Sinds 2002 heeft Sint-Truiden een stedenband met de gemeente Nueva Guinea in Nicaragua. Deze stedenband wordt begeleid door de dienst ontwikkelingssamenwerking van de stad Sint-Truiden en een groep van geëngageerde vrijwilligers die zich hebben verenigd in het Nicaraguacomité. Nueva Guinea is gelegen in het zuidoosten van Nicaragua. Het telt zo’n 130.000 inwoners en is qua oppervlakte vergelijkbaar met de provincie Limburg. Sinds het ontstaan van de stedenband werden er in Nueva Guinea heel wat projecten gerealiseerd en reisden er geregeld stedenbanders heen en weer tussen Sint-Truiden en Nueva Guinea. Ook Mol (met Santo Tomás), Dison-Jalapa, Luik-Somoto, Sint-Niklaas-San Nicolás, Harelbeke-Somotillo, Alken-Masaya, Willebroek-Nandasmo, Nieuwpoort-Rama en Lommel-Ciudad Dario hebben in het verleden mooie stedenbanden aangeknoopt en sommige doen dat nogsteeds.. Dat zijn stuk voor stuk mooie voorbeelden van internationale solidariteit, waarvan de meeste in de jaren tachtig van vorige eeuw ontstonden om het toenmalige sandinistisch project te steunen. Intussen is de politieke toestand in dat land grondig veranderd. Voormalig comandante Daniel Ortega is samen met Rosario Murillo, zijn vrouw en vicepresident, sinds 2007 onafgebroken aan de macht. Na de fake verkiezingen van november 2021 zit het Ortega-Murillo regime meer dan ooit stevig in het autoritaire zadel. Ruim een tiende van de 6,6 miljoen inwoners van Nicaragua leeft intussen in het buitenland. Sinds 2018, het jaar dat de oppositie tegen het regime bloedig werd onderdrukt, hebben al meer dan 100.000 Nicaraguanen het land verlaten. Een onafhankelijke stedenband in stand houden wordt dus steeds moeilijker gemaakt terwijl directe contacten met de gemeenten zouden uitgelegd kunnen worden als steun aan het steeds dictatorialer optredende (landelijke) regime Hoe spring je als stedenband om met die moeilijke politieke situatie? (https://www.uitpers.be/stedenbanden-onder-ortega-murillo-een-moeilijk-verhaal/)
Truienaarse stedenbander vertelt
Zeer recent trok een kleine delegatie van Sint-Truiden met de beste bedoelingen naar Nueva Guinea en zij ondervonden aan den lijve hoe het Ortega-regime te werk gaat, ook met stedenbanders. Een deelnemer die anoniem wil blijven vertelt aan de Nederlandse Nica nieuwsbrief wat hij daar meemaakte. Zijn relaas werd om veiligheidsredenen met vertraging gepubliceerd. Op dit ogenblik is niemand veilig, zelfs de solidariteitsbeweging niet. Dat weet ik onder meer van een zeer goede vriend van me die al jaren in het land woont. Hier is zijn relaas: ‘Op dit moment bevind ik me in Nicaragua in het kader van de stedenband tussen Sint-Truiden in België en Nueva Guinea in Nicaragua. We zijn hier aanwezig om te werken aan verschillende projecten die wij als stedenband al meer dan 20 jaar ondersteunen. Deze projecten zijn zeer uiteenlopend, variërend van het versterken van gezondheidszorg en educatie, tot het ondersteunen van ecologische landbouw of klimaatdoelstellingen. Deze keer echter wordt ons werk sterk belemmerd door de politieke situatie in Nicaragua. Alhoewel onze organisatie, het Nicaraguacomité van Sint-Truiden, geen politieke organisatie is, kregen twee van onze leden aan de Costaricaans-Nicaraguaanse grens te horen dat ze in Nicaragua niet welkom waren omdat ze zich online tegen de Nicaraguaanse regering zouden hebben uitgesproken. De vijf andere leden, waaronder ikzelf, konden zonder probleem het land in, alles bij elkaar een bizarre situatie.
Zelf ben ik hier al twee weken om onze projecten te bezoeken en de stedenband te versterken, maar de afgelopen dagen belemmerde de Nicaraguaanse politie ons werk meerdere malen. Op 19 juli, bevrijdingsdag in Nicaragua, viel de politie binnen in een school waar Sint-Truiden nauw mee samenwerkt op het moment dat wij daar net naar binnen waren gegaan. Op camerabeelden van de school bleek achteraf dat een witte pick-up de lagere en middelbare school ons al een tijdje in de gaten hield. Twee politiewagens blokkeerden de weg en het kruispunt voor de school en 7 zwaarbewapende politieagenten versperden de toegang tot de school. Na ons te hebben ondervraagd, paspoortcontrole en foto’s, verdween de politie, maar de hele dag zijn we achtervolgd door undercoveragenten in geblindeerde voertuigen. Op 20 juli heeft de politie de school opnieuw afgegrendeld zodat we niet naar buiten konden, maar ze heeft verder geen actie ondernomen. Ook in de gastgezinnen waar we verblijven is het gevaarlijk om te praten over de politieke situatie en dictatuur, want spionage is hier geen fabeltje. Wat ouders van goede vrienden zijn, blijken achteraf sandinisten die de informatie van de keukentafel doorgeven aan hogerhand om zelf in een goed blaadje te komen staan bij de machthebbers en een baantje te kunnen krijgen.
Wie de situatie in Nicaragua volgt, weet dat die sinds 2018 dramatisch slecht is. Veel mensen zijn gedood en er zijn een paar honderd politieke gevangenen. Onder hen Félix Maradiaga die ik in 2019 in Costa Rica heb ontmoet en toen als tegenstander van Ortega gezien werd als dé nieuwe president van Nicaragua. Hij zit sinds juni 2021 in de gevangenis. Vandaag zijn die protesten tegen het regime sterk afgezwakt tot onmogelijk gemaakt omdat ze onmiddellijk de kop worden ingedrukt. Het FSLN daarentegen, de sandinistische partij, organiseert zelf wel straatfeesten en parades waar wij als buitenlanders de afgelopen dagen op afstand getuige van zijn. Maar op allerlei manieren wordt ons wordt duidelijk gemaakt dat we daar niet welkom zijn. De paramilitairen houden pottenkijkers ver op afstand, maar desalniettemin konden we de grimmige sfeer zowel in Nueva Guinea als de hoofdstad Managua opsnuiven. De Nicaraguaanse vlag alleen gebruiken is verboden, omdat dit als een teken van protest wordt gezien. Daarom hangt aan alle officiële gebouwen en tijdens feestelijkheden ook altijd de rood-zwarte FSLN-vlag naast de Nicaraguaanse vlag. Op de doorgangswegen in de steden hangt zelf kilometers lang enkel de partijvlag. De familie van Ortega heeft de pers, het leger, de politie en belangrijkste voedsel- en exportketens in handen. De gelijkenis met Nazi-Duitsland in 1933 is voor mij sprekend.
Aan de Nicaraguaans-Costaricaanse grens zijn we ook getuige geweest van de illegale vluchtelingenstromen van Zuid-Amerikanen, vooral Venezolanen die hun land te voet ontvluchten naar de VS. Met enkele van hen hebben we kunnen praten en hun toestand is schrijnend. Naar de VS toe is de enige hoop van deze mensen. Voor de Nicaraguanen is het onmogelijk om te spreken over de situatie, en als ze het wel doen is dat op gevaar van eigen leven. Praten met de pers of buitenlandse pers is al helemaal onmogelijk. Daarom vind ik het als student Politieke Wetenschappen belangrijk dat de wereld zich er bewust van is wat zich afspeelt in een dictatuur, vlak naast het paradijs op aarde, Costa Rica. In de hoofdstad San José zijn er wel verschillende organisaties die actie voeren tegen het Nicaraguaanse regime.
Voor mijzelf kan praten over de situatie in België zeker ook consequenties hebben: een verbod om Nicaragua in te komen zoals twee van mijn reisgenoten hebben gekregen is zeker mogelijk. Als ik openlijk in de media of op sociale media spreek en de Nicaraguaanse overheid komt daarachter, kan ik mijn vrienden aan de andere kant van de wereld niet meer bezoeken, zolang het regime stand houdt. Het is ‘hablar o entrar’, ‘spreken of binnenkomen’, maar ik zie het als mijn plicht een onbekend verhaal aan de wereld kenbaar te maken voor hen die dat zelf niet kunnen.’
(Bron : Nica Nieuwsbrief 38)