Deze zomer zal Spanje bijna haar eigen lichaamsgewicht aan toeristen ontvangen. In december verwacht het land het aantal bezoekers in 2024 af te kloppen op 100 miljoen. Al deze guiris, zoals de westerse bezoekers al vele tientallen jaren door de Spanjaarden worden genoemd, moeten slapen, eten, zich wassen, hun afval ergens kwijt spelen, hun behoefte doen en zich verplaatsen. Overdag zullen ze voortdurend érgens in de publieke ruimte zijn, in de steden geconcentreerd rond monumentale trekpleisters en kuierend door pittoreske wijken, aan zee op en naast de playas. ´s Nachts zullen ze zich terugtrekken in hotelkamers, toeristenappartementen en -huizen, en op campings. Hoewel Spanje zelf een afhankelijkheid heeft opgebouwd van de inkomsten uit toerisme, wordt het steeds manifester dat de grenzen van de draagkracht overschreden zijn. De tol die Spanje moet betalen is door de impact van toerisme in het sociale weefsel voor velen té groot geworden. Dat gevoel wordt door sommige collectieven rechtstreeks naar de toerist geventileerd door de niet mis te begrijpen boodschap Tourists go home.
Bij de aanvang van de zomer vonden verschillende manifestaties plaats tegen de uitwassen van het massatoerisme, onder meer in Málaga, de Balearen en Barcelona, waar ik aanwezig was. De Spaanse krant La Vanguardia besteedt al maanden veel aandacht aan het thema met de focus op de woningnood. In de grote steden wordt die veroorzaakt door de scheefgetrokken balans in huurprijzen, op de Balearen ook door een nijpend woningtekort. Balconing is fun, las ik op een van de kartonnen protestborden in Barcelona. In de Balearen slapen werknemers in sommige gevallen letterlijk op een balkon terwijl buitenlandse investeerders, waaronder particulieren, hotelkamers opkopen voor eigen sporadisch gebruik en riante verhuurinkomsten als ze er niet zijn. In Barcelona, en vele andere steden, kunnen lokale gezinnen met een gemiddeld Spaans inkomen niet meer wedijveren voor een degelijke woning in het centrum. Zij trekken noodgedwongen naar de rand of uit Barcelona. Werkende dertigers en veertigers die single zijn moeten steeds meer vrede nemen met een kamer met recht op toegang tot een gemeenschapskeuken. Intussen tijd blijven de kapitaalkrachtige guiris toestromen, op zoek naar een leuk Airbnb-appartementje waar de eigenaars veel meer aan verdienen, liefst in een veilige, hippe en propere wijk. Ook de vraag naar een leuke studio, appartement of zelfs kamer door buitenlandse studenten, stagelopers, online jobbers en expats neemt nog voortdurend toe. Hun budget reikt vaak ver boven dat van de locals. De groene autovrije buurten waar de linkse ex-burgemeester Ada Colau, en voormalig activiste tegen huisuitzettingen, zo hard op ingezet heeft, zijn waarlijke oases in een stad die voortdurend in beweging is. Maar het zijn ook oorden van centrification, bewoond door een steeds exclusievere begoede klasse, waaronder veel expats. Op straatniveau transformeerden de handelaars en horeca mee met die verrijking. Alles is er goodlife en lifestyle. Volks sympathiek, zoals de Spaanse middenklasse graag hun wijken ervaart, is het nog allerminst.
De bewustwording van de limieten van de draagkracht van toerisme en de impact van deze rijkere versie van immigratie, is een vrij recent fenomeen. Toch zijn noch het massatoerisme, noch de aanwezigheid van buitenlandse begoede inwoners in Spanje een nieuw fenomeen. Wat wel vrij nieuw is, of lang onder de radar bleef, is de ongebreidelde massificatie van beide, de uitbreiding van het toeristenseizoen, en de verplaatsing van de zonnezoekers naar de stad. Immers, het typische Mediterrane kusttoerisme en tweede verblijffenomeen, ontstaan in de jaren ´60, waren lang een van de stad gescheiden gebeuren dat een seizoendynamiek volgde: in de zomer een stormloop aan Europese zonnekloppers, in de winter gepensioneerde Europeanen die de koude ontvluchtten. Dit klassieke sol y playa toerisme leefde decennialang op de cadans van hoog-, tussen- en laagseizoen zonder een hoogspanningsveld tussen de locals en de bezoekers te veroorzaken. De Spaanse costas en de aanwezigheid van toeristen er zijn synoniemen van elkaar geworden. Er is niemand die Benidorm nog kan herinneren als een vissersdorp. Het Tourist go home activisme gaat dus niet over het massatoerisme als een totaalprobleem. Het focust zich evenmin op een globale impact zoals de enorme ecologische voetafdruk of op de paradox dat een land dat chronisch te kampen heeft met waterschaarste massaal veel water nodig heeft om een van de belangrijkste industrieën draaiende te houden. Nee, de groeiende toerismefobie is voornamelijk een stedelijk fenomeen, gericht tegen de citytripper die op alle mogelijke manieren het urbane landschap is gaan heruit tekenen. Dat veroorzaakt bij de autochtone stedelingen niet alleen onvrede en sociale spanningen over betaalbaar wonen, maar ook een enorme verlieservaring in affectieve zin die niet onderschat mag worden. Zij missen herkenbaarheid, gezelligheid, eigenheid, buren- en wijkgevoel, thuisgevoel. Als je weet dat de publieke ruimte in de Spaanse cultuur de belangrijkste sociale manoeuvreerruimte is met het café als draaischijf bij uitstek, en ze nu net die ruimten moeten delen of zelfs zien vollopen met hun bezoekers, dan begrijp je snel de boodschap op de foto boven dit artikel: Barcelona venuda, identidad perduda (vrij vertaald: Barcelona verkocht ten koste van onze identiteit).
Het gevoel van een gebrek aan herkenning in de eigen straten, cafés, markten en woonblokken door de permanent rollende band aan toeristen creëert vervreemding en ontmenselijkt tegelijk de bezoeker. Miris on miris, tots són guiris (waar je ook kijkt, het zijn allemaal buitenlanders), scandeerde een collectief tijdens de manifestatie van 6 juli in de Catalaanse hoofdstad. De bijnaam guiri, die verwijst daar de begoede westerse buitenlander en toerist, heeft altijd een toon gehad van misprijzende spot met hun gewoonten, esthetiek en naïviteit. Het cliché is die van een vlezig en door de zon verbrand Brits koppel, bij uitstek geschoeid op sandalen met sokken én getooid met Mexicaanse hoed, dat aangeschoten door de lauwe halve liter pinten niet in de gaten heeft dat zowel de sluwe Spaanse ober als de pickpocket van dienst snode plannetjes hebben om hier elk hun voordeel uit te halen. Maar zoals journalist Enric Sierra in zijn opiniestuk ¿Qué se esconde tras el odio al turista? (Wat schuilt achter de haat tegen toeristen?) in de krant La Vanguardia beschrijft, was de relatie tussen de guiri en de Spanjaard er decennialang een van wederzijdse belangen en voordelen, van gast en gastheer, van hoffelijkheid en goede verstandhouding. De guiri-cliché was zeker en vast karikaturaal en weinig flatterend, maar niet grimmig. De toerist was welkom. Tijdens de dictatuur waren ze zelfs meer dan welkom. Want tot diep in de jaren ‘70 waren de guiris voor de meeste Spanjaarden de enige buitenlandse input en keken de jongerengeneraties enorm naar hen op. De goede relatie hield ook stand in de democratische periode, zelfs toen het citytrip toerisme begon te boomen naar aanleiding van de Olympische Spelen van 1992 in Barcelona en de Wereldexpo in Sevilla datzelfde jaar. Mentaal betekende het stadstoerisme voor de Spanje het openen van een venster op de wereld. En daar waren ze ook trots op. Iedereen mocht komen kijken.
De gekenterde houding ten aanzien van de guiris vergt een diepgaande psychosociale verklaring die een culturele én economische grondslag heeft en gecontextualiseerd moet worden in een breder kader van actuele identitaire vraagstukken, maar het staat wel vast dat de coronaperiode een keerpunt betekende. Het waren de tijdelijke volledige toeristenstop en de nadien gekalibreerde toestroom die voor een bewustwording hebben gezorgd. Die periodes waren de stedelingen terug eigenaars van hun eigen steden. Barcelona, zo kon ik zelf vaststellen, was toen één grote publieke speeltuin waarin de inwoners zich soepel en ontspannen konden bewegen. Je kon voelen dat de stad ademde met een gezonde hartslag, zelfs toen de eerste post-covid toeristen er gedoseerd terug opdaagden. De terugkeer van het massatoerisme, dat vandaag nog intenser is dan voor corona, werd lang niet door iedereen toegejuicht, en al zeker niet door dat deel van de bevolking dat er geen economisch rendement uit schept.
De manifestatie van 6 juli in Barcelona werd weliswaar vooral getrokken door een jonge generatie linkse manifestanten wiens spandoeken zich richtten tegen een hybride waaier aan negatieve effecten van het massatoerisme én tegen diegenen die ze daar verantwoordelijk voor achtten. Slechts een deel viseerde de toerist als zodanig. Immers, de manifestanten weten samen met de locals dat de gemiddelde toerist niet bezig is met de impact van zijn of haar aanwezigheid en gedrag op het plaatselijke weefsel. Als ze toch afwijken van hun hedonistische onverschilligheid, dan hebben ze een zeer sterk argument om zich daar niet al te slecht bij te voelen: het is goed voor de economie. En dat is het ook. Het is precies die enorme paradox, waarvoor de locals voor een groot deel zelf verantwoordelijk zijn, die het probleem zo complex maakt. Het zijn de achterblijvers die de moedige keuzes gaan moeten maken om niet afhankelijk te blijven van de blinkende centen die de guiris op het betaalschoteltje achterlaten. Want de tourist always goes home, daar ligt niet het probleem.