Ik moet beginnen met een niet kleine correctie: dit boek draagt als ondertitel ‘Mijn kleine geschiedenis van de wereld’, maar dat is te klein en te bescheiden geformuleerd. Dit boek dat op verschillende niveaus kan worden gelezen mag voor mijn part gerust een ‘grote’ geschiedenis genoemd worden. Het is een all-in one boek dat je kunt lezen als een biografie van een tachtigjarige die heel zijn leven als buitenlandjournalist heel de wereld is rondgetrokken en dat nog steeds doet. Deze Nederlandse jongeman die eens voorbestemd was om als classicus door het leven te gaan – op een blauwe maandag was hij trouwens leraar Latijn en Grieks – en die voorbestemd was om in de academische wereld carrière te maken, komt in 1968 in Parijs terecht en schaart zich aan de zijde van de opstandige studenten. In de plaats van te doctoreren over de laat- Latijnse auteur Arnobius rolt hij letterlijk in de journalistiek. Hij schrijft: ‘In mei 1968 ben ik op de trein van de wereldgeschiedenis gesprongen. Sindsdien ben ik niet meer uitgestapt. Parijs bleek een voorproefje van wat ik later aan revoluties, contrarevoluties, hoge verwachtingen en diepe decepties zou beleven.’(p. 24) Dat doet hij op vele plekken in de wereld, maar toch vooral in Latijns-Amerika waarvan hij vrijwel alle landen zo goed heeft leren kennen, met dan voornamelijk Chili waar hij vanaf het begin van de jaren zeventig als correspondent woonde, heel veel liefde en leed meemaakte en verslag uitbracht voor Nederlandse kranten en voor de radio. Het waren de hoopvolle jaren dat Salvador Allende op democratische wijze aan de macht kwam en dat iedereen ter linkerzijde dat langgerekte land leerde kennen. Hun huisje was een verzamelplaats van Nederlanders die daar op bezoek kwamen. Max Arian van de Groene Amsterdammer, maar ook Gerrit Huizer en Dirk Scherpenzeel, aartsvader van de Nederlandse derdewereldjournalisten, en nog zovele anderen verbleven daar. Ook de jonge Joop denUyl, Jan Pronk en Sico Mansholt namen er deel aan sprankelende nachtelijke discussies over het Chileense model en richtten in Nederland het Chili Komitee Nederland en andere solidariteitsinitiatieven op. Dat is het eerste hoofdstuk van dit boek en tevens van het eerste deel dat hij ‘Hoofdwoorden’ noemt. Afsluiten doet hij met ‘Bijwoorden’ waarin hij voornamelijk autobiografische gegevens verwerkt. ‘Ik heb me aan ongeveer alle journalistieke genres gewaagd, maar alleen mijn nieuwsverhalen wekten heftige reacties en niet alleen bij mijn lezers en luisteraars. De reacties op mijn nieuwsverhalen varieerden: lof of kritiek (van lezers en luisteraars), ontslag ( NRC Handelblad), lichte intimidatie (in Italië en China) en doodsbedreigingen en moordaanslagen ( in Latijns-Amerika).’ Dat ondervond hij in Chili en om die spannende momenten extra in de verf te zetten gebruikt hij voor die passages een gedrukt lettertype, waardoor de indruk ontstaat dat die passages niet verteld worden door hem, maar zoals hij ze op dat ogenblik werkelijk beleefd heeft. Dat is een stijlmiddel dat hij op verschillende plaatsen in het boek gebruikt. Heden en verleden ontmoeten elkaar op vele bladzijden.
Zuid-Amerika
’Na de staatsgreep van Augusto Pinochet en de zelfmoord van Salvador Allende trokken Jan van der Putten en zijn toenmalige vrouw naar het naburige Argentinië, waar het al gauw even ruig aan toeging. Hij trok er al in 1972 naartoe op een ogenblik dat Perón na zeventien jaar ballingschap uit Spanje overkwam. Twee tot vier miljoen Argentijnen kwamen Perón daar begroeten, maar plotseling werd er geschoten op de massa en ontstond er overal paniek. Honderden doden was waarschijnlijk een betrouwbare schatting van het aantal slachtoffers. Later werd het duidelijk dat in die slachting de kiem is gelegd voor de staatsgreep van Videla die in 1976 ontstond. Die periode werd een van de zwartste bladzijden uit het leven van van der Putten, mogelijk nog erger dan onder het Chili van Pinochet. Hij maakte ook het WK van 1978 mee, waar heel wat ‘bloed aan de paal’ kleefde, zoals Bram en Freek zongen. En dan was er natuurlijk ook zijn internationaal bekend geraakt interview met de Moeders van verdwenen slachtoffers op de Plaza de Mayo van het regime om de terreur van de Vuile Oorlog in beeld te brengen. En dan was er ook het smadelijk afgelopen Malvinas-avontuur waarbij Argentinië de duimen moest leggen voor het Groot-Brittannië van Thatcher. Vanaf 1976 ging van der Putten als correspondent in Venezuela wonen, maar hij sluit het hoofdstuk over Argentinië slechts af in 2023 met de verkiezingsoverwinning van de knotsgekke Javier Milei die met grove scheldpartijen en een ‘kettingzaag’ de meeste ministeries, de Centrale Bank en alle andere wilde wegsnoeien. Dat is een ander niveau waarop dit boek kan worden gelezen. Het is tevens een kleine encyclopedie van de Latijns-Amerikaanse landen vaak van bij hun ontstaan tot de laatste politieke ontwikkelingen tot bij het verschijnen van dit boek dat pas in juni 2024 is verschenen. ‘Tijd van illusies’ is dus veel meer dan een biografie van een begenadigd journalist die aanwezig was op belangrijke momenten in de Latijn-Amerikaanse geschiedenis. Het is ook een naslagwerk geworden waarnaar ik nog vaak zal teruggrijpen. Na Argentinië komt er nog een uitvoerig hoofdstuk over Mexico waar hij tussen 1976 en 1981 woonde. Hij volgt daarbij hetzelfde procedé als in de vorige hoofdstukken. Vanuit zijn woning in Mexico-city beschrijft hij het Mexico van het ontstaan van de PRI (Institutionele Revolutionaire Partij) tot AMLO López Obrador en de huidige presidente Claudia Sheinbaum.
Midden-Amerika
In het hoofdstuk ‘Midden-Amerika: vergeefse burgeroorlogen’ waar hij kortere tijd verbleef belandde hij in Nicaragua, Guatemala, El Salvador, Honduras: in het ene land was de toestand nog naargeestiger dan in het andere, in het ene land de onderdrukking nog heviger dan in het andere. Over Nicaragua gaat hij redelijk snel over heen, te snel naar mijn smaak, want daar gebeurde tussen 1979, toen Somoza werd verdreven en 1980 spectaculaire dingen. Hij voelt zich, zoals zoveel linkse mensen, bedrogen door Daniel Ortega. ‘Nicaragua is veranderd in een politiestaat. Critici worden weggezet als terroristen of subversieven, een vrije pers is er niet meer.’ (p. 194) En dan waren er natuurlijk ook de ‘Killing fields van El Salvador’ waar in 1980 aartsbisschop Romero vermoord werd en waarbij ook een moordaanslag op Jan van de Putten zelf werd gepleegd. Hij ontsnapt gelukkig de dans, maar zijn dichte vrienden, de journalisten Koos Koster, Jan Kuiper, Joop Willemsen en Hans ter Laag vielen later in een hinderlaag en werden koelbloedig vermoord. Ondanks die slachtpartijen die wel heel dicht bij hem kwamen, blijft hij in Latijns-Amerika rondreizen als buitenlandjournalist. Hij bezocht zowat alle landen Zuid- en Midden-Amerika behalve Belize en de drie Guyana’s, de meeste Caraïbische eilanden en de toen nog jonge narcostaat Ecuador. Zo bezoekt hij onder meer Bolivia, Brazilië, Cuba, Paraguay, Peru en Uruguay
Van Italië naar China
In 1987 neemt hij een zeer grote sprong in zijn perscarrière. Hij laat Latijns-Amerika achter en verhuist voor enkele kranten naar Italië, een bestemming veel dichter bij huis maar waar hij zich helemaal niet thuis voelde. ‘In de media mochten de politieke discussies en commentatoren nog zo fel zijn, er gebeurde niks. Dat vond hij althans in de beginfase, maar dat zou gaan veranderen., want toen schoot de Maffia in actie en trad ook Berlusconi op de voorgrond. ‘Berlusconi heeft een blijvende stempel gedrukt op de Italiaanse politiek. In zeker zin was hij een politieke vernieuwer, maar dat was Mussolini ook. Hij was een goudmijn voor journalisten, maar voor Italië een ramp. En hij heeft me voorgoed genezen van het idee dat Italië een saai land was. ‘(p. 333)
Omdat hij vond dat er de eerste jaren van zijn detachering niet veel gebeurde wat Nederland belangrijk vond, kon hij vrij veel tijd wijden aan de andere landen uit zijn correspondentiepakket: Griekenland, Turkije, Malta, Cyprus, Bulgarije, Macedonië en Albanië. In 1998, Jan van der Putten is op het einde van carrière, trekt hij naar China om daar nog het staartje van het oude China mee te maken, maar vooral het begin van het nieuwe China. Nog nooit heeft hij zich meer buitenlander gevoeld als in de begintijd in China. Hij heeft er de manier waarop de Chinezen met het coronavirus omgingen, meegemaakt, maar ook de Olympische Zomerspelen in 2008 in Bejjng, waar China liet weten dat het terug was op het wereldtoneel en op weg is, onder Xi Jinping aan een offensief om de wereldhegemonie te veroveren. Het Chinese model is een exportartikel geworden. Alle kenmerken zijn made in China: autoritaire regeringsvorm, geleide economie, geen respect voor individuele mensenrechten, scherpe censuur en totale controle. De meest spectaculaire Zuid-Zuidsamenwerking speelt zich af in het lievelingsproject van Xi Pinjing, het Belt and Road Initiative, ook bekend als de Nieuwe Zijderoute. In 2020 kondigde Xi Jinping de overwinning aan in de strijd tegen de armoede. Overwinning? Een econoom onthulde dat 964 miljoen van de 1,4 miljard Chinezen moeten rondkomen met 250 euro per maand. De groei is ingezakt, de werkloosheid hoog opgelopen, het vertrouwen in een betere toekomst weggesmolten.
Eindigen doet van der Putten met een dubbele boodschap: ‘Tijd van illusies’ is een boek waarin een gehaaide auteur een heel tijdperk in kaart brengt dat zich uitstrekt van de Tweede Wereldoorlog – 1941 is zijn geboortejaar – tot de huidige wereldcrisis. Zijn uitgangsvraag is: waarom de illusies van dromers en revolutionairen van toen zijn stukgelopen en hoe en waarom fysiek en structureel geweld hebben getriomfeerd. Maar eindigen doet hij zo: ‘het einde van dit tijdperk stemt niet alleen angstig, maar paradoxaal genoeg ook hoopvol. Daarom ben ik extra nieuwsgierig naar het volgende.’ (p. 438)
‘Tijd van illusies’ is een indrukwekkend boek. Het is haast ondenkbaar dat het door één persoon is geschreven die zowat met al de bekenden uit die periode van deze aarde heeft kunnen spreken. Vaak in hun eigen taal, want van der Putten is niet alleen een zeer veelzijdig journalist, maar moet ook een polyglot zijn die naast de gebruikelijke westerse talen ook oude talen als Latijn en Grieks, maar ook Spaans, Portugees, Grieks en zich ook Chinees heeft eigen gemaakt. Mijn diep respect voor deze krachtproef.
Jan van der Putten, Tijd van illusies, Mijn kleine geschiedenis van de wereld, Querido Facto, Amsterdam, 2024, 456 blz., 9789021475493