Dat werkte wel, onder moslimbestuur, tot ongeveer het einde van de 11de eeuw. In 1086 viel de grootste Arabische stad Toledo in christenhanden. Toen begon een burgeroorlog, die uiteindelijk gewonnen werd door de troepen van de zeer katholieke Vorsten Albrecht en Isabella. In 1614 worden de laatste Morisco’s – afstammelingen van Noord-Afrikaanse bewoners – op schepen richting Marokko gezet. Tenminste, de Morisco’s die alle slachtingen en etnische zuiveringen overleefd hadden. Zover een korte historische situering.
Cordoba
Al Andalus heeft dus eeuwenlang een periode van vrede en welvaart onder islamitisch bestuur gekend. Het gaat met name om de steden Cordoba, Sevilla, Granada, Toledo en ook Valencia, ver buiten het Andaloesië van vandaag.
Droegen de vrouwen in toenmalig Andalusia een boerka? Liepen ze gesluierd? Foto’s hebben we natuurlijk niet, zelfs geen betrouwbare tekeningen. Maar we weten wel wat sommige van die vrouwen te vertellen hadden of wat ze gedaan hebben – en dat is vaak niet gering. De auteur laat twintig ‘vranke vrouwen’ uit voormalig moslim-Europa aan het woord. We kunnen ze niet allemaal opsommen. Toch een paar: prinses Wallada vond in de 11de eeuw de literaire Salon uit, Saida al Horra organiseerde in de 16de eeuw een oorlogsvloot tegen Spanje.
Veel dichteressen waren er bij die vrouwen, de literatuur stond hoog in aanzien. Cordoba, een stad van variërend 300.000 tot 1 miljoen inwoners (tien maal groter dan het toenmalige Parijs) telde 70 bibliotheken, waarvan de grootste een half miljoen boeken bezat. De grootste christelijke bibliotheek was toen die van Sankt Gallen, 60.000 boeken.
Cordoba heeft de oudste universiteit van Europa. De auteur wordt lyrisch van deze stad:
‘De meest schizofrene ervaring kan je in de grote moskee opdoen. Vooral als je die voor tien uur ’s ochtends bezoekt. Je arriveert op een voorplein met massa’s sinaasappelbomen en in het midden een ablutiefontein. Vervolgens stap je de moskee binnen. Het is alsof je een woud van palmbomen betreedt. Stenen palmbomen. Meer dan driehonderd zuilen schoren een enorme hal. Vanuit het kapittel van elke kolom vertrekken dubbele bogen , uitgevoerd in afwisselend rode en witte steen. Elke zuil met zijn vier gestreepte halfbogen evoceert een palmboom, het lievelingssymbool van de eerste Omayyadenkalief. Midden in dit stenen woud heeft men na de conquista tientallen zuilen gerooid en er een kathedraal tussen gebouwd. Als je binnen in de kathedraal staat oogt die enorm, met reusachtige beuken, maar van buiten bekeken verdrinkt ze in de moskee. Het effect is hallucinant.’
De beroemdste Andaloesische dichteres is Wallada. In haar paleis in Cordoba organiseerde ze literaire Salons. Daar werden niet enkel gedichten voorgedragen, er traden ook danseressen en zangeressen op en er werd nogal wat gedronken. De jonge Wallada zat die salons ongesluierd voor en op de mouwen van haar kleed had ze verzen geborduurd. Op de linker stond:
Bij God, Ik streef naar eer en glorie,
en ga heel trots mijn eigen weg.
En op de rechtermouw:
Mijn vrijer bied ik mijn wangen,
en mijn lippen geef ik wie ze wil.
Haar bekendste minnaar was Ibn Zaydun. Het paar werd het symbool van de romantische liefde. Die affaire begon dan wel mooi maar verzuurde door overspel. Zaydun legde het aan met de zwarte kamermeid, waarna Wallada haar woede van zich afschreef:
Je bent een man met zes namen
Die je heel je leven zullen achtervolgen:
Homo, pederast en klootzak,
Hoorndrager, dief en makro.
And that was the end of the affair. Zaydun probeerde nog zijn retour te maken, onder meer in versvorm, maar het lukte hem niet. Wallada leefde de rest van haar leven – ze werd 90 – samen met een Cordobese minister.
Pogroms in valencia
In Sevillla werd de wasvrouw Itimad door een toevallige ontmoeting verheven tot koningin. Haar vorst en lover Mutamid werd poëtisch door haar geïnspireerd, een soort poëzie dat expliciet en weinig suggestief is:
Ik ben jaloers op het liefdesbriefje
Dat ik je stuurde
Want dat heeft je gezichtje gezien.
Wat wou ik dat ik net als hij,
Je kon zien, maar dan van kop tot teen.
Omdat Valencia nu een afzonderlijke regio is, naast de autonome regio Andaloesië, wordt al eens vergeten dat deze streek ook tot Al Andalus behoorde. Het was zelfs het gebied met de langstdurende officiële moslimaanwezigheid. Valencia is de stad van El Cid (Arabisch: Sidi), die we kennen uit de latere literatuur. Corneille schreef het toneelstuk, Massenet de opera, Charlton Heston speelde de filmrol.
Valencia is in 1275 het toneel van de eerste pogroms tegen de moslims. De situatie verslechtert nog met de val van het laatste moslim gezag in Granada (1492) en het aan de macht komen van de katholieke koningen Albrecht en Isabella (1598-1621). ‘De Arabieren worden verplicht om discriminerende blauwe kledij te dragen. De christenen zagen het blauw als de kleur van de vijand omdat de laatste grote Andaloesische dynastie, de Almohaden, Berbers uit het zuiden van Marokko waren die, net als de Toearegs, blauwe kledij droegen. Arabieren moeten voortaan ook een speciale moslimtaks betalen, de besant-belasting, die per huisgezin wordt geheven. Verder is er nog een speciale taks op moslimslagerijen en op baden en bakovens.’
Granada
We zijn nu wel even afgedreven van de poëtisch of anderszins vranke vrouwen. Daar waren trouwens geen christelijke dames bij, wel een joodse, de uit Granada stammende Qasmuna (12de eeuw). Ze wordt in de poëzie opgeleid door haar vader en grootvader. Deze laatste had in versvorm zijn educatieve principes verwoord:
Sla je vrouw iedere dag, mijn zoon,
zodat ze niet de baas over je speelt en haar kop opsteekt.
Wees, mijn zoon, niet de vrouw van je vrouw,
En laat haar niet toe de man te zijn van haar man.
Granada is de stad waar het Arabisch karakter het duidelijkst bewaard is. Bij de verbouwing van Granada zaten de nieuwe katholieke heersers met een probleem: ze hadden geen eigen kunst die de moeite waard was. Een van hun oplossingen was om Morisco’s – de verplicht bekeerde moslims – gebouwen te laten optrekken in Moorse stijl, de zogenaamde mudejar-stijl. Overal in Granada kun je die zien.
Een tweede oplossing was om een beroep te doen op Italiaanse renaissance-artiesten – Spanje heerste toen ook over het grootste deel van Italië – en op hun Flamenco-onderdanen uit de Nederlanden. Generaties van schilders, retabelmakers en glazeniers uit onze streken zijn rijk geworden door leveringen aan de Spaanse kroon. Namen die zijn terug te vinden in Granada: Dirk Bouts, Hans Memling, Rogier van der Weyden, Johan Van Camp, Theodoor van Holland, Ambrosius Van Wyck, Frans Heylen.
De meest mythische plek van Granada is natuurlijk het Alhambra. Zo mythisch dat zelfs Lucas Catherine zich er niet aan waagt ze te beschrijven. Dat laat hij over aan een hedendaagse Arabische dichteres, Maram al Masri:
Hoe kan een gedicht
je stenen vatten in woorden
je kleuren beschrijven met letters
en je stilte meten met punten en komma’s?
….
Hoeveel bloed is opgedroogd op je grond?
Hoeveel tranen zijn er uit opgeschoten als bloemen?
Hoeveel sinaasbomen prezen je schoonheid?
Hoeveel moewashasa’s zongen je glorie?
Hoeveel wingerds,
Hoeveel blaren,
Hoeveel kussen?
Het Alhambra slaapt nooit
haar ogen staren wijd open
naar de wind en de maan.
Zij praat met de hemel, speelt met de sterren,
vraagt de Slaap die haar verlaat;
Keer terug…
In 1769 werd de laatste clandestiene moskee opgedoekt in Cartagena.
Overigens zijn er ook vandaag nog wel vranke vrouwen in Andaloesië. En elders.