“Israël ligt op de frontlijn van de strijd tussen het vrije Westen en de radicale islam. Israël voert ten dele onze strijd tegen islamfundamentalisme en –terrorisme. Aangezien Israël de voorpost is van het vrije Westen moeten we onze krachten verenigen en het islamisme hier en bij ons samen bestrijden”.
Die uitspraak komt van Filip Dewinter, kopstuk van het uiterst-rechtse Vlaams Belang, op een “academisch college” eind vorig jaar in Israël. Wat is er gebeurd met het antisemitisme van uiterst-rechts? Die stroming is in Europa niet alleen in dat opzicht aan het evolueren. In Frankrijk geeft Marine Le Pen de toon aan: verdediging van de lekenstaat en van zowaar sociale verworvenheden. Wat zit daar achter?
Dewinter heeft in Israël grote indruk gemaakt: de Israëlische minister van Communicatie heeft hem alvast voor een nieuw bezoek uitgenodigd. Dewinter was er samen met andere delegaties van Europese uiterst-rechtse partijen die in Israël een bolwerk zien tegen de islamitische dreiging. In het Magazine van het VB lezen we dat Dewinter en Frank Creyelman in december in Ashkelon deelnamen aan een “academisch college”, dat ze de Israëlische luchtmacht en een paracommandopost aan de grens met Gaza bezochten. Verder waren daar ook de Oostenrijke FPÖ, de Italiaanse Lega Nord, de Deense Volkspartij en de Zweden-Democraten. Ook de Nederlander Geert Wilders is een welkome gast in Israël.
Oud detail
De klassieke uiterst-rechtse partijen van Europa hebben stevige antisemitische wortels. Hun historische kernen waren zeer vaak oud-nazi’s of toch zeker sympathisanten van het nazi-bewind, met binnenskamers de traditionele symbolen. Jean-Marie Le Pen, stichter van het Franse Front National (FN), maakte ophef met zijn uitspraak dat de gaskamers een detail van de geschiedenis zijn. Maar zijn dochter Marine Le Pen, die hem nu opvolgt aan het hoofd van het FN, laat de geschiedenis voor wat ze is en heeft het vooral over de islamdreiging. Tot ontzetting van die achterban die nog heimwee heeft naar het collaboratieregime van maarschalk Pétain toen joden in vele treinladingen naar de gaskamers werden gestuurd.
Nu staat de strijd tegen de “islamitische dreiging” centraal en daarbij is Israël natuurlijk een bondgenoot van uiterst-rechts. Het feit dat uiterst-rechts zeer sterk vertegenwoordigd is in de Israëlische regering, met minister van Buitenlandse Zaken Avigdor Lieberman op kop, bevordert die toenadering. Sommige uiterst-rechtse partijen hebben minder last van het verleden, ze hebben geen of amper een nazi-verleden en zijn opgericht en gegroeid als xenofobe anti-migrantenpartijen. Dat is onder meer het geval voor uiterst-rechts in Scandinavië en Zwitserland, terwijl in oudere partijen met wortels in de collaboratie de draai naar de flirt met Israël bij een deel van de achterban moeilijker ligt. Dat is bij voorbeeld zo bij het Vlaams Belang waar de oude garde decennia lang zwoer bij de strijd tegen het judeo-bolsjevisme. En nu flirten hun kopstukken met prominenten uit de joodse gemeenschap in Antwerpen en zijn ze eregasten in de “joodse staat”…
Identiteit
Voor uiterst-rechts waren joden indertijd kosmopolieten zonder vaderland, vijfde colonnes die de identiteit van de natie ondermijnden. Nu zijn het de moslims die Europa aan het islamiseren zijn en de identiteit bedreigen. Maar niet alleen zij: ook de mondialisering in het algemeen en de supranationale Europese instellingen in het bijzonder ondergraven volgens uiterst-rechts die nationale identiteit. Wat dat ook moge zijn: de “denkoefening” die de Franse president Nicolas Sarkozy daarover in 2009 lanceerde schiep veel bitterheid en grote onduidelijkheid over de inhoud van een dergelijke identiteit.
Niettemin hebben veel inwoners van Europa inderdaad de indruk dat die mondialisering en de EU zeer nadelig voor hen zijn. Mondialisering betekent zeer vaak verlies aan industriële banen, de crisis van 2008 heeft dat nog verergerd. De leiding van de Europese Unie werkt dat met haar ultraliberaal beleid in de hand. En ze doet dat om een weinig democratische manier.
Als de burgers van belangrijke lidstaten zoals Nederland en Frankrijk de gelegenheid krijgen om zich over bij voorbeeld de zogenaamde Europese grondwet uit te spreken en tegen de zin van het establishment stemmen, houdt men daar geen rekening mee. De aangepaste versie (Verdrag van Lissabon) wordt de burgers door het strot geduwd. Uiterst-rechts speelt in op het ongenoegen daarover. Het doet dat des te gemakkelijker omdat grote delen van links, vooral sociaal-democraten en groenen, de “pensée unique” involgen. Daardoor kunnen uiterst-rechtse groepen zich opwerpen als “de stem van het volk” die niet gehoord wordt door “de elite” die alleen maar minachting heeft voor dat volk.
Lekenstaat
Voor uiterst-rechts behelst de verdediging van de “nationale identiteit” ook de verdediging van de “waarden” ervan: uiterst-rechts werpt zich in diverse landen (Nederland en Frankrijk als duidelijke voorbeelden) op als verdediger van de lekenstaat. Geert Wilders van de Nederlandse PVV is daar een typisch voorbeeld van: de islamisering bedreigt de rechten van de vrouwen en van homo’s. Uiterst-rechts als partij van de strijd tegen discriminatie. Bij het Franse FN hebben diverse reactionaire katholieke kringen zoiets niet verteerd en hebben ze afgehaakt. Nochtans vindt Marine Le Pen, die de islam als een bedreiging voor de vrouwenrechten bestempelt, dat de kosten van zwangerschapsonderbreking niet langer mogen terugbetaald worden.
Ook hier speelt uiterst-rechts in op de verwarring in de meeste politieke stromingen, van uiterst-links tot rechts. Debatten over de burqa en de hoofddoek leiden vooral tot nog grotere verwarring over multiculturalisme, interculturaliteit en allerlei andere onduidelijk ingevulde begrippen. Uiterst-rechts heeft tenminste een duidelijk standpunt waarmee het bovendien goed kan scoren. Zie maar naar de opeenvolgende successen van de Zwitserse SVP (Volkspartij) en van de Italiaanse Lega Nord.
Maar de verdediging van de lekenstaat geldt niet voor alle partijen. Onder druk van uiterst-rechts kreeg de Deense staatsomroep voor radio en tv de richtlijn om “de christelijke culturele erfenis” van het land te promoten. Tenslotte, zo werd eraan herinnerd, heeft Denemarken een staatskerk! En in Centraal- en Oost-Europa werpt uiterst-rechts zich zeker niet op als bestrijder van discriminatie, maar voert het (soms gewelddadig) campagne tegen de homobeweging. En vaak hebben uiterst-rechtse groepen nauwe banden met kerkelijke overheden.
Sociale accenten
Jean-Marie Le Pen was in de jaren 1980 een grote fan van de ultra liberale politiek van de Amerikaanse president Ronald Reagan. Zijn dochter gaat de sociale toer op, zij verdedigt in haat bastion in de Pas-de-Calais de slachtoffers van de mondialisering, van de delocalisaties die tot bedrijfssluitingen leidden. Vader Le Pen zelf heeft het net als zijn dochter nu over de verdediging van de koopkracht, de pensioenen en de sociale bescherming in het algemeen.
Tenslotte halen sommige van die partijen bij verkiezingen hoge scores in wat vroeger arbeidersbastions waren, vaak bolwerken van de communistische partijen. Uiterst-rechts plant zich in in streken waar een groot deel van de bevolking zich in de steek gelaten voelt door “de elites”, waartoe de grote linkse partijen ook worden gerekend. Het zijn vaak ook gebieden waar de openbare dienstverlening steeds meer te wensen overlaat, zodat uiterst-rechts zich uit puur opportunisme opwerpt als verdedigster van de openbare diensten. Dat geldt vooral dan voor Frankrijk waar het FN bij sommige verkiezingen bij de arbeiders de grootste partij is.
Disparaat
Maar die verdediging van de “sociale staat” gaat niet op voor globaal uiterst-rechts in Europa, verre van. Partijen zoals de Lega Nord (regeringspartij), de Scandinavische partijen, de Nederlandse PVV en Vlaams Belang blijven trouw aan de belangen van het patronaat en zijn “vrije markt”. Er zijn ook grote onderlinge verschillen over bij voorbeeld de houding tegen over de VS – met een Vlaams Belang dat de Republikeinen wel ziet zitten, terwijl andere uiterst-rechtse formaties te nationalistisch zijn om pro-Amerikaans te zijn, zoals het Hongaarse Jobbik.
Nationalisme maakt dat sommige partijen lijnrecht tegenover elkaar staan. Jobbik botst regelrecht met de Slovaakse SNS (Slovaakse Nationale Partij) en met de Roemeense Romania Mare (Groot-Roemenië). In Centraal- en Oost-Europa zien we vooral een zeer chauvinistisch nationalistisch discours dat ook de lokale minderheden viseert: tegen zigeuners in Hongarije, Roemenië, Slovakije, tegen Hongaren in Roemenië, tegen Turken in Bulgarije (Attaka), en ook wel tegen joden al zijn er bijna geen meer – Hongarije, Roemenië, Polen. In die landen loont het nog veel minder de islam als een grote dreiging voor te stellen, men heeft nog zondebokken in voorraad.
Uiteenlopende situaties en achtergronden maken dat men niet echt kan spreken van “Europees uiterst-rechts”. Elke partij zoekt haar eigen strategie om op de politiek te wegen of eraan deel te nemen. Deelnemen doet de Lega Nord in al haar glorie, ze is de trouwste bondgenoot van Silvio Berlusconi. De Deense Volkspartij en de Nederlandse PVV zitten zonder portefeuilles in de regeringsmeerderheden. In Frankrijk maakt Marine Le Pen kans om in de presidentsverkiezingen van volgend jaar de tweede ronde te halen. In Hongarije wedijvert de regerende Fidesz in nationalisme met Jobbik.
Uiterst-rechts is dus allesbehalve een marginaal verschijnsel van “bloed en bodem”, het weegt steeds meer op de concrete politiek. Waarbij sommige van die partijen vernuftig inspelen op het feit dat zoveel partijen van linkse origine zoveel terreinen laat braak liggen.
(Uitpers nr. 129, 12de jg., maart 2011)