INTERNATIONALE POLITIEK

Tyfoons in de Filipijnen: natuurlijke of sociale catastrofe?

Eind september werd de Filipijnse archipel geteisterd door twee opeenvolgende tyfoons: Ondoy en Pepeng (internationale namen: Ketsana en Parma). De tyfoons veroorzaakten zware overstromingen, grondverschuivingen en modderstromen die de grootste ravage sinds 20 jaar aanrichtten.

Volgens het National Disaster Coordinating Council (NDCC) ligt het dodental – waaronder opvallend veel armen – nu reeds boven de 800. Een half miljoen mensen sloeg op de vlucht en de waarde van de vernieling wordt op bijna een half miljard euro geschat. Binnen de Filipijnse volksbeweging wordt niet alleen de mondiale klimaatverandering, maar ook de inadequate voorzorgsmaatregelen en de reactie van de overheid met de vinger gewezen.

Klimaatverandering

Het abnormale patroon en de hevigere aard van de tyfoons kunnen als een rechtstreeks gevolg van het veranderende klimaat beschouwd worden. Tijdens Ondoy viel op de hoofdstad Manilla en omliggende steden in 12 uren tijd meer regen dan normaal in 1 maand opgemeten wordt. Deze tropische stormen kunnen niet puur als natuurlijke catastrofes, zoals de uitbarsting van de Pinatubovulkaan in 1991, beschouwd worden. Wetenschappelijk onderzoek toont al langer aan dat globale temperatuurstijgingen extreme weercondities kunnen veroorzaken, en dat een archipel als de Filipijnen dat omwille van haar ligging en aard kwetsbaarder is voor tyfoons, zich moet voorbereiden op een stijgend volume regen.

Volgens het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) bestaan broeikasgassen voor 80% uit koolstofdioxide, die vooral ontstaat bij het verbranden van steenkool en aardolie. Landen uit het noorden zijn voor 90% verantwoordelijk voor de uitstoot van koolstofdioxide. Bossen staan normaal in voor het absorberen van koolstofdioxide uit de lucht, maar volgens de Food and Agriculture Organization (FAO) nam de mondiale ontbossing zo’n omvang aan dat dit stabiliserend effect zwaar bedreigd wordt. Tussen 1990 en 2005 werd aan een snelheid van 13 miljoen hectare per jaar ontbost, waardoor in 2005 nog slechts 30% van het aardoppervlakte bedekt was met bossen.

Onderzoek van het IPCC toont aan dat de stijging van koolstofemissies wereldwijd de grootste oorzaak voor de opwarming van de aarde is. En de opwarming van de aarde is een belangrijke factor in de stijgende frequentie en intensiteit van tyfoons. Tyfoons ontstaan door de condensatie van verdampt zeewater en worden versterkt wanneer de temperatuur van het zeeoppervlakte hoger is dan 26°. Onderzoek toont aan dat de temperatuur in Zuidoost Azië de laatste drie decennia met 0,32° gestegen is, wat dus een verstrekkende impact kan hebben op de ontwikkeling van tyfoons.

Het bestaan van tyfoons heeft dus een natuurlijke oorzaak, maar de intensiteit hangt grotendeels af van de opwarming van de aarde, waarvoor de westerse markteconomie de grootste verantwoordelijke is. Enerzijds omdat in het kapitalisme afwegingen over bruikbaarheid of ecologie nu eenmaal de plaats moeten ruimen voor competitie, accumulatie en het bevredigen van aandeelhouders in een logica van winstmaximalisatie. En anderzijds omdat de keuze voor het gebruik – en de verbranding – van fossiele brandstoffen boven hernieuwbare energie het logisch gevolg is van deze redenering. Fossiele brandstoffen zijn in beperkte voorraad aanwezig op onze planeet, men kan hier dus winst uit slaan wanneer men er eigenaar van is. Wind- of zonne-energie is daarentegen onuitputtelijk.

Grootschalige exploitatie

De grondverschuivingen in de provincies Rizal en Benguet werden sterk in de hand gewerkt door grootschalige mijnontginning en ontbossing, onder andere voor de westerse houtindustrie. Massale ontbossing zorgt namelijk voor erosie van de bodem waardoor vlugger modderstromen ontstaan bij regenval, met alle gevolgen van dien voor bewoners van rivierbeddingen. Omwille van vergevorderde deregulering is de overheid volledig de controle verloren op de exploitatie door buitenlandse mijngiganten. Ondanks herbebossingsprogramma’s blijft de overheid trouwens concessies uitdelen aan houthakondernemingen, waardoor herbebossing ineffectief wordt.

Sinds het tijdperk van dictator Marcos stuitte de bouw van grote dammen voor stroomverwekking in de Filipijnen op volksverzet. Niet alleen omdat het leefgebied van inheemsen bedreigd werd, maar ook omdat de winst uit het verwekken van stroom de grootste drijfveer van de promotoren was en geen rekening gehouden werd met de risico’s en gevolgen. Uit milieukringen werd daarom gepleit voor de bouw van mini- en microdammen als alternatief. Grote dammen zoals de San Roque dam, waarmee normaalgezien overstromingen kunnen worden gecontroleerd door het water uit de bergen tegen te houden, werden tijdens de storm geopend uit angst dat het water zou overlopen of dat de dammen zouden barsten. Het openen van 5 van zulke dammen zorgde ervoor dat 60% van de provincie Pangasinan waaronder 30 steden onder meters diep water kwamen te liggen.

Een verlamde overheid

Maar ook het Filipijnse regime wordt door de volksbeweging met de vinger gewezen. Niet in het minst omdat reddingsoperaties door de volksorganisaties zelf in plaats van de overheid georganiseerd werden. Het officiële Filipijnse klimaatbureau PAGASA waarschuwde twee dagen voor Ondoy voor een aanzienlijke stijging van regen. Het gaf uitdrukkelijk de waarschuwing dat bewoners uit laag gelegen gebieden nabij bergstreken een groot risico liepen omwille van een mogelijke stortvloed en grondverschuivingen. Maar de overheid nam niet eens de moeite deze boodschap te verspreiden via de media.

Het gevolg is dat duizenden mensen hun daken opkropen wanneer het water begon te stijgen, waar ze uren vastzaten zonder voedsel, water of bescherming tegen de sterke wind en regen. In Marikina, één van de zwaarst getroffen steden, werden slechts twee rubberboten ter beschikking gesteld voor reddingsoperaties. De distributie van voedsel en medicatie kwam zo traag op gang dat slachtoffers hiervoor grotendeels afhankelijk waren van NGO’s en volksorganisaties. Van een gecoördineerd rampenplan was dus nagenoeg geen sprake.

Het grootste aantal slachtoffers telt men onder de arme bevolking die in krotten wonen onder bruggen of in beddingen van afvoerkanalen. Hun krotten werden massaal meegesleurd met de stroom. De verstopping van de afvloeiingsinfrastructuur met door de stroom meegesleurde krotten en afval uit de hoofdstad Manilla heeft de overstroming in de hand gewerkt. Deze krotbewoners zijn vooral arme en landloze boeren die naar de stad emigreren op zoek naar werk en uiteindelijk in de informele economie belanden. Van hun woningen schoot na de overstromingen niets meer over. De overheid heeft zulke sloppenwijkjes steeds hardhandig trachten te ontruimen, maar zonder enig alternatief te bieden aan de bewoners. Hierdoor konden ze enkel verhuizen naar een ander stadsgedeelte. En alsof ze nog niet genoeg ellende over zich heen krijgen worden deze ‘krakers’ door de overheid steevast verantwoordelijk gesteld voor het bouwen van illegale woningen.

Ondanks de wetenschap en de bevestiging door de regering van de kwetsbaarheid van de Filipijnen voor hevige stormen is de overheid er niet in geslaagd om op tijd te reageren op de voorspellingen en in te grijpen na de ramp. Reeds geruime tijd klagen medewerkers van PAGASA over het feit dat defecte radars – waaronder deze uit de noordelijk gelegen en zwaar getroffen stad Baguio – niet vervangen worden. De ‘Doppler’ radars, die aan de hand van de beweging van regendruppels en de intensiteit van de neerslag de structuur en intensiteit van stormen opmeten, kosten 100.000 dollar per stuk, of een totaal van 414.426 euro.

De buitenlandse schuld

Veel organisaties stellen zich hierdoor vragen over de financieringsmogelijkheden van de overheid. Van de officiële ontwikkelingssteun voor de preventie van noodtoestanden en armoede was tussen 2005 en 2007 slechts 5% voor de publieke sector bestemd. Dit terwijl de overheid een BTW van 12% heft op basisvoorzieningen, die ook bestemd zijn voor slachtoffers van tyfoons. Op woensdag 14 oktober stemde het Filipijnse congres een budgetverhoging goed van bijna 2 miljard euro voor noodhulp en heropbouw. Dit bedrag zal onder andere worden afgetrokken van wat men in de Filipijnen ‘ongeprogrammeerde fondsen’ noemt. Volgens ondervoorzitster van het Freedom from Debt Coalition (FDC) Lidy Nacpil betekent het feit dat het over ‘ongeprogrammeerde fondsen’ gaat, dat deze fondsen afhankelijk zijn van spaargeld of andere extra inkomsten. En aangezien deze er simpelweg niet zijn is dit een vrijgeleide voor de overheid om nieuwe buitenlandse leningen aan te gaan.

Anderzijds werd beslist om staatsobligaties ter waarde van 8 miljard euro in plaats van voor economische herstelprogramma’s te besteden aan de heropbouw van publieke infrastructuur. Een week later werd een door de VS aangekochte obligatie ter waarde van 1,1 miljard dollar door het National Development Company (NDC) ter beschikking gesteld. Door staatobligaties uit te geven op de internationale markt of belastingen te heffen op donorsteun aan private organisaties (waaronder NGO’s en volksorganisaties) zal de overheid zich volgens volksorganisaties zoals FDC enkel dieper in de schulden werken met een enorm deficit tot gevolg.

Op lange termijn is het de bevolking, waaronder de slachtoffers van de tyfoons, die zullen opdraaien voor deze overheidsschuld. Fondsen die worden vrijgegeven uit andere administraties kunnen namelijk niet meer gebruikt worden voor hun oorspronkelijk doel, waardoor de staat terug buitenlandse leningen moet aangaan die haar uiteindelijk nog meer in de schulden werken en haar middelen nog meer doet afnemen. De overheid zou daarom meer baat hebben bij een afschaffing of kwijtschelding van haar buitenlandse schuld. Dat geld zou kunnen worden gebruikt voor noodhulp en heropbouw in de nabije toekomst en het uitbouwen van sociale diensten op langere termijn. Maar sinds het Marcos tijdperk heeft de overheid steeds van het betalen van buitenlandse schulden en intresten een eerste prioriteit gemaakt.

Onder Arroyo bedraagt de schuldaflossing vandaag meer dan 10% van het bruto binnenlands product. Meer dan de schuldaflossing onder Aquino (8,1%), Ramos (6,8%) en Estrada (6,6%). En terwijl voor 2010 22,1% van het overheidsbudget bestemd is voor het afbetalen van intresten, is slechts 0,4% bestemd voor huisvesting, 2,5% voor gezondheidszorg en 15,3% voor onderwijs. De linkse politieke coalitie Bayan pleit daarom resoluut voor een afschaffing van deze derdewereldschuld. FDC verkiest eerder een moratorium op de schuld en een westerse schadevergoeding. Maar allen zijn het er over eens dat de recente catastrofe de noodzaak aantoont om de betaling van de buitenlandse schuld, die in de geschiedenis onder het mom van hulp door de Westerse economieën werd opgedrongen, ernstig in vraag te stellen. Dat Equador er eerder dit jaar in slaagde zijn buitenlandse schuldaflossing te staken bewijst dat het hier vooral om een kwestie van politieke wil gaat.

Volgens veel volksorganisaties ligt het Filipijns maatschappelijk systeem aan de oorsprong van de gebrekkige reactie van de overheid en haar financiële ontoereikendheid. Door ontbossingen, ongecontroleerde verstedelijking, industriële riviervervuiling, verstopping van afvloeiingssystemen en het negeren van landontginningplannen door bouwpromotoren zijn de hoofdstad Manila en de omliggende gebieden enorm kwetsbaar geworden voor tyfoons en overstromingen. Aan de oorzaak hiervan ligt een overheid die machteloos is in het afdwingen milieuwetten en het reguleren van privéondernemingen.

Volksorganisaties zoals Bayan en FDC eisen eerst en vooral dat de overheid haar deregulerings- en privatiseringsbeleid stopzet en terug de belangen van haar burgers voorop stelt. Een gecoördineerd plan voor landgebruik en huisvestingsprogramma’s dat degelijke woningen biedt voor miljoenen Filipino’s zou hieruit kunnen resulteren. In plaats van de arme bevolking gedwongen te verhuizen naar gebieden waar ze terug aan hun lot worden overgelaten en alles terug van nul moeten opbouwen, zoals in de provincie Bulacan gebeurde, moet de overheid mensen duurzame woningen en mogelijkheden bieden om in hun levensonderhoud te voorzien. Samen met een effectief nationaal preventieplan voor de gevolgen van klimaatverandering zou dit honderden levens kunnen hebben gered.

(Uitpers nr. 115, 11de jg., december 2009)   

On-line dossiers en Referenties:

Europe Solidaire Sans Frontières: http://www.europe-solidaire.org/spip.php?rubrique829

Bulatlat: http://www.bulatlat.com/main/tag/ondoy/

Freedom From Debt Coalition: http://fdc.ph/

Bayan: http://www.bayan.ph/

Relevant

Pakistan: geen aandacht voor wie werkt

Op 8 februari 2024 zijn er verkiezingen in Pakistan, maar bij de arbeiders valt er voorlopig niet veel enthousiasme te bespeuren. Dit heeft deels te maken met de onzekerheid…

China weegt voorzichtig de kansen af in het Afghanistan van de Taliban

Twee decennia geleden werd het Taliban-regime in Afghanistan omvergeworpen. De Taliban zijn sinds augustus terug aan de macht in Kaboel. De Verenigde Staten en hun NAVO-partners zijn afgedropen en…

Uit Afghanistan (en Irak) vertrekken om er te blijven

Afghanistan is het zoveelste ‘gewapend conflict’ dat de Verenigde Staten in een ontwikkelingsland voerden en uiteindelijk verloren hebben. Na het fiasco in Vietnam en nadat ze konden toezien op…

Laatste bijdrages

Wat wil BRICS?

Sinds de 16de vergadering van de BRICS-landen (Brazilië, Rusland, Indië, China en Zuid-Afrika) in het Russische Kazan heeft deze groep een ietwat aparte plaats ingenomen als multilaterale organisatie. Het…

Argentinië. In gesprek met Atilio Boron

FM: Verkozenen van uiterst rechts zijn al lang geen uitzondering meer. Toch blijft het voor veel buitenstaanders moeilijk te begrijpen dat iemand als Javier Milei kon verkozen worden als…

Barnier op de schopstoel. Macron ook.

Veel ministers van de Franse regering Barnier zullen een zeer korte carrière hebben gekend nu Marine Le Pen meedeelde dat ze een motie van wantrouwen indient, zoals links dat…

Van Moddergat tot Wondermond

You May Also Like

×