In de jaren dat het Limburgs Universitair Centrum werd uitgetekend (1971-1973) werd duidelijk gestipuleerd dat het moest bijdragen tot een democratiseringsgolf in het universitair onderwijs. Arbeidsjongeren, die van huis uit niet de financiële middelen kregen om ver weg een kot te huren, moesten beter kunnen participeren aan onderwijs en samenleving.
Nu nog levert de universiteit van Hasselt gewaardeerde inspanningen om gelijke onderwijskansen te bieden, bv. aan allochtone jongeren. Ook op het gebied van beleidsinspraak door studenten, en van gelijke kansen in het personeelsbeleid neemt de UHasselt een voortrekkersrol op zich.
In de opdrachtsverklaring worden academische en wetenschappelijke vrijheid, maatschappelijk engagement, aandacht voor ethische normen en zingeving als basisprincipes vermeld, en de universele ontwikkeling van het menselijke potentieel centraal gesteld. “Niet alleen vakopleiding, maar een zo volledig mogelijke vorming” wordt elders als missie gesteld, naar het aloude universitasideaal.
Maar tussen droom en werkelijkheid gaapt een diepe kloof, en die is in 36 jaar voor een deel nog uitgediept.
Democratisering van het onderwijs is een moeizaam proces, en anno 2008 haalt een kind uit de rijkere bovenlaag nog steeds tien keer vaker een diploma van het hoger onderwijs dan een kind dat uit een arm gezin komt. En wat die universele vorming betreft…
We horen allemaal wel eens de roepende stem uit de bedrijfswereld dat het onderwijs zich meer moet afstemmen op de arbeidsmarkt. Maar de machtsgreep van het economische systeem in de academische wereld gaat veel verder dan de man in de straat zich kan voorstellen.
Al van bij de oprichting van de eerste Europese universiteiten in de 12° eeuw werd aan hen een drievoudige opdracht gegeven, en die taken zijn nu ook bij ons decretaal verankerd: aanbieden van academisch onderwijs, verrichten van wetenschappelijk onderzoek en inbrengen van maatschappelijke dienstverlening.
In de feiten is dit academisch onderwijs sterk geëvolueerd naar toegepaste scholing op maat van economische functionaliteit en jobinhoud. Onderzoek is sterk vraaggericht, d.w.z. afgestemd op financiële inbreng. En de maatschappelijke dienstverlening valt voor een deel samen met wetenschappelijke ondersteuning van bedrijven in moeilijkheden én langlopend contractonderzoek voor bedrijven.
Deze “dienstverlening” aan bedrijven is voor de universiteit erg lonend, want ze wordt voor 100 % vanuit deze bedrijven gefinancierd. Zo haalt UHasselt nu al 30 % van haar financiële middelen uit contracten met bedrijven, en is 50 % van de betaling van het personeel afhankelijk van deze middelen.
De reguliere financiering vanuit de subsidiërende overheid vraagt zwaar dossierwerk en gebeurt op basis van onderwijs- en onderzoeksparameters (de derde pijler wordt niet gefinancierd). Voor zover de universitaire uitbouw zich richt op deze geldbron, moet ze dus aandacht besteden aan het zichtbaarheidsgehalte. De vijfjaarlijkse evaluatie van de professoren gebeurt dan ook op basis van kwantificeerbare gegevens zoals publicaties in vaktijdschriften. Zo wordt hun wel academische vrijheid ontnomen. Onafhankelijk, zuiver wetenschappelijk onderzoek is immers van lange adem, leidt niet direct tot publicatie, en is zeker niet interessant voor het bedrijfsleven. Kortom, iets met diepgang is niet bruikbaar, want te traag om geld te genereren.
De universiteit wordt elk jaar meer in een keurslijf gedwongen, en moet vraaggericht werken. Onderzoeksgroepen gaan zich organiseren als aparte instituten, afgestemd op lucratief onderzoek voor (ook buitenlandse) bedrijven. Octrooien en spin-offbedrijven vervolledigen dan de inpassing in de economische machinerie met haar wetmatigheden. Universiteiten worden commerciële bedrijven. Lieven De Cauter, docent cultuurfilosofie aan de KUL, schrijft: “De cultuurwetenschappelijke vorming van studenten, de academische vrijheid en het kritische denken worden bedreigd door dit soort economisering.” Alle Vlaamse universiteiten liggen immers in hetzelfde bedje ziek.
De roeping van een universiteit mag niet liggen in de productie van afgestudeerden op maat van het bedrijfsleven. Onze scheefgegroeide maatschappij met grote sociale en ecologische uitdagingen heeft nood aan vrije ontwikkelde geesten, die trekkers willen zijn van sociale vernieuwing: kritische, ietwat weerbarstige intellectuelen met zin voor onafhankelijke analyse en maatschappelijk verzet waar dat nodig is.
Het is niet de bedoeling om te twijfelen aan de goede wil, de vernieuwingsdrang en het sociale gevoel binnen onze Limburgse universiteit. Integendeel, de universiteit van Hasselt heeft bevlogen idealen. Maar om deze idealen vorm te geven is wel een dosis strijdbaarheid nodig, om de ketens van de economisering te doorbreken. De wetgever heeft hier een grote verantwoordelijkheid, en ook de wakkere waarnemers rondom de politici. Elke Vlaamse universiteit heeft haar eigen bestuursdecreet, en dat van de UHasselt is grotendeels geschreven door de Limburgse parlementairen. Het wordt trouwens regelmatig aangepast.
Daarom roept het Limburgs Sociaal Forum alle bestuursleden, alle politieke krachten, alle middenveldorganisaties en alle alerte burgers op om achter de UHasselt en haar idealen te staan, en haar te steunen om een open, democratische, onafhankelijke en systeemkritische instelling te worden.
Namens het Limburgs Sociaal Forum,
Felix Bergers
22 mei 2009
(Uitpers, nr. 110, 10de jg., juni 2009)