Een maand geleden waren er nog 17 kandidaten voor de presidentsverkiezingen van 6 oktober in Tunesië. Tot begin deze week waren er nog drie, 14 werden door een commissie geëlimineerd of door de politie opgesloten. Van de drie overblijvenden is er intussen een gearresteerd, een andere is veeleer een medestander van de president. Schiet over: één bevriende kandidaat en één kandidaat met ervaring: de zittende president Kaïs Saïed.
Tunesië lijkt wel terug te keren naar de periode van de omwenteling in 2011 die het begin inluidde van de “Arabische lente”. Vier organisaties, waaronder de vakbond UGTT, kregen later de Nobelprijs voor de Vrede als beloning voor de vreedzame overgang.
Maar omdat die overgang geen groeiende welvaart bracht, kwam de ontgoocheling. Jurist Saïd won als niet-politicus de presidentsverkiezingen van 2019 en trok op 25 juli 2021 alle macht naar zich toe. Er kwam een nieuwe grondwet die de meeste macht ana het staatshoofd toeschoof.
De crisis is er niet minder op geworden. De inflatie tast de koopkracht van de meeste Tunesiërs steeds verder aan, de jeugdwerkloosheid is zeer hoog. Maar Saïd duldt steeds minder kritiek, het parlement is ontbonden, opposanten worden opgesloten, samen met journalisten en advocaten. De president wint aanhang met zijn uitvallen tegen “de vampieren van het IMF”, maar vooral met racistische campagnes tegen zwarte Afrikanen, onder wie de velen die via Tunesië naar Europa willen migreren.
De presidentsverkiezingen van 6 oktober moeten zijn almacht bevestigen. Saïd neemt geen risico’s, de “Hogere onafhankelijke instantie voor de verkiezingen” voert een strenge selectie door. En wie daar toch nog doorkomt, verdwijnt achter de tralies. Niettemin kan Saïd rekenen op de steun van de VS, van de Italiaanse premier Meloni en van de EU. Want hij helpt de migranten tegenhouden.
Nu nog alleen de Tunesiërs overtuigen toch naar de stembus te gaan. Wat ze bij de parlementsverkieizingen van 2022 kwam minder dan 11 % opdagen.