In Uruguay woedde tijdens de militaire dictatuur een vuile oorlog waarvan de linkse oppositie het slachtoffer werd. Na een doofpotoperatie van bijna dertig jaar lijkt het einde van de straffeloosheid in zicht. Militairen moeten zich, zoals ook in Chili en Argentinië, verantwoorden voor hun daden tijdens die periode.
Met haar 3,3 miljoen inwoners en ongeveer dezelfde oppervlakte als Suriname is Uruguay één van de kleinste landen van Zuid-Amerika. Samen met Honduras en Paraguay is het ook één van de minst bekende landen van het continent. Na het aantreden in 2005 van de sociaaldemocratische president Tabaré Vázquez is daarin verandering gekomen. El pasado reciente (het recente verleden) wordt opgespit. In Montevideo worden op dit ogenblik onderzocht wat het lot is geweest van 260 gevangenen die in de civiel-militaire periode tussen 1973 en 1984 ‘verdwenen’ zijn. Naar schatting 250.000 Uruguayanen verlieten in die periode het land en leven nu ergens verspreid over de wereld.
Twee partijen beheersen al van in de 19de eeuw het politieke leven in Uruguay: de liberale Colorado partij en de conservatieve Blanco Nationale Partij. In 1971 won de Colorado politicus Juan Maria Bordaberry de verkiezingen en na twee woelige jaren van sociale onrust werd het congres ontbonden en de institutionele vrijheden opgeheven. Bordaberry gaf aan het leger opdracht om ‘de orde te herstellen’ en hard op te treden tegen de linkse guerrillabeweging Tupamaros. Na de terugkeer naar de democratie in 1984 kwamen de traditionele rechtse partijen weer aan de macht en zij zorgden ervoor dat de militairen en politie, die bij de dictatuur betrokken waren, amnestie kregen.
Na de overwinning van het Frente Amplio (Breed Front) van Tabaré Vázquez begon er een andere wind te waaien. Vanaf zijn aantreden op 1 maart 2005 wordt er intensief onderzoek gedaan naar het lot van de slachtoffers van de vuile oorlog tussen 1973 en 1984. Er werd een team van historici opgeleid om de archieven van de dictatuur te bestuderen. Daarnaast werd er ook een ploeg archeologen aan het werk gezet om stoffelijke resten van verdwenen gevangenen op te graven. Militairen én burgers kwamen ineens in nauwe schoentjes terecht.
Ook de toenmalige president Juan Bordaberry – nu 77 jaar – kwam onder vuur te liggen voor mensenrechtenschendingen onder zijn bewind. Einde 2006 vaardigde rechter Roberto Timbal een aanhoudingsbevel uit tegen Bordaberry en zijn toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Juan Carlos Blanco. Zij worden verantwoordelijk gesteld voor de moord op de parlementariërs Zelmar Michelini en Héctor Guetiérrez en de Tupamaros militanten Rosario Barredo en William Whitelaw waarvan de met kogels doorzeefde lichamen op 18 mei 1976 in de straten van Buenos Aires werden teruggevonden. Beide politici, opgesloten in Montevideo, riskeren nu gevangenisstraffen tussen tien en dertig jaar.
De legertop ontsnapt evenmin aan deze grootscheepse reconstructie van het verleden.Vooral het onderzoek naar de slachtoffers van el segundo vuelo (de tweede vlucht) maakt veel emoties los. In 1976 leverde Argentinië op vraag van Uruguay gevluchte oppositieleden uit. Dat gebeurde zeker in juli en oktober van dat jaar. De overlevenden en slachtoffers van de eerste vlucht heeft men kunnen traceren, maar die van de tweede vlucht echter niet. Wat is er met die meer dan twintig gevangenen gebeurd? Werden zij uit het vliegtuig in de Río de la Plata gegooid of zijn zij bij aankomst op een militaire basis vermoord? Legercommandant generaal Carlos Díaz deed onderzoek naar deze zaak, maar wordt er nu van beticht dat hij in dat dossier niet ten volle op zoek naar de waarheid is gegaan. Het ziet er naar uit dat in bepaalde militaire kringen die met de dictatuur gelieerd waren alles in het werk gesteld wordt om de doofpotoperatie te continueren. Er gebeuren immers op dit ogenblik vreemde dingen in Uruguay. Zo pleegde de gepensioneerde kolonel José Antonio Rodriguez Buratti, één van de getuigen in de zaak van de tweede vlucht, zelfmoord op een ogenblik dat de politie hem naar de onderzoeksrechter wilde brengen. Op 17 september 2006 ‘verdwijnt’ de 77-jarige Jorge Julio López in Argentinië. Door zijn getuigenis had Miguel Etchecolatz, één van de meest gevreesde folteraars van de dictatuur, levenslang kunnen krijgen.
Operatie Condor
Het onderzoek in Uruguay brengt niet alleen gruwelijke feiten van de eigen militaire periode aan het licht. Ook het samenwerkingsverband tussen de militaire dictators die in de jaren zeventig en tachtig een aantal Zuid-Amerikaanse landen controleerden, wordt nu zeer duidelijk. Operatie Condor was de codenaam voor die samenwerking tegen al wat links was. Op initiatief van de militaire president Augusto Pinochet kwamen eind november 1975 afgevaardigden bijeen van Chili, Argentinië, Brazilië, Bolivia, Paraguay en Uruguay. Ook de Verenigde Staten waren vertegenwoordigd, terwijl de leiding berustte bij Manuel Contreras, hoofd van de Chileense geheime politie DINA. Belangrijkste resultaat van de samenwerking was de uitlevering door politie, geheime diensten en legeronderdelen van voortvluchtige ‘subversieve elementen’ aan hun land van herkomst. Zo heeft Condor vermoedelijk duizenden mensen het leven gekost. De operatie is lange tijd geheim gebleven. Maar op last van het Amerikaanse Congres heeft de inlichtingendienst CIA documenten gepubliceerd over haar betrokkenheid. In 2002 werden in een politiebureau van het Paraguayaanse Asunción bij toeval de archieven van Condor gevonden. Het ziet er naar uit dat de slachtoffers van de zogenaamde ‘tweede vlucht’ in het kader van de Operatie Condor van Argentinië naar Uruguay werden gebrachten. Zeer waarschijnlijk werden ook een aantal naar Argentinië gevluchte linkse Uruguayanen in het kader van dezelfde operatie door militaire of paramilitaire handlangers van de Uruguayaanse dictatuur vermoord. Dat wordt nu verder onderzocht.
Waarheid zoeken
“In de zoektocht naar de waarheid, gaat het niet om wraak maar om het verkrijgen van gerechtigheid,” onderstreept de Uruguayaanse senator Alberto Couriel van het Frente Amplio. “Het is van het grootste belang voor de toekomst van de democratie dat iedereen zijn verantwoordelijkheid opneemt.” Het verleden opspitten of terug onder het zand stoppen. Dat is de strijd die op dit ogenblik gevoerd wordt in Uruguay en in de rest van Latijns-Amerika. Het ziet ernaar uit dat de voorstanders van het in het reine komen met traumatische gebeurtenissen uit het verleden de overhand krijgen en dat eindelijk de periode van straffeloosheid kan worden afgesloten.
(Uitpers, nr 87, 8ste jg., juni 2007)