Van 2000 tot eind 2005 was Marek Antoni Nowicki de internationale ombudsman in Kosovo. Het was zijn taak om klachten over mensenrechtenschendingen te registreren en te behandelen Hierna publiceren we uittreksels uit een analyse van Nowicki die hij in februari van dit jaar neerschreef en onlangs aan ons bezorgde.
Op dit ogenblik vinden onderhandelingen plaats over het toekomstige statuut van Kosovo onder leiding van VN-onderhandelaar Martti Ahisaari. In deze vooralsnog Servische provincie lopen de spanningen tussen de verschillende etnische groepen geregeld hoog op. De VN-missie in Kosovo, UNMIK, plant een volledige afbouw tegen eind 2006. Dan zullen taken en bevoegdheden overgedragen worden aan andere internationale organisaties, o.a. de Europese Unie en de OVSE. De OVSE-missie in Kosovo (OMIK) loopt parallel met de VN-missie in Kosovo (UNMIK) en vormt de grootste van alle OVSE-missies. Het is de ambitie om tegen eind dit jaar te komen tot een definitieve status voor Kosovo. Niet gemakkelijk, want de Albanese meerderheid wil onafhankelijkheid, terwijl de Servische en andere minderheden een band met Belgrado willen behouden.
Nowicki: “Als gevolg van internationale beslissingen om het instituut van de ombudsman lokaal te organiseren, was ik verplicht om Kosovo te verlaten op een beslissend moment van de internationale interventie in de provincie. Er worden gesprekken gehouden die moeten uitmonden in een definitief politiek en internationaal-rechtelijk statuut. Vijf jaar als internationale ombudsman gaven me ruim de gelegenheid van nabij de ontwikkelingen te volgen. Ik kon wijzen op regeringsfouten, het gebrek aan initiatief om publiekelijk mensenrechtenproblemen aan te kaarten en de wijze waarop er mee wordt omgegaan door het internationale en lokale beleid.
De internationale gemeenschap, lokale Albanese leiders, Servische leiders in Belgrado evenals andere partijen in Kosovo zijn volledig betrokken bij de diplomatieke inspanningen die de definitieve status van Kosovo moeten bepalen. Aan het roer van dit proces staat de speciale VN-afgevaardigde voor de Kosovo-onderhandelingen, de voormalige Finse president Martti Ahtisaari, die we kennen van zijn rol als speciale gezant van de Europese Unie voor Kosovo tijdens de vredesakkoorden van juni 1999.
Aan de ene kant bevinden zich de etnische Albanezen, die ongeveer 90% van de Kosovaarse bevolking uitmaken. Voor hen is alleen een onafhankelijke staat aanvaardbaar en slechts weinigen die de situatie in Kosovo op de voet volgen zullen beweren dat dit onmogelijk is. Na de bijeenkomst van de Veiligheidsraad in februari 2006 is duidelijk geworden dat alles in de richting gaat van minstens een of andere vorm van conditionele onafhankelijkheid.
De Serviërs in Kosovo verwerpen daarentegen zonder meer de idee van onafhankelijkheid. Zij zien in de Kosovaarse onafhankelijkheidsbeweging pogingen tot etnische zuivering als onderdeel van een plan om de Albanezen in één staat onder te brengen. Als Kosovo een of andere vorm van onafhankelijkheid krijgt toegewezen dan zouden vele Serviërs zich beroofd voelen van een plaats die als de bakermat wordt gezien van de Servische culturele en spirituele identiteit. Onafhankelijkheid zou in dit geval Serviërs degraderen tot de status van minoriteit – een begrip dat zij weigeren te accepteren – voor een bevolking die zichzelf als deel van de grotere Servische identiteit ziet.
Wat is Kosovo vandaag? Armoede is wijd verbreid en een groot aantal mensen leeft in moeilijke en ruwe omstandigheden. De werkloosheid is uitermate groot terwijl de zeer jonge bevolking sterk aangroeit (tegen de helft van de bevolking is jonger dan 25 jaar, 40 procent is onder de achttien).
Vermisten en vergeving
De kwestie van de vermisten weegt nog altijd zwaar op het collectieve bewustzijn. Families van vermisten – Albanezen, Serviërs en anderen – leven in een voortdurende onzekerheid over het lot van hun verwanten. In de meeste gevallen kijken deze families wanhopig uit naar elk teken dat er op wijst dat hun familielid nog leeft. Hoewel er een groot aantal niet-Albanezen vermist is in Kosovo, zijn het Albanezen die hoofdzakelijk slachtoffer zijn van operaties uitgevoerd door Servische paramilitairen of andere eenheden.
De Servische gemeenschap en hun leiders zouden moeten tonen dat ze ernstige inspanningen leveren om de Albanese families te helpen om het juiste lot te kennen van hun vermiste verwanten. Het is in het belang van Servië en zijn toekomst om dit ernstig te nemen, ook al is de werkelijkheid gruwelijk.
Er zijn relatief weinig criminele gevallen behandeld voor Servische rechtbanken en er is daar zichtbaar geen visuele publieke steun voor. Een groot deel van de Servische gemeenschap lijkt niet te willen overwegen dat een gerechtelijke aanpak kan helpen om in het reine te komen met het recente verleden in Kosovo.
De verantwoordelijken moeten op een dag voor de rechtbank verschijnen voor hun criminele daden wat ook hun nationaliteit of politieke structuur is. De kans dat er zelfs maar een begin wordt gemaakt met het noodzakelijke proces van vergiffenis en verzoening is nihil als gerechtigheid uitblijft of niet minstens een behoorlijke inspanning daartoe is geleverd. Bovendien, is het voor de internationale gemeenschap überhaupt mogelijk om zonder verzoening te spreken over regionale stabiliteit zelfs met een oplossing voor het statuut van Kosovo?
De niet-Albanese gemeenschap
Als we afgaan op de verklaringen die zijn afgelegd op de bijeenkomst van de VN-Veiligheidsraad over Kosovo in februari, dan moet er nog heel wat gedaan worden om de algemene situatie van de minderheden in de provincie te verbeteren. Multi-etniciteit in Kosovo is gebaseerd op theoretische modellen van de internationaal politieke verantwoordelijken. Er is weinig kans op succes in de nabije toekomst wat dit betreft. Kosovo-gemeenschappen, in het bijzonder Albanezen en Serviërs, hebben nooit samengeleefd, maar leefden naast elkaar. De multi-etnische gemeenschap in Kosovo blijft een deel van de internationale politieke retoriek. Is het nodig erbij te vertellen dat er ook andere niet-Albanezen zijn wiens rechten and behoeften maar al te dikwijls worden vergeten of zelfs genegeerd.
Wat betekent het om etnische minderheden te beschermen? Men kan goede wetten afkondigen of speciale programma’s ontwerpen, maar als er geen eerlijke maatschappelijke wil bestaat om deze veranderingen te aanvaarden in het dagelijkse leven dan is er weinig perspectief om deze sombere status quo te veranderen.
Als de meerderheid van de mensen zich onwillig toont om minderheden te accepteren, dan zeggen ze op hetzelfde ogenblik dat ze hen niet als menselijke wezens aanvaarden met dezelfde rechten en privileges. Het exclusief denken langs etnische lijnen heeft in Kosovo tot catastrofale toestanden geleid.
De regering en politieke leiders moeten alle inspanningen leveren om de minderheden te overtuigen dat er een rechtmatige plaats is voor hen in de maatschappij, dat ze niet zomaar tweederangs mensen zijn.
Veiligheid en vluchtelingen
De gewelddadige gebeurtenissen van maart 2004 hebben de situatie betekenisvol verslechterd. Deze golf van onveiligheid heeft geleid tot emotionele trauma’s en herinnerde de niet-Albanese gemeenschappen op pijnlijke wijze aan 1999, toen gewelddadige represailles tegen Serviërs en Kosovaren schering en inslag waren. De gebeurtenissen van maart 2004 toonden dat geweld in Kosovo op elk ogenblik kan plaatsvinden. Het is duidelijk geworden hoe gemakkelijk de relatieve kalmte kan verstoord worden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel niet-Albanezen zich onveilig voelen.
Bijna zeven jaar geleden kwam er een bestuur onder leiding van de Verenigde Naties in aanwezigheid van NATO-troepen, terwijl massa’s Serviërs en andere niet-Albanezen vertrokken na omgekeerde etnische zuiveringen. Veel van deze mensen verblijven nog altijd in Servië en Montenegro in erbarmelijke omstandigheden en zonder een duidelijke wettelijke status. Nog altijd zijn er families die vluchten ondanks de herhaalde oproepen van de internationale gemeenschap om terug te keren. Niemand heeft juiste cijfers bijgehouden over het aantal Serviërs en andere niet-Albanezen dat de provincie heeft verlaten. Maar het patroon is er en is nog eens versterkt door de gewelddadige gebeurtenissen van maart 2004.
Ondanks de betekenisvolle hoeveelheid geld en arbeid die is geïnvesteerd in de terugkeer zijn de resultaten armzalig. Waarom?
De algemene economische stagnering is een van de kernfactoren. Vooral de niet-Albanezen zijn bijzonder hard getroffen. De meeste van de families die beslisten om terug te keren naar Kosovo, zijn afhankelijk van humanitaire hulp. Veel van wat ze bezaten is gestolen of verloren. Gezien de algemene situatie en de onduidelijkheid over de status van de provincie, is veel van de eigendommen goedkoop verkocht, zeker in de stedelijke gebieden. Dit ‘uitverkopen’ van eigendom blijft tot vandaag doorgaan. De woningen die na het einde van de gevechten van 1999 zijn heropgebouwd zijn opnieuw vernietigd tijdens de rellen van maart 2004. Veel Serviërs blijven nog in Kosovo enkel en alleen omwille van het bestaan van parallelle Servische structuren en de steun die Belgrado en niet-gouvernementele organisaties verlenen.
De inspanningen voor terugkeer lijken heel erg geconcentreerd op het verlenen van onderdak. Hoewel belangrijk, gaat het om slechts een stukje van een complexe puzzel van het leven dat moet heropgebouwd worden. Het vooruitzicht voor de teruggekeerden om het land te bewerken en producten te leveren op de markten, de kinderen naar school te sturen en terugkeer op de arbeidsmarkt in Kosovo zijn voor een lange periode weinig rooskleurig. Dus, teruggekeerden zullen een substantiële donorbasis nodig hebben, zodat ze minstens kunnen rekenen op sociale zekerheid en overlevingsrantsoenen tot de economie in Kosovo degelijk werkt.
Georganiseerde misdaad
Betrouwbare rapporten hebben aangetoond dat Kosovo een welbekende en belangrijke transitroute vormt voor grootschalige georganiseerde criminele activiteiten. Gezien het feit dat de laatste twee decennia gekenmerkt waren door oorlog, sancties, algemene onrust, enz. is het niet moeilijk om te zien hoe criminele elementen wortel schoten of hun bestaande activiteiten in de regio uitbreidden.
Dankzij hun succesvolle inspanningen om nauwe banden te smeden met de politieke spelers, zijn criminele groepen er in geslaagd om straffeloos te opereren. Deze netwerken moeten zicht geen zorgen maken over waakzame ordehandhaving, omdat ze kunnen terugvallen op de zwakte van de publieke instellingen. Hoewel de internationale gemeenschap welgemeende inspanningen heeft geleverd in het opzetten van een lokaal gecontroleerde politiemacht, (de Kosovo Police Service, KPS) heeft ze de groeiende corruptie in de provincie niet kunnen afwenden, grotendeels omdat de KPS geïnfiltreerd is en beïnvloed wordt door de georganiseerde misdaad.
Corruptie
Het probleem is dat de rechterlijke instanties en politieke leiders hun macht niet willen of kunnen gebruiken om de wetten te doen respecteren. Wetten bestaan alleen als ze door competente autoriteiten worden uitgevoerd. Respect voor de wetgeving is iets anders dan het misbruik dat men ervan maakt voor eigen belangen. De instellingen die al bestaan, zoals de rechtbanken, procureurs of de ombudsman, moeten daarom afdoende worden versterkt en ingezet worden als men wil komen tot het respecteren van de wet. Maar zelfs als zo’n lokale mechanismen bestaan, moet het toezicht door internationale structuren en hun reacties op de meest flagrante misbruiken veel sterker worden, en dat op basis van principes eerder dan politiek comfort.
Het justitiesysteem verkeert nog altijd in een erbarmelijke staat, ondanks aanzienlijke lokale en internationale inspanningen om een onafhankelijke rechterlijke instantie uit te bouwen. In Kosovo bestaat een hecht netwerk van grote Albanese families die de regio op clanachtige manier domineren. Dat creëert begrijpelijkerwijs obstakels voor al wie begaan is met de legale orde. De diepgewortelde sociale relaties die in Kosovo bestaan strekken zich ook erg uit naar justitie.
Een internationaal rechterlijk systeem is een voorlopige oplossing en zal niet eeuwig in Kosovo blijven. Op een dag zullen Kosovaarse rechters alles moeten overnemen, zelfs de moeilijkste taken. Ze zullen moeten weerstaan aan reële druk, bedreigingen, corruptie en georganiseerde misdaad.
De Kosovo-kinderen
Het is bijna zeven jaar geleden dat het gewapend conflict het landschap teisterde, maar zelfs daarvoor was oorlog alomtegenwoordig met de berichten over het conflict in Bosnië en Kroatië. Dat doet ons beseffen dat alle kinderen op schoolleeftijd in Kosovo het product zijn van oorlog of een postconflict omgeving.
De ervaringen van deze kinderen van de oorlog beïnvloeden hun mentale ontwikkeling. Velen lijden onbewust aan posttraumatische stoornissen, beschikken over beperkte rolmodellen en in teveel gevallen ontbeert het hen aan begeleiders of ouders. Kinderen groeien op in een moeilijke omgeving met hoge werkloosheid en een onzekere politieke toekomst. De gevolgen van het opgroeien in een dergelijk klimaat zijn veelvuldig en begrijpelijkerwijs verwarrend voor jonge geesten. Ook de ouders en families van deze jongste generatie kinderen zijn producten van oorlog en conflict. Het probleem is dat de vaders en families jammer genoeg erg beïnvloed zijn door hun negatieve ervaringen. Nochtans blijft het de verplichting van de families om hun kinderen op te voeden zonder haat. De regering van Kosovo zou er goed aan doen om programma’s op te starten om de kinderen van deze gepolariseerde gemeenschappen in contact te brengen met jongeren van andere etnische groepen.
Concluderende opmerkingen
Niettegenstaande de recente positieve ontwikkelingen en UNMIK-rapporten aan de Raad van Europa of de VN-organen bevoegd voor mensenrechten, is het huidige niveau van bescherming van basisrechten en vrijheden nog steeds verre van aanvaardbaar. Het respect voor de mensenrechten en de wetgeving vormt een verplichting voor elke regering. We zouden mogen verwachten dat de internationale instellingen, die de algemene verantwoordelijkheid op zich hebben genomen voor Kosovo evenals de landen die een bijdrage leveren aan KFOR, de autoriteiten in Kosovo en de politieke leiders, de kritische mensenrechtensituatie ernstiger nemen en de belangstelling geeft die vereist is.
Het is duidelijk voor iedereen binnen of buiten Kovovo dat dit jaar van uitzonderlijk belang is. Er blijven evenwel veel problemen en onbeantwoorde vragen. De weg naar een definitieve status blijft nog altijd zeer ingewikkeld.
Een van de centrale vragen is of de mensen in Kosovo nog kunnen samenleven en in de mogelijkheid verkeren om zich te verzoenen zodat in het finale Kosovo-statuut de voorwaarden zijn gecreëerd die zorgen dat iedereen, onafhankelijk van zijn etnische afkomst, op een redelijk niveau een vreedzaam en onverstoord leven kan leiden. Als er een eerlijke wil bestaat om te veranderen, te werken aan de reïntegratie van teruggekeerde vluchtelingen en om Serviërs en Roma een solide basis te geven zodat zij zien dat er een plaats is voor hen in Kosovo, dan kunnen meer zichtbare maatregelen van de regering, politieke leiders en gemeentelijke instanties ook voelbaar worden op het terrein.
Wat ook de politieke oplossing is voor Kosovo, de toekomst ligt in Europa en dat betekent het respect voor Europese normen van democratie, de wet en mensenrechten en in het bijzonder in Kosovo, de bescherming van minderheden. Vandaag echter, hoewel de mensenrechtensituatie er op vooruit gegaan is, blijft het algemene niveau van de bescherming van deze rechten beneden het minimum van internationale normen. Er is nog veel werk te verzetten om de mechanismen die een degelijke bescherming bieden te versterken.
Elke oplossing moet bovendien rekening houden met het internationaal recht en de belangen van de Balkanbuurlanden waarbij de basisvoorwaarden worden gegarandeerd voor regionale stabiliteit en veiligheid. Samen met de andere volken van deze geteisterde regio moet het pad leiden naar integratie in de Europese Unie.
Het is onbetwistbaar zo, dat Kosovo dringend een concreet politiek en wettelijk statuut moet krijgen. Dat betekent volgens mij niet dat dit de ‘finale’ status moet worden. Om daartoe te komen moet Kosovo voorzichtige politieke stappen zetten en mag het niet gegijzeld worden door de onafhankelijkheidsverzuchtingen van de meerderheidsgroep.”
Een analyse van de ex-ombudsman in Kosovo, Marek Antoni Nowicki
Vertaald en bewerkt door Ludo De Brabander
(Uitpers, nr. 76, 7de jg, juni 2006)