Silvio Berlusconi raakt in steeds nauwere schoenen. De medestichter van zijn partij PDL (Popolo della Liberta, volk van de vrijheid), Gianfranco Fini, staat na zijn breuk met Berlusconi onder toenemende druk om een regeringscrisis uit te lokken. In zijn eigen partij klagen kopstukken over het gebrek aan ook maar enige vorm van interne democratie – de PDL is geschoeid op de leest van Berlusconi’s onderneming Fininvest waar de baas uiteraard alle beslissingen neemt. En de wereld van de arbeid blijft niet bij de pakken zitten, zoals de massabetoging van 16 oktober in Rome van de metaalvakbond Fiom – een half miljoen deelnemers – aantoonde. Bovendien uit het Italiaans patronaat steeds meer zijn ongenoegen over de regering Berlusconi.
Patronaat en wereld van de arbeid zitten – bijna uiteraard – niet op dezelfde golflengte. Het eerder onverwachte succes van de betoging op 16 oktober in Rome had onder meer veel te maken met de provocaties van de Fiat-top. Sergio Marcchione, de grote baas van Fiat, vindt dat Italië alleen uit “het moeras” kan geraken als de macht van de vakbonden wordt gebroken en de arbeidswetgeving nog soepeler wordt. Terwijl de generatie van minder dan 35 nu al overwegend in nepstatuten werkt.
Fiat
Fiat blijft een symbool voor de arbeidsverhoudingen. Het was bij Fiat dat in 1980 na meer dan tien jaar opgaande arbeidersstrijd en zeges de ommekeer kwam toen 40.000 werknemers van Fiat, vooral kaderleden, tegen de vakbondsacties op straat kwamen. Het was het begin van een langzame afzwakking, met vier jaar later in een referendum de afschaffing van de ‘scala mobile’ die nochtans zorgde voor een rechtvaardiger spreiding van de loonaanpassingen aan de levensduurte.
Marcchione heeft een slag thuisgehaald in een van de Fiat-vestingen, Pomigliano. Daar zwichtte een kleine meerderheid van het personeel voor de chantage van de Fiatleiding om nieuwe arbeidsvoorwaarden te aanvaarden. Fiat besliste de productie van de Panda van Polen naar Pomigliano, bij Napels, te brengen. Maar dan moesten de arbeiders daar wel een nieuw ploegensysteem, een vermindering van de pauzes, meer overuren en dergelijke aanvaarden. Dat voorstel kreeg de steun van de christelijke vakbond CISL en de kleine sociaaldemocratische UIL, terwijl de linkse CGIL zich ertegen verzette.
De Fiat-baas wil in al zijn bedrijven in Italië een hoger werkritme, minder pauzes, geen doorbetaling van loon bij ziekte en dergelijke. Tien dagen na de grote betoging in Rome chanteerde hij de arbeiders en de vakbonden met de uitspraak dat Fiat beter af zou zijn met het sluiten van al zijn Italiaanse vestingen. Want de 2 miljard euro winst komt allemaal uit bedrijven buiten Italië en zou nog veel groter zijn zonder die Italiaanse vestingen, aldus de Fiat-baas die ermee dreigt de voorziene 20 miljard euro nieuwe investeringen elders te doen als er in Italië niets verandert.
Hij neemt daarmee het voortouw in een campagne van een deel van het Italiaanse patronaat om af te geraken van de collectieve arbeidsovereenkomsten. De regering Berlusconi is voor dat deel van het patronaat te zwak, te lauw. Emma Marcegaglia, voorzitster van de patronale organisatie Cofindustria, klaagde aan dat Italië het slechter doet dan de meeste andere landen van de EU, dat het in alle economische opzichten achterhinkt, met een massale toename van de werkloosheid voor ogen. Marcegaglia wil met die kritiek ook af van het imago dat ze heeft als zou ze te dicht bij Berlusconi aan leunen, iets dat tegenwoordig bij de hogere kringen van het Italiaans patronaat geen pluspunt (meer) is.
Alternatief
Haar voorganger, Luca Cordero di Montezemolo, vroegere baas van Fiat en nu van Ferrari, werkt intussen actief aan een alternatief voor Berlusconi. Via zijn stichting ‘Italiafutura’ richt hij scherpe pijlen op de regering. “Zestien jaar is er niets gebeurd”, aldus Montezemolo. Zestien jaar is de periode waarin Berlusconi politiek actief is – waarvan de helft als premier.
Deze gewezen patroon van het patronaat werkt al geruime tijd aan een hergroepering in het politieke centrum waarin allerlei kleinere groepen rond spartelen. Er is de christendemocratische UDC die tot twee jaar geleden bij rechts zat, de groep rond Francesco Rutelli, ooit kandidaat-premier van centrumlinks en mogelijks de nieuwe groep rond Gianfranco Fini, Kamervoorzitter en ooit medestichter met Berlusconi van de PDL waarin zijn Nationale Alliantie (opvolgster van de neofascistische MSI) opging.
Het merkwaardige is dat ‘links’, tenminste een deel van de leiding van de Democratische Partij (PD) van gewezen communisten, christendemocraten en dies meer, dat ook wel ziet zitten. Dat daar luidop wordt gedroomd van een nieuwe ‘democratische alliantie’ gaande van de herstichtende communisten van Rifondazione Comunista tot en met de groep van Fini.
Een dergelijke alliantie staat mijlenver af van de betogers van 16 oktober. Die betoging was georganiseerd door de FIOM, de metaalvakbond van de CGIL, die door sommige commentatoren werd beschreven als een “feitelijke politieke partij”. De CGIL en FIOM hebben goede redenen om in het tegenoffensief te gaan. De Federmeccanica, het patronaat van de metaalsector, wil af van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2008 en zegt alleen die van 2009 te willen erkennen – die alleen door CISL en UIL werd ondertekend, de CGIL weigerde dat omdat ze een achteruitgang betekent voor de arbeiders. Vooral tegen de FIOM wordt een hevige mediacampagne gevoerd om die af te schilderen als een nest van weerstand tegen de “modernisering” – lees afbraak.
Mede door die campagne kristalliseert de FIOM nu de weerstand tegen de patronale offensieven, tot ongenoegen van de leiding van de CGIL en zeker van de PD die daarin een hinderpaal ziet voor haar “brede democratische alliantie”. Die PD is echter onmachtig om een duidelijk politiek alternatief te bieden voor de in crisis verkerende regering Berlusconi, zij redeneert alleen in electorale termen met het uitzicht op vervroegde verkiezingen.
De verlamming van de PD werkt verlammend op de linkerzijde. Een deel van links werpt zich bijna in wanhoop in de armen van gewezen magistraat Antonio Di Pietro en diens ‘Italia dei valori’ die zeer vastberaden campagne voert tegen Berlusconi maar daarom nog geen linkse partij is.
Ter linkerzijde daarvan zijn er de resten van uiterst-links, met o.m. Rifondazione Comunista waar nog altijd het trauma heerst van de verkiezingen van 2008. Toen viel uiterst-links onder de kiesdrempel van 4% en verloor al zijn parlementsleden (een terugval van meer dan 7%). Die partijen werden afgestraft voor hun deelname aan een regering die een alledaags neoliberaal beleid voerde en op ethische kwesties geen enkele knoop durfde doorhakken om de vrienden van het Vaticaan in haar rangen niet voor het hoofd te stoten.
Met het oog op mogelijke vervroegde verkiezingen wordt er bij centrumlinks nu al druk gemanoeuvreerd over ene mogelijke kandidaat-premier. Luigi Bersani, de leider van de PD, krijgt forse concurrentie van Nicola Vendola, de gouverneur van Puglia (Apulië, met Bari). Die haalde het eerder al in voorverkiezingen voor de post van gouverneur van de PD. Toen was hij nog bij Rifondazione. Hij heeft nu een eigen partij opgericht, de SEL (Socialisme, Ecologie en Vrijheid). Hij werd alleszins fel toegejuicht op de betoging van 16 oktober in Rome. Maar zijn programma is eerder fumeus en allesbehalve een duidelijk links antwoord op het offensief van het patronaat waarvan een deel heil ziet in een “brede democratische alliantie” met Fini en de UCD erbij. Want daar hoeft het patronaat zeker niets van te vrezen.
(Uitpers nr. 125, 12de jg., november 2010)