben, kwam ze tot de conclusie dat er één ding is dat de wereld kan redden: politiek. Niet de partijpolitiek, maar het uiten van je mening in de publieke arena, luisteren naar andere meningen om je eigen denken aan te scherpen en vervolgens te handelen. Er is een reden waarom mensen in deze tijden teruggrijpen naar haar boeken. Mensen zijn zoekende en Arendt biedt op dat vlak optimisme. Want wij kunnen relaties opbouwen, verdoken werkelijkheden helder maken door wetenschappelijk onderzoek en gemeenschappelijke verantwoordelijkheden vormgeven. Zodat niemand uit de boot zal vallen.”

De toekomstige uitdaging van het kwaad

 

Naar het einde van het boek trekt de auteur het plaatje helemaal open en doet hij voorstellen om in de toekomst meer te doen en niet te blijven steken in de slogan ‘Dat nooit meer’ maar op een succesvolle manier om te kunnen springen met hedendaags en toekomstig geweld. In hoofdstuk 12 ‘de toekomstige uitdaging van het kwaad’ schrijft hij : ‘Het collectieve geweld van komende eeuw zal zich vooral situeren in de regio’s en natiestaten die arm zijn, die vaak al ontwricht zijn en weinig weerbaarheid hebben om die ontwrichting of de negatieve impact ervan te kunnen keren.’( p. 749) Ook het fenomeen ‘kamp’ is volgens hem nu terug aan de orde. Dat fenomeen dat de Italiaanse filosoof Agamben omschrijft als de ruimte die ontstaat wanneer de uitzonderingstoestand regel begint te worden. Kampen keren terug, maar in andere contexten, zoals de vluchtelingencrisis. ‘We moeten ons dan ook de vraag stellen: wat was een kamp toen, voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, en wat zijn de kampen eigenlijk vandaag,’ (p. 754)

Het Stanley Milgram experiment

 

Een proefpersoon wordt voor een toetsenbord geplaatst. Hij krijgt de rol van leraar toebedeeld. Het interieur waarin het experiment plaatsgrijpt, ziet er klinisch zuiver uit. Voor hem, maar gescheiden door een glazen wand, zit de student die hij moet ondervragen. Het is een jonge kerel, die nogal gespannen op zijn stoel zit, bang afwachtend zoals voor een heus tentamen. Het enige verschil is dat op zijn voorarm een elektrisch snoer is aangebracht. Een man in witte jas, de initiatiefnemer van het wetenschappelijk onderzoek, legt uit wat de proefpersoon moet doen. Het gaat blijkbaar om een eenvoudig geheugenlesje. De ‘leraar’ geeft enkele woorden op en de student moet ze herhalen. Eenvoudig dus. Nou ja, tot op het ogenblik dat de student fouten begint te maken, want dan dient hij gestraft te worden. Op bevel van de professor moet de ‘leraar’ op een toets drukken. Je ziet de student even schrikken. Een zeer lichte tinteling gaat door zijn lichaam. Dertig volt. Niet erg dus. De woorden worden stilaan moeilijker en de man op de stoel begint meer en meer te missen, dus moet de strafmaat verzwaard worden. Het prikje is ondertussen geëvolueerd tot een zware stroomstoot. De student verkrampt van de pijn. Hij zweet en smeekt om ermee te stoppen. Zijn pijngrens is blijkbaar bereikt. Je ziet de ‘leraar’ aarzelen. Ook hij zweet. De man is duidelijk in gewetensnood. Even maakt hij aanstalten om recht te staan, om te kappen met het experiment, maar de proefleider in witte jas fluistert hem iets in het oor. In naam van de wetenschap drukt hij dan maar op een zwaardere voltagetoets. De student brult nog even, maar valt dan voorover. Wat een eenvoudige les leek, is geëindigd als de elektrische stoel…

Dat is een weergave van het bekende Stanley Milgram-experiment uit de jaren zestig van vorige eeuw. In de Verenigde Staten, maar ook in Duitsland, Nederland en België werd de proefneming gedaan met vertegenwoordigers uit alle lagen van de bevolking. Wat blijkt? Iedereen doet mee tot 365 volt – tot het ogenblik dat de ‘student’ niet meer reageert – en dan pas haakt 35 procent af. 65 procent gaat door tot 450 volt, tot het bittere einde dus. Zij lieten zich niet vermurwen door de pijngrimassen van de student, die in werkelijkheid een geoefend acteur was. In extreme omstandigheden bestaat er zoiets als grenzeloze gehoorzaamheid. Dat is het besluit van Stanley Milgram, die zich voor dit onderzoek sterk heeft laten leiden door ‘De banaliteit van het kwaad’ zoals de ondertitel van het boek van Hannah Arendt over haar observaties tijdens het Eichman-proces in Jeruzalem luidde.

Het is dat experiment dat in Buschs boek, samen met dat van Philip Zimbardo over het Stanford Prison experiment waarbij studenten de rol moesten spelen van bewakers en gevangenen, een toonaangevende plaats inneemt in de zoektocht naar daderschap vanuit sociaal psycholoog perspectief. Deze experimenten zijn intussen gedateerd en aan kritiek onderhevig geweest, onder meer bij de Nederlandse socioloog Abraham de Swaan in zijn onvolprezen ‘Compartimenten van vernietiging, over genocidale regimes en hun daders’ waarin hij stelt dat niet alleen de situaties van tel is om te gehoorzamen, maar dat ook persoonlijke kenmerken een rol spelen, want ongeveer een derde van de proefpersonen weigerde door te gaan. En dat is de hamvraag waartoe Busch pas op het einde van zijn boek toekomt. Wie behoort tot die 35 procent die niet verder gehoorzamen?

Morele rebellen

 

Met morele rebellen bedoelt Busch mensen die principieel stelling innemen tegen het status quo, die weigeren zich te confirmeren om een deeltaak te doen die bijdraagt tot schadelijk gedrag, die weigeren stil te zijn over bepaalde verontrustende zaken die ze hebben gezien, of die weigeren om gewoon weg te kijken en mee  te gaan in het verhaal? Wie is zo’n ‘morele rebel’ en kan ingaan tegen deze geweldpatronen? Onderzoek leert ons dat mensen die in het verleden morele rebellen zijn geweest – hij geeft daarvan enkele voorbeelden – doorgaans mensen zin die zich goed voelen over zichzelf. Het zijn mensen met een hoog zelfbeeld en ze voelen zich zelfzeker over hun waarden, hun vaardigheden en het oordeel dat ze vellen. Bovendien geloven ze vaak dat hun acties een impact kunnen hebben op het systeem. Dat  lijken op het eerste gezicht persoonlijkheidskenmerken waar we op zich niet zoveel aan lijken te kunnen veranderen. En hoewel dat zeker voor een deel het geval is, kunnen we onszelf ook  trainen om een morele rebel te worden. Dat heb ik heel mijn onderwijscarrière proberen te doen in alle athenea waar ik ooit heb lesgegeven. Als lid van AKO (Aktiegroep Kritisch Onderwijs) heb ik daar geprobeerd om de elementen van een emancipatorische  onderwijspedagogiek binnen te brengen.

‘Gewone mannen’ in een nazi-moordcommando

 

Busch maar ook de Swaan verwijzen naar het werk van Christopher Browning ‘Gewone mannen’ die een studie maakte over een nazimoordcommando in Oost-Polen die tienduizenden joden executeerden. In een uitstekend artikel in De Groene Amsterdammer van 29 januari 2014 onder de titel ‘Hoe word je een oorlogsmisdadiger? Weinig mensen hebben het lef om bevelen te weigeren’ beschrijft de Nederlandse journalist Tjitske Lingsma hoe een kleine vijfhonderd Duitse reservisten van een politiebataljon zich ontwikkelden tot massamoordenaars.  ‘De manschappen waren in 1942 in Polen gelegerd toen majoor Wilhelm Trapp hen op 13 juli meedeelde dat hen een vreselijke taak stond te wachten. De orders kwamen van het hoogste niveau. Ze moesten in het dorpje Jozefow achttienhonderd joden uit hun huizen halen. Oudere reservisten die het niet zouden aankunnen, konden ongestraft weigeren. De eerste man stapte naar voren, waarna slechts tien à twaalf reservisten volgden en hun geweren teruggaven. Daarop gaf Trapp de opdracht de joden op te sporen. Zieken, zwakkeren, kinderen en degenen die verzet boden, werden ter plekke afgemaakt. De rest werd naar het marktplein gedreven, waar ‘werkjoden’ werden geselecteerd en op transport naar een concentratiekamp gesteld. De overgebleven joden werden op trucks naar het bos gereden, waar de reservisten een doodseskader vormden. Een arts had aanwijzingen gegeven hoe ze moesten schieten zodat de joden meteen dood waren. Maar soms ging het verkeerd en dan raakten de slachtoffers gewond. Ook kwam het voor dat een schedel explodeerde waardoor de mannen onder het bloed, hersenen en botsplinters kwamen. Sommige Duitsers konden er niet meer tegen, vroegen of ze mochten stoppen of dwaalden in het bos of dorp. Slechts enkelen noemden ethische bezwaren. Maar voor de meesten was de druk om zich te conformeren te groot, schrijft Browning. In enkele maanden zouden de Duitse reservisten 38.000 joden doodschieten en 45.000 joden de treinen naar Treblinka in jagen. Dit bataljon van minder dan vijfhonderd man had minstens 83.000 joden vermoord. Slechts tien tot twintig procent van de reservisten had geweigerd deel te nemen.’ Waarom hebben zij niet  gehoorzaamd? Wat deed hen weigeren om aan die slachtpartij deel te nemen?  Hun nee-stem werd niet onderzocht en is in de geschiedenis verdwenen.

Onderzoek en visualiseren

 

‘De duivel in elk van ons’ is niet alleen een lijvig en zeer goed geschreven lees-boek, maar ook een rijkelijk beeld-boek. Busch heeft een fascinatie met het visuele. Schema’s en modellen vormen net als foto’s en posters en rode draad doorheen zijn studie van collectief geweld en gedrag. Het boek leest als een rijkelijk gestoffeerde lezing waaraan geen einde schijnt te komen en dat is ten dele ook zo want zijn studie bevat geen eigen onderzoek. Het is eerder een compilatie van wat er nu al meer dan een eeuw aan onderzoek is verricht op dat zeer uitgebreid terrein. En dat doet hij op een zeer kritische manier want bepaalde opvattingen zijn door de stand van de wetenschap intussen al achterhaald. Zo is hij zeer kritisch  met het werk van de Frankfurter Schule van Adorno en Fromm die na de Tweede Wereldoorlog veel ophef hebben gemaakt met hun onderzoek naar de ‘autoritaire persoonlijkheid’ Deze benadering trekt de oorsprong van  de Holocaust echter plots naar het individu: het kwaad was het gevolg van een bepaald type persoonlijkheid, van iets wat inherent was aan  de Duitsers. Het waren de mensen die ‘ziek’ waren. Ondertussen is er veel meer onderzoek dan van sociaal psychologische aard en worden er ook andere wetenschappen aangesproken zoals bijvoorbeeld onderzoek naar het functioneren van de hersenen. De hoeveelheid van dat nieuwe materieel brengt een uitdaging met zich mee om de inzichten uit tal van wetenschapsdomeinen met elkaar te verbinden. Als wetenschapper laat hij op geen enkel moment de term Vlaams Belang vallen terwijl zijn studie heel veel handvaten bevat om het sluipend gif van die partij aan te kaarten. Á bon entendeur salut.

Om te eindigen gebruiken we zoals Busch een citaat van Albert Camus: ‘We kunnen onderscheid maken tussen degenen die de gevolgen va de moorden accepteren, en degenen die dat met al hun kracht en wezen weigeren. Aangezien  deze verschrikkelijke scheidslijn wel degelijk bestaat, zal het een aanwinst zijn als deze duidelijk gemarkeerd wordt.’ Dat wordt de grote uitdaging of zoals de titel zegt: van de duivel over de banaliteit tot de complexheid van het kwaad

Jongens, jongens wat een boek: het krijgt een ereplaats in mijn bibliotheek!

Christophe Busch, De duivel in elk van ons, Van holocaust tot terrorisme: hoe gewone mensen in staat zijn tot buitengewoon kwaad, www.borgerhoff-lamberigts.be, 2023, 862 blz., ISBN 9789463935784

Laatste bijdrages

Argentinië. In gesprek met Atilio Boron

FM: Verkozenen van uiterst rechts zijn al lang geen uitzondering meer. Toch blijft het voor veel buitenstaanders moeilijk te begrijpen dat iemand als Javier Milei kon verkozen worden als…

Barnier op de schopstoel. Macron ook.

Veel ministers van de Franse regering Barnier zullen een zeer korte carrière hebben gekend nu Marine Le Pen meedeelde dat ze een motie van wantrouwen indient, zoals links dat…

Wapenproducenten vergroten hun omzet door oorlog en regionale spanningen

In 2023 stegen de inkomsten van de wereldwijde top 100 wapenbedrijven naar 623 miljard dollar in reële cijfers. Volgens het Zweeds Vredesonderzoeksinstituut SIPRI, dat een jaarlijks rapport maakt over…

Van Moddergat tot Wondermond

You May Also Like

×