Scott RITTER – Endgame. Solving the Iraq Problem Once and for All.
Uitg. Simon & Schuster, New York.
Tot hij in augustus 1998 ontslag nam uit UNSCOM, de ontwapeningscommissie van de Verenigde Naties voor Irak, was de Amerikaan Scott Ritter berucht als één van de meest aggressieve inspecteurs, die bij wijze van spreken zelfs probeerde door te dringen tot de slaapkamer van president Saddam Hoessein onder het mom van het zoeken naar verboden bewapeningsprogramma’s. En dus telkens voor crisissen tussen Irak en de VN zorgde. Dat maakte hem voor velen, ook in Washington, onmogelijk. Irak bestempelde hem als een spion en het de Amerikaanse federale recherche, het FBI, opende een onderzoek tegen hem wegens mogelijke spionage voor Israël.
Ritter ontkent in het boek niet dat hij spioneerde. Hij zegt enkel dat het FBI daarvoor maar bewijzen moet vinden. Hij had in elk geval zeer nauwe contacten met Israël en zit in zijn visie voor een groot deel op de Israëlische anti-Iraakse lijn. Merkwaardig is dat Ritter, zoals uit zijn relaas blijkt, ook een biezondere belangstelling had voor documenten die niets met ontwapening te maken hadden. Hij citeert er enkel keren uit. Zo zou hij een lijst gezien hebben van Russische journalisten die door Saddam Hoessein worden betaald en beschuldigt hij de Russische oud-minister van Buitenlandse Zaken en oud-premier Primakov, Yevgeny Primakov, ervan geld van Bagdad te hebben gekregen.
Ritter is moeilijk te vatten. Want in zijn boek staan naast voortdurende anti-Iraakse uitvallen zeer zinnige dingen. Hij erkent de enorme kindersterfte als gevolg van de nog steeds voortdurende sancties tegen Irak wegens zijn bezetting van Koeweit nu bijna tien jaar geleden. En acht ze moreel niet houdbaar. Hij onderstreept dat het de politiek is van de Verenigde Staten de sancties tegen Irak nooit op te heffen – en dus dat Saddam Hoessein geen enkele reden heeft om met mee te werken met de wapeninspecteurs. Hij bevestigt dat Irak zo goed als ontwapend is dankzij het werk van UNSCOM en militair geen enkele bedreiging meer vormt voor wie dan ook van zijn buren. Hij weet dat Saddam Hoessein nog steeds sterk staat en de oppositie niet veel om het lijf heeft. Hij is er ook van overtuigd dat Saddam Hoessein niet zomaar een bloeddorstige dictator is, met wiens verdwijning alle problemen zouden zijn opgeloist, maar het product van de concrete omstandigheden binnen en aan de grenzen van Irak. Zozeer zelfs dat het volgens hem na het verdwijnen van Saddam Hoessein het zeker twee generaties zal duren vooraleer het Westen de Irakezen tot zijn visie kan bekeren!
En de Amerikaanse patriot die hij zegt te zijn, beschrijft hoe het inmiddels opgedoekte UNSCOM voor de Verenigde Staten werkte. Onder Rolf Ekeus en nog meer onder diens opvolger Richard Butler. In UNSCOM zaten nogal wat CIA-mensen die, naar Ritter zich later realiseerde, zo zegt hij, experts bleken in geheime operaties. In 1996 hadden ze als taak Iraakse militairen te helpen die bereid waren gevonden een staatsgreep te wagen tegen Saddam Hoessein. Die zou worden gepleegd in de verwarring ten gevolge van een Amerikaanse aanval met kruisraketten. Maar het complot viel in het water doordat de Iraakse samenzweerders werden gepakt en terechtgesteld. De groep CIA-agenten verdween daarna uit UNSCOM.
In februari 1998 gaf Washington UNSCOM de opdracht een crisis uit te lokken tegen 7 maart om dan een week lang, tot het begin van de hajj, de islamitische pelgrimstocht naar Mekka, bombardementen te kunnen uitvoeren. Helaas lieten de Irakezen zich niet vangen door de provocaties en ging het ,,feest” die keer niet door. Het strengst is Ritter voor Richard Butler, die voortdurend elke stap die hij ondernam afsprak met Sandy Berger, de veiligheidsadviseur van president Clinton. Ze maakten als het ware samen het rapport dat in december 1998 het voorwendsel werd voor een grootscheepse Amerikaanse en Britse bombardementscampagne, die meteen het einde van UNSCOM betekende. Dit misbruik van UNSCOM door president Clinton en zijn medewerkers wordt door Ritter fel afgekeurd.
Wat Ritter eigenlijk wil, weet hij precies niet goed. Zoals Israël is hij geobsedeerd door de gedachte dat Irak eens de sancties opgeheven snel opnieuw een militaire macht kan worden. Hoe daaraan te verhelpen? In militaire aktie door de Iraakse oppositie gelooft hij niet. Hij ziet wel wat in een poging van de Amerikanen om, met de inzet van 250.000 manschappen, Saddam Hoessein te gaan afzetten. Maar hoe dat intern in Amerika, in de rest van de wereld en vooral in de regio zelf moet worden verkocht, lijkt een onoverkomelijke zaak. Ritter ziet ook een diplomatieke optie, waarbij in onderhandelingen zeer strenge voorwaarden worden gesteld aan Irak, maar geeft de voorkeur aan een militaire oplossing die hij nu echter niet haalbaar acht.
Een contradictie is dat hij eerder in het boek uitlegt dat een opvolger van Saddam Hoessein met dezelfde problemen zal worden geconfronteerd en ongeveer dezelfde politiek zal volgen. En dat het Iraakse volk een paar generaties moet worden heropgevoed vooraleer het kan worden betrouwd.