Korneel De Rynck, De Tuin van Tito, Een reis langs de spoorlijn Belgrado-Sarjevo, (foto’s Frederik Buyckx), EPO, Berchem, 2011, 317 blz. ISBN 9789491297099, 24,50 euro
Je bent jong, hebt geschiedenis gestudeerd en Paul Theroux’ ‘Grote spoorwegcaroussel’ gelezen. Zo iemand is Korneel De Rynck. Hij trekt niet per trein door Azië, maar beperkt zich tot de route van trein 451, die tussen Belgrado en Serajevo spoorde totdat in 1991 de Joegoslavische staat uiteenviel en een burgeroorlog uitbrak in Kroatië tussen Kroaten en de Servische minderheid daar, en vervolgens in Bosnië, tussen Bosnische Serviërs, Kroaten en moslims.
Achttien jaar later werd de lijn officieel heropend en op 13 december 2010 zaten De Rynck, de fotograaf Frederickx Buyckx en hun tolk op de 451 van Belgrado naar Serajevo. De trein was hun belangrijkste vervoermiddel en ook de rode draad doorheen het boek, maar het gezelschap bewandelde ook andere wegen op zoek naar dorpen en steden die tijdens de burgeroorlog een belangrijke rol hebben gespeeld. Korneel de Rynck noemt zijn boek zelf een onderzoekend reisverhaal en dat is een mooie omschrijving voor het werk van deze nieuwsgierige en gedreven historicus, die al reizende de zeer bloedige geschiedenis in het post Tito-tijdperk van dit verscheurde land in beeld brengt. Het boek is een reis in tijd en ruimte. Hij vertrekt in Belgrado bij het mausoleum en de tuin van Tito, die in 1980 sterft en eindigt in 2010 in Serajevo met een gesprek met Svetlana Broz, de kleindochter van Tito die wijs en hoopvol in de toekomst blikt. De historicus en de reiziger in De Rynck vullen elkaar goed aan en de schrijver in hem zorgt dat die twee meestal naadloos in elkaar overgaan. Dat is geen kleine verdienste. Een bezoek aan een klein spoorwegmuseum is voor hem de aanleiding om een stuk geschiedenis op te roepen aan de hand van het spoorwegverleden en wanneer hij in het dorpje Stari Slankamen belandt, vertelt hij over de slag tussen het Ottomaanse Rijk en de Heilige Alliantie die daar in 1691 plaats vond.
Onderzoekend reisverhaal
Via een aantal gesprekken – en hij voert er erg veel en niet alleen met toevallige passanten in de trein, maar ook met vooraanstaande politici van toen en nu – vormt hij zich een beeld van een figuur als Slobodan Milosevic, die volgens hem getuigde van een pragmatische meedogenloosheid. ‘Hij was een pragmaticus, een populist, een man die inspeelde op de publieke opinie. Hij verving zijn communistische taal door een nationalistisch betoog.’ (p. 42) De Rynck kiest niet uitdrukkelijk partij, maar laat vooral de mensen en hun vaak tegenovergestelde zienswijzen zien. Ook onverzettelijke nationalistische die hards mogen hun hart bij hem uitstorten en hun waarheid vertellen. De Rynck probeert vooral te begrijpen wat er is gebeurd en nog steeds voortleeft in de geesten van de vele ex-Joegoslaven. In zijn onderzoekend reisverhaal gaat hij ook niet voorbij aan de tragische gebeurtenissen van juli 1995 wanneer de troepen van Mlavic de moslimenclave Sreberenica veroverden en in enkele dagen tijd duizenden jongens en mannen executeerden. Na luchtaanvallen van de NAVO-vliegtuigen onder leiding van NAVO-baas Willy Claes legden de Bosnische Serviërs de wapens uiteindelijk neer en werd het vredesakkoord van Dayton getekend. Ook Novi Sad in de Vojvodina werd het slachtoffer van het NAVO-bombardement. De Rynck beschrijft: ‘Alsof het hedendaagse Gent onder vuur zou liggen. De Korenmarkt was net opgesmukt, maar is nu opengereten – per vergissing geraakt. De Sint-Baafskathedraal smeult nog na, het Lam mekkert. De Gentenaars zitten opeengepakt in kelders en er hangt een doodse stilte over de stad, onderbroken door het geluid van een straaljager en een knal.’ (p. 103) Waarom? De Rynck laat de Servische Natalja Mitrovic, die destijds in Londen woonde met haar Engelse echtgenoot aan het woord: ‘Een multiculturele en historische stad…waar de oppositie de verkiezingen had gewonnen en de democratische partij opmars maakte…Waar Milosevic helemaal niet zo populair was?’ (p. 104)
Die hards en multicultuur
De Rynck ontmoet in het huidige ex-Joegoslavië veel wrok, veel onbegrip en veel kunstmatig terugplooien op de eigen taal en gewoontes. Van het Servokroatisch, vroeger één taal – met minieme verschillen zoals tussen Vlaams en Nederlands – heeft men nu twee aparte talen gemaakt. De Serviërs hebben woorden ingevoerd uit Servië die men vroeger nooit gebruikte, de Kroaten hebben nieuwe woorden uitgevonden. De Canadese auteur Michael Ignatieff noemt dat naar Freud zeer mooi ‘het narcisme van het kleine verschil’. Toch vindt De Rynck, naast geborneerd nationalisme, ook heel wat voorbeelden die er op wijzen dat het multi-etnische gevoel onsterfelijk is. Heel mooi in dat verband is het verhaal van de Servische officier Jovan Divjak die onder Tito de hoogste officier was in het Bosnische leger en die Serajevo tegen de Serviërs verdedigde. ‘Hij zegt tegen De Rynck: ‘Ik vocht voor het multi-etnische Bosnië. Sarajevo, waar ik sinds 1966 woon, is daar het symbool van. Ik verzette me tegen diegenen die dit alles wilden vernietigen, tegen de nationalisten. Ik heb geen verraad gepleegd, want ik ben geen Serviër. Ik ben een volbloed Bosniër.’ (p. 284) De Rynck maakt ook het tegenovergestelde mee, zoals die keer dat een taxichauffeur weigert tot in het centrum van Serajevo te rijden. ‘De rest kun je wandelen. Ik weiger een voet te zetten in de Islamitische republiek van Pakistan,’ zegt hij plechtstatig.’ (p. 288)
Gelukkig ontmoet de auteur ook mensen als Amir uit Banja Luka die achteraf naar België uitweek: ‘Ik ben niet gelovig. Ik ga nooit naar de moskee. Ik drink alcohol en eet varkensvlees. Ik heb nooit om religie of etniciteit gegeven. Maar in de jaren negentig werd ik plots moslim: niet omdat ik me bekeerde, maar omdat de nationalisten het zo zagen. Zij hebben beslist over mijn identiteit.’ (p. 291). Helemaal op het laatst heeft de auteur nog een ontmoeting met een kleindochter van Tito. Svetlana Broz was cardiologe, maar werd journaliste en schrijfster die de positieve kanten van mensen, ook in oorlogstijd bovenhaalde, in haar boek ‘Goede mensen in slechte tijden’. Zij besluit met volgende wijze woorden: ‘Ik onderscheid mensen niet volgens etnie. Omdat ik het niet wil en omdat het niet kan: iedere persoon heeft meerdere identiteiten in zich. De Balkan is een mengelmoes. Politici en clerici doen alsof er duidelijk afgelijnde gemeenschappen bestaan, daar klopt niets van.’ (p. 296) De Rynck onderscheidt licht in de nationalistische duisternis, ook in Bosnië. Hij constateert dat er een politiek-etnische verdeeldheid blijft bestaan, maar toch ‘ontstaat boven dit alles een multilateraal verbond, een onofficiële unie in het voormalige Joegoslavië. De politieke samenwerking, economische ruimte, sociale ruimte, communicatie en cultuur die in Joegoslavië bestond, komt terug’.
Er bestaan degelijke Nederlandstalige publicaties over (ex) Joegoslavië. Denk maar aan het werk van Johan de Boose, Mon Detrez, Stefan Blommaert, Frank Westerman en …Michael Ignatieff. Deze Canadese auteur reisde in 1993 door het nieuwe nationalisme en schreef daarover ‘Waar het bloed kruipt’. Hij begon zijn reis op de snelweg van Belgrado naar Zagreb, die onder Tito de Snelweg van Eenheid en Broederschap werd genoemd. In 1993 bleef daar niets van over. Michael Ignatieff beschrijft de nationalistische excessen van toen. In 2010 reist De Rynck van Belgrado naar Serajevo en onderzoekt wat er is gebeurd met de ex-tuin van Tito.
Paul Theroux, Michael Ignatieff, Johan de Boose, Mon Detrez, Stefan Blommaert en Frank Westerman. .. Korneel De Rynck vertoeft in goed gezelschap. Met ‘De tuin van Tito’ bewijst hij niet te misstaan in dat rijtje. Ook de foto’s van Frederik Buyckx die een sterke ondersteuning zijn van het verhaal verdienen zeker een vermelding.
(Uitpers nr. 139, 13de jg., februari 2012)