De Russische troepen voeren sinds september in Tsjetsjenië oorlog tegen terroristen, bommenleggers, islamitische fundamentalisten betaald door superterrorist Osama Bin Laden. Met dat soort argumenten verdedigt Vladimir Poetin de hervatting van de oorlog in Tsjetsjenië, ook nu weer in de vorm van massale bombardementen op burgerbevolking en economische doelwitten.
Ze bombarderen niet de schuilplaatsen van de groepen die deze zomer vanuit Tsjetsjenië buurrepubliek Dagestan binnenvielen. Wat natuurlijk niets te maken heeft met het feit dat de leiders van die groepen, Sjamil Bassajev voorop, nauwe financiële banden hebben met Boris Berezovsky die in het Kremlin enorme invloed heeft en die drie jaar geleden het bestand met de Tsjetsjeense leiders met financiële afspraken bekrachtigde.
Hoeft het dan te verwonderen dat veel Russen Berezovsky en zijn omgeving, onder wie ex-chefs van de geheime diensten als Poetin, ervan verdenken dat ze die fundamentalisten in de Kaukasus manipuleren? Dat ze zelfs de hand kunnen gehad hebben in de bomaanslagen in Russische steden die honderden doden maakten? Het lijkt te ver gezocht, maar Moskou heeft alleszins nog geen enkel bewijs aangebracht dat die aanslagen het werk waren van ‘Kaukasische terroristen’. Die groepen hebben vroeger trouwens nooit geaarzeld hun operaties op te eisen, wat deze keren niet gebeurde.
Maar wat staat er voor het Kremlin in Tsjetsjenië dan op het spel?
Het regime is niet gerust in de stevigheid van ‘s lands eenheid.
De controle over Tsjetsjenië verliezen is niet prettig, maar het kan van 1992 tot 1994 geen kat in Moskou iets schelen. Dagestan, aan de Kaspische Zee, ligt al gevoeliger, vooral omdat de rest van de noordelijke Kaukasus ook kraakt. Maar zowel een deel van de Russische elite als van de bevolking zou het niet erg vinden dat heel dat gebied uit de Federatie stapt, dan is men van die lastposten af en kan men gemakkelijker al die ‘tsjornoi’ (zwarten, waarmee de bevolkingsgroepen uit de Kaukasus worden bedoeld) als van oudsher de schuld geven voor alle vormen van criminaliteit, ook de economische.
De clan aan de macht in Moskou blijft echter beducht voor mogelijke navolging, niet in de vorm van afscheuringen zoals Tsjetsjenië, maar in grotere macht voor de regionale elites. Het blok "Vaderland – Heel Rusland" heeft niet alleen burgemeester Joeri Loesjkov van Moskou als leider, maar ook en vooral Mintimer Sjaimijev die president is van Tatarstan (met olie). Deze regionale oligarch bekwam een zeer verregaande zelfstandigheid voor zijn republiek omdat Moskou vreesde dat hij anders het Tsjetsjeense voorbeeld zou volgen. Sjaimijev kan na de verkiezingen van december een sleutelpositie innemen, ten nadele van de centrale macht. Met de oorlog in Tsjetsjenië hoopt het Kremlin de lokale machthebbers op hun plaats te zetten. Het is de zoveelste poging. Jeltsin deed het eerder al door alle gouverneurs te benoemen, maar veel van zijn aangewezen gouverneurs verloren later verkiezingen of maakten zich los van Moskou om geen verkiezingsnederlaag te lijden.
De politieke elite is niet gerust in haar eigen lot.
Vladimir Poetin werd aangeduid als premier om, met zijn kennis uit de geheime dienst, de enorme belangen van de "elite" – een sterk woord voor een bende plunderaars – veilig te stellen. Die belangen worden nu sterk bedreigd door de onderzoeken in Zwitserland, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk en andere landen naar het witwassen van enkele tientallen miljarden dollar misdaadgeld en opbrengsten van de "elitaire" plunderingen. Het kruim van de politieke en financiële wereld van Rusland is daar ontzettend persoonlijk bij betrokken.
De oorlog in Tsjetsjenië heeft er niet rechtstreeks mee te maken, maar is wel een uitstekende afleiding; Poetin slaagt er zelfs in zijn populariteit op te vijzelen (hij vertrok wel van 0,5 procent positieve meningen). Alle aanklachten worden nu afgedaan als intriges van binnen- en vooral buitenlandse vijanden, zoals de Republikeinen in de Verenigde Staten die daarmee vooral het vel van vice-president Al Gore willen.
Poetin werpt zich daarentegen via de Kaukasus op als de grote verdediger van het nationaal belang, tegen moslim-fundamentalisten van wie wordt gezegd dat ze betaald worden door Osama Bin-Laden, terwijl de echte financier ook die van het Kremlin is (Berezovsky). Opvallend is wel dat de bombardementen zich vooral richten tegen de Tsjetsjeense president Aslan Maschadov die een rivaal is van die fundamentalisten en al jaren de man van de dialoog en akkoorden met Moskou is.
Last but not least: olie.
De olierijkdommen onder en rond de Kaspische Zee zijn nu vermoedelijk niet zo rijk als enkele jaren geleden werd gedacht, maar toch meer dan de moeite van een oorlog waard. Het transport van die olie was een hoofdmotief voor de inval van Russische troepen eind 1994 in Tsjetsjenië. De oliebaronnen in Moskou – dat zijn de meeste toplieden van de "elite" – zijn uit op de ontginning zelf en op het transport ervan. Met de onrust in Dagestan zouden die belangen in het gedrang kunnen komen, maar anderzijds bood die onrust Moskou een gelegenheid om Tsjetsjenië weer binnen te vallen. De islamistische invallen uit Tsjetsjenië in Dagestan kwamen het Kremlin misschien wel verdacht goed uit.
Dat Kremlin heeft lessen getrokken uit de nederlaag van 1996. Die was niet alleen militair, maar ook politiek: het hoge aantal doden onder Russische militairen voedde het verzet van de Russische bevolking tegen die oorlog. Nu wordt ogenschijnlijk een propere oorlog gevoerd, nog niet zoals de westerse oorlogsvoering in Irak en Joegoslavië, maar toch: via de media hangt Moskou een beeld op van een oorlog waarin nagenoeg geen Russische slachtoffers vallen, waardoor deze nieuwe oorlog niet zo onpopulair is.
Moskou trekt bovendien onomwonden een parallel met de oorlog op de Balkan. De NATO bombardeerde in Joegoslavië massaal economische en burgerdoelwitten, Rusland doet niets anders in Tsjetsjenië dat bovendien grondgebied is van de Russische Federatie. De NATO trekt de territoriale integriteit van Joegoslavië niet in twijfel, dan kan dat zeker niet voor die van de Russische Federatie. Het Westen riep de nood aan stabiliteit op de Balkan in als motief, dan mag Rusland dat nog veel meer in zijn eigen Kaukasus. Zelfs de verdediging van de mensenrechten wordt erbij gesleurd om de parallel met Kosovo te maken. Met dit verschil dat de NATO het in Kosovo opnam voor moslims, wat volgens de Russische uitleg de fundamentalistische moslims in de Kaukasus aanmoedigde. Maar Rusland waakt gelukkig om ze een halt toe te roepen…
Het Westen: anders dan Kosovo
In tegenstelling tot de Tsjetsjeense oorlog van eind 1994 tot de zomer van 1996, zijn de regeringen van de grote westerse landen nu bekommerd. Niet om het lot van de Tsjetsjenen of van de Russische soldaten, maar om de overleving van het regime in Moskou. Verder dan beleefde waarschuwingen gaat het niet, Tsjetsjenië is een interne aangelegenheid van de Russische Federatie. Op Bosnië (tenminste: het moslimstuk ervan) en de door ongeveer niemand erkende Turkse Republiek van Noord-Cyprus na, erkent niemand Tsjetsjenië als een onafhankelijk land. Volkenrechterlijk is Tsjetsjenië onverbrekelijk deel van die Russische Federatie, zoals Kosovo dat is van Joegoslavië.
Inderdaad, Tsjetsjenië werd acht jaar geleden alleen feitelijk onafhankelijk, het statuut van die republiek werd bij de akkoorden van 1996 tussen Moskou en Grozny in het midden gelaten. Maar is hier dan geen sprake van ‘humanitair interventierecht’? De oorlog van 1994-1996 kostte aan een groot deel van de Tsjetsjeense bevolking het leven: 50.000 (de meeste officiële Russische bronnen), 80.000 (ex-generaal en presidentskandidaat Alexander Lebed), meer dan 100.000 (de Tsjetsjeense president Aslan Maschadov). Na het jongste Russische offensief wonen er nog een half miljoen mensen in de republiek tegen één miljoen in 1994. Honderdduizenden etnische Russen verlieten de republiek, volgens Poetin verdreven door de Tsjetsjenen, terwijl tienduizenden Tsjetsjenen van elders naar de republiek kwamen, naar eigen zeggen weggepest door Russische racisten die in Moskou en andere steden jacht maken op ‘tsjornoi’. Nu zijn er weer massa’s mensen op de vlucht geslagen voor de Russische bombardementen, men weet uit ervaring hoe moordend ze zijn. Moskou beweert dat de Russische luchtmacht intussen preciezer leerde mikken op doelwitten om zo burgers te sparen. Maar wie de opleiding in die luchtmacht kent, vindt dat een lachertje. Het heeft er alles van weg dat die luchtmacht lukraak bombardeert en zich niets aantrekt van mogelijke burgerslachtoffers.
In 1996 trokken de Noord-Amerikaanse en West-Europese leiders zich daar niets van aan. President Bill Clinton vergeleek Boris Jeltsin met Abraham Lincoln in diens strijd tegen de zuidelijke separatisten. De Raad van Europa vond dat Jeltsin voldoende de mensenrechten eerbiedigde zodat Rusland lid kon worden van die overigens onbetekenende Raad. Het stak Jeltsin wel een hart onder de riem aan de vooravond van een zeer moeilijke herverkiezingscampagne. Hij won die toch met een pak geld van zijn vrienden, met hun media, met fondsen van het IMF, met adviseurs uit de Verenigde Staten en met politieke steun van de exclusieve club G7.
Ook nu staat het regime Jeltsin voor een moeilijke verkiezingsperiode: het parlement in december, de president in juni volgend jaar. De Westerse leiders hopen vooral dat het Kremlin in handen blijft van figuren waarmee zaken te doen vallen, al was het maar via de mogelijkheid om ze met hun buitenlandse bankrekeningen of beleggingen te chanteren. Voortdoen met de bekenden van nu als het kan, ook als die hun toevlucht zouden nemen tot gewezen generaal Aleksander Lebed die "flexibel" genoeg is. Of anders vrede nemen met Primakov (van het blok Loesjkov – Sjaimijev) die als premier onder Jeltsin ook water in de wijn deed. Als Rusland voor de westerse leiders maar "stabiel" is.