De UPC (Union des Patriotes Congolais) is niet langer één rebellenleger; de militie die in het Congolese district Ituri de belangen van de Hema-bevolkingsgroep behartigde tegen deze van de Lendu, bestaat nu uit drie groepen, met telkens een andere krijgsheer aan het hoofd.
Bij de Monuc, de VN-missie in Congo, spreken ze evenwel slechts over twee groepen: de UPC-Kisembo in Bunia, genoemd naar hun aanvoerder, en de UPC-Bosco, naar hun leider die zich met zijn troepen ten noorden van de stad ophoudt. In die laatste groep is het Kilendu, de taal van de Lendu-vijand, de voertaal. Dit omdat een historische Hema-voorman een Lendu-vrouw trouwde die haar kroostrijk gezin in het Kilendu grootbracht. De inwoners van de stad vertellen over een derde factie: de Pusic, onder aanvoering van Kahwa, ten zuidoosten van Bunia.
De reden voor de opsplitsing is dat verschillende voormannen van de UPC hun voormalige leider, Thomas Lubanga, uitgespuwd hebben sinds hij naar Kinshasa trok om voor zichzelf een functie in het eengemaakte leger te negociëren. "Wij hebben Thomas gemaakt, wij kunnen hem ook breken", zegt Kisembo daar in niet mis te verstane termen over. Kisembo, die in Uganda zijn militaire vorming kreeg, vocht met de UPC eerst voor Uganda, later verkoos de beweging Rwanda als broodheer, nu richt Kisembo zich met zijn factie naar Kinshasa.
Zelf is Kisembo onderwijl ook al naar de hoofdstad getrokken om over zijn toekomst in het eengemaakte leger te onderhandelen. Garanties op een functie kreeg hij niet, maar hij maakt zich geen zorgen: "Als ze mij daar enkel flatteerden, zullen ze de gevolgen oogsten." O ja, Kisembo wil niet gehoord hebben dat hij tribalist is: "Als Hema heb ik onder andere een Katangese en een Nande-vrouw. Ik ben polygaam." Hoeveel Kisembo’s laat het eenmakingsproces in Congo nog opstaan om hun deel van de koek op te eisen?
Handel
In het Ituri-district herneemt de landbouw beetje bij beetje. De regio is er dankzij de nabijheid van de evenaar, de hoogte van 1200 tot 2000 meter boven de zeespiegel, en de vruchtbare gronden uitermate geschikt; haast alle gewassen kunnen er aarden. In de hoofdstad van het district, Bunia, komt de handel er eveneens een beetje bovenop. In de belangrijkste straat is haast elk huis opnieuw een winkel en zelfs op de markt, waar de grote gebouwen tijdens de oorlog vernield werden, wordt weer gekocht en verkocht. De weg naar Beni en de handelsstad Butembo is door de Indonesische militaire ingenieurs weer bereidbaar gemaakt. En de stad is al een poos veilig. Niet te verwonderen: op elke hoek van de straat staan Monuc-soldaten en de stad is omsingeld door grote militaire kampen. Elk land dat soldaten levert (Pakistan, Nepal, Bangladesh, Uruguay en Marokko), beschikt over een kamp. Het grootste kamp is vooralsnog het vluchtelingenkamp dicht bij de luchthaven.
Volledige controle over Bunia hebben de militairen niet. Tussen twee checkpoints van de Uruguayanen in de stad toont Marc Uzele, een lokale journalist, hoe de passagiers uit de laadbak van een pick-up stappen en elk 40 Congolese frank (ongeveer 0,1 euro) betalen aan een groepje jongeren, die niet gewapend of in uniform zijn: "Vroeger waren het krijgers van de etnie van de Lendu. Met de aanwezigheid van de Monuc kunnen ze geen schade meer aanrichten als voorheen. Toch weten ze wat macht te behouden."
De Lendu-beweging viel nog niet uiteen. Als wel meer Congolese rebellenbewegingen heeft ze een militaire en een politieke arm. Floribert Njabu Ngabu heeft er de touwtjes in handen. Alhoewel veel inwoners van Ituri, ook niet-Lendu’s, de laatste tijd zeer te spreken zijn over het gedrag van de Lendu-milities, zou het toch hun militaire arm, de FNI (Front des Nationalistes et des Intégrationistes), zijn die de moorden en de ontvoeringen op de boten op het Albertmeer (tussen Ituri en Uganda) aanrichtten. Over het waarom bestaan in Bunia twee scholen: zij die geloven dat het om diefstal gaat – de boten vervoerden goederen – en zij die geloven dat het FNI een slag wou toebrengen aan de vijandige militieleider ‘generaal’ Jerome uit de grensstad Aru, vlakbij de plaats van de gebeurtenissen.
In elk geval is er over het boot-incident van vrijdag 16 januari nog veel onduidelijkheid. Wat gekend is, komt van vier getuigen die konden ontsnappen. Eén van de getuigen geraakte tot in Bunia. Het omgekeerde traject krijgen de Monuc-troepen niet afgelegd om ter plaatse te gaan verifiëren. De redenen die ze opgeven, luiden: het is zeer moeilijk voor onze helikopters daar, de bergen rond het meer zijn zeer steil en er zijn geen landingsplaasten; en met onze terreinvoertuigen kunnen we er niet geraken. Vrij goedkope excuses voor de dure VN-missie in Congo.
Een slang met vijf koppen
Over Ituri verschijnt in de pers vaak dat het een provincie betreft. Niet dus, het is een district van de Oostprovincie. Toch is er geen districtsdirecteur maar een speciale interimcoördinator, bijgestaan door vier assistenten, een team van vijf. Die vijf vertegenwoordigen allemaal één etnie en één gebied van het district. Omdat er vijf gebieden (Mambasa, Irumu, Djugu, Mahagi, Aru) en vijf etnieën (Lesse, Hema, Lendu, Alur, Kakwa) zijn, wordt Ituri ‘de slang met vijf koppen’ genoemd.
Op dit moment heeft het district Ituri een speciaal statuut. De overgangsinstituties hebben zich al gebogen over de vraag of Ituri een provincie moet worden, maar vonden het te vroeg om dat al uit te maken. Veel hangt af van hoe een federaal Congo na de verkiezingen vorm zal krijgen.
(Uitpers, nr. 51, 5de jg., maart 2004)
Hans Declercq is te bereiken via: hansdcq@yahoo.com