Na enkele dagen oproer is er zware repressie geweest tegen Tibetaanse activisten. Han Chinese handelaars en Hui werden fysiek aangevallen, winkels werden aan diggelen geslagen, er vielen doden. Repressie-eenheden reageerden, traden hardhandig op ook met dodelijke slachtoffers. Het officiële Chinese persagentschap heeft het over 19 doden (Han en Hui), kringen rond de Dalai Lama spreken van 140 dodelijke slachtoffers (Tibetanen).
De Chinese autoriteiten werden bijna zeker verrast door de uitbarsting van protest en geweld in Lhasa aangezien het enige tijd duurde vooraleer ze tussen kwamen. De regering en politie hadden het protest dus kennelijk niet zien aankomen. De timing ligt in Peking heel gevoelig, in volle voorbereiding van een belangrijk prestigeproject: de olympische spelen.
Geweld
Vooreerst moet de mythe doorprikt worden van het “vredelievend karakter” van het Tibetaanse volk. Er zijn door de eeuwen heen altijd ernstige, gewelddadige onderlinge spanningen geweest in de Tibetaanse gemeenschap. Tibetanen hebben geen speciale ‘vredesgenen’. In de jaren 1950 is jarenlang een gewapende guerrilla tegen Peking gevoerd met steun van de CIA. De broer van de Dalai Lama speelde tussenpersoon met de Amerikaanse geheime dienst.
Dit vormt natuurlijk geen vrijgeleide voor dodelijke repressie.
De Verenigde Staten hebben altijd – ook in het geval Tibet – hun eigen agenda gehad. Ze enten hun CIA-activiteiten op bestaande onrust als het enigszins kan, maar zij handelen in functie van de eigen belangen. Zoveel is duidelijk: het lot van de Tibetanen is nooit Washingtons grootste zorg geweest. Tijdens de grote oorlogsgesprekken in Potsdam en Jalta was iedereen het er over eens dat China moest hersteld worden in zijn oorspronkelijk territoriale eenheid. Dat was ook zo in de Verenigde Naties tot de communistische overname in China in 1949. Toen de regering Mao Tibet in communistisch China incorporeerde, zat Formosa (nationalistisch China) in de Veiligheidsraad . Tsjan Kai Chek kreeg de andere grootmachten achter zich met de stelling dat het om een zaak ging van interne Chinese aangelegenheden.
Mao tse Toeng sloot toen een pact met de Dalai Lama waarin hij interne culturele en religieuze autonomie beloofde. Daar is echter in de praktijk niet veel van in huis gekomen. Er is dan de opstand van 1959 die uitmondt in de vlucht van de Dalai Lama en honderdduizend Tibetanen naar India, met heel wat goudvoorraden. Met de maoïstische politiek van de ‘grote sprong voorwaarts’ werd de collectivisering van de grond met repressie opgelegd. Zeker met de culturele revolutie (jaren ’60) werd alles wat maar met kloosters en religieuzen te maken had zeer hard aangepakt, dat is duidelijk. Je kan eigenlijk stellen dat wat in Tibet gebeurde een uitvergroting was van wat ook de rest van de Chinezen hebben ondergaan in die periodes.
Kolonisatie
Communistisch China heeft voor ontwikkeling gezorgd in de regio, maar op eerder koloniale wijze: het was een Chinees project van ontwikkeling, geen Tibetaans. Er werd actief beroep gedaan op Han Chinezen om de economische vernieuwingen in Tibet te stimuleren. Trouwens Mao kon maar niet begrijpen dat de Tibetaanse lijfeigenen en slaven eigenlijk hun onderdrukkende clerus verdedigden in plaats van zich achter de bevrijders, de Chinese communisten te scharen. Het moet gezegd dat de Tibetaanse samenleving aan de boeren geen grond en geen rechten gaf: die waren in handen van de kloosters en grootgrondbezitters. Er was een uitgebreid systeem met rechtelozen, lijfeigenen, slaven.
Peking installeerde militaire basissen en legereenheden in het gebied, met wellicht kernwapencapaciteit in Xinjiang (Oeigoeren) of Tibet. Er waren militaire operaties tegen India. Het rechtssysteem is Chinees.
Sedert de opening naar het kapitalisme kan Tibet op een hoger groeipercentage rekenen dan de gemiddelde cijfers voor het ganse land, als je de infrastructuurwerken meerekent. Nu heeft deze ‘boom’ nog meer niet-Tibetanen naar Tibet gebracht. Dat is natuurlijk een probleem. Er werden wegen aangelegd, telefoonlijnen getrokken, hospitalen en scholen (met onderwijs in het Chinees) gebouwd: allemaal elementen ook om de lokale bevolking kansen te bieden “als Chinezen beter te participeren in de Chinese ontwikkeling”. De Chinese leiders doen pogingen om de groeiende welvaart niet tot het oosten en de kuststreek te beperken, maar een overloop, ’trickle down effect’ – die niet spontaan of automatisch in het kapitalisme plaatsgrijpt – te organiseren. Maar deze ‘modernisering’ maakt natuurlijk traditionele niet-stedelijke culturen bijzonder kwetsbaar. De decollectivisering op het platteland is gaandeweg bezig in gans China, met nieuwe entiteiten, nieuwe maatschappelijke verhoudingen tot gevolg. De nieuwe autosnelweg naar Tibet, de nieuwe spoorlijn brengt massa’s toeristen naar Tibet, het rurale Tibet boert ook betrekkelijk goed. Maar opnieuw, dit is een beleid van Han Chinees Peking, niet van Tibetaans Lhasa. De infrastructuur stimuleert economische productiviteit, brengt het verre Peking dichterbij, verhoogt echter tegelijkertijd de snelheid waarmee het ‘nationaal’ apparaat kan optreden.
Onafhankelijkheid
Of Tibet ooit onafhankelijk is geweest is een moeilijke zaak. Tibet heeft altijd externe inmenging gekend, zij het gedurende eeuwen meer een Mongoolse dan Chinese. Maar met de Manchu-dynastie was de Chinese controle wel effectief: regulator van interne conflicten, aanwezigheid van een gouverneur, van een garnizoen soldaten. Met de crisis van het Manchu-rijk verdwijnt ook deze controle. De Britten bezetten kortstondig Tibet (om Rusland weg te houden) en er werd in Simla (India) een tripartite akkoord gesloten tussen Britten, Tibetanen en een Chinese generaal (die eigenlijk alleen zichzelf vertegenwoordigde) om een onafhankelijkheid te bevestigen, maar met toch een zekere Chinese invloed. Met de neergang van de Manchu-dynastie, in periode van de warlords in China, van de strijd tussen de nationalisten en communisten in China, van de Japanse invasie is er dan inderdaad geen Chinees gezag in Tibet. Dat verandert met de installatie van de Volksrepubliek, waar Mao in 1950 de Chinese aanspraak op Tibet met de wapens realiseert. Dit is geen beleidslijn specifiek vanwege de communistische partij, het is voor de Chinezen een evidentie dat Tibet Chinees is. Er werd hier al verwezen naar de houding van Formosa in de Veiligheidsraad in 1949, er kan ook verwezen worden naar de Chinese vader des vaderlands Sun Yat Sen die het heeft over vijf Chinese ‘rassen’: de Han, de Hui, de Manchu, de Mongolen en de Tibetanen.
Geopolitiek
Het belangrijkste punt voor Peking is dat China één en ondeelbaar is. Dat zie je aan het beleid ten opzichte van Taiwan, dat zie je aan het beleid ten opzichte van de Oeigoeren, of ten opzichte van Tibet, of ten opzichte van gelijk welke andere grensregio. Er heerst een schrikbeeld in Chinese leidinggevende kringen dat China hetzelfde zou overkomen als het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Dergelijke situatie willen ze ten allen prijze vermijden. De Sovjets experimenteerden met glasnost vooraleer de eenheid onder de volkeren van de Unie was gerealiseerd, heet het bij intellectuelen in Peking. Het bewind is als de dood voor ‘wanorde’ en ‘onrust’. Je kan zeggen dat men een soort geleide overgang naar een democratisch China meemaakt, er is vandaag meer inspraak dan voorheen. Er zijn in gans China veel protesten, dikwijls boerenprotesten meestal gericht tegen plaatselijke communistische leiders.
Men is er zich ook wel goed bewust van dat de basislijn in de buitenlandse politiek van Washington erin bestaat geen andere grootmacht te dulden in de wereld. Vandaar dat Chinese leiders altijd benadrukken dat de opgang van China in de wereld vreedzaam zal zijn.
Tibet heeft wel goud, uranium in de ondergrond zitten, is belangrijk in de houtindustrie. Het is samen met Xinjiang (Oeigoeren) een grensgebied dat toegang biedt naar de Centraal-Aziatische landen waar heel wat gas en olie zit. Hier zijn een aantal militaire basissen ontplooid.
Toch is dit alles zeker ondergeschikt aan het eerste punt: de eenheid van het land als basis van en voor de Chinese eigenheid en cultuur.
Media
Het vijandbeeld van grote westerse media ten opzichte van China was in de Koude Oorlog zeker sterk aanwezig. Het zat vervat in breed anticommunisme. Het werd gevoed door CIA-verlengstukken als Radio Free Asia en andere Free Tibet movements. Vandaag is China wel een groeiende economische concurrent, die zeker niet door ethische bekommernissen worden geremd in zijn zoektocht naar grondstoffen en energie, maar of er een georchestreerde mediacampagne is opgezet rond Tibet valt te betwijfelen.
In het Westen is er een soort bewondering en nieuwe aandacht vast te stellen voor mystiek, waar het Lama-boeddhisme kennelijk goed in de markt ligt. Daarbij is niet zozeer de politieke kant van het Lamaisme betrokken, maar eerder het Tibetaans boeddhisme als geestelijke inspiratiebron. Film- en muzieksterren staan niet direct ten dienste van vijandbeelden die het westers politiek centrum al dan niet zou cultiveren. Als zangeres ‘Björk’ bij een optreden in Peking “Free Tibet” roept, vormt ze daarom nog geen verlengstuk van een politiek-economische strijd vanuit leidende westerse kringen. Ze zal weliswaar niet zo snel meer kunnen optreden in China…
Op deze westerse behoefte voor mystiek wordt wonderwel ingespeeld door de figuur van de Dalai Lama. Hij heeft weten een image op te bouwen dat ook de westerlingen aanspreekt. Hij heeft uitstekende public-relations-capaciteiten, hij weet de westerse aandacht te kanaliseren naar zijn wereld van geestelijke waarden en beelden.
Olympische spelen
De organisatie van de Olympische Spelen vervult een speciale rol in de ontwikkeling van China. De Spelen moeten aantonen dat het land volop onderweg is een supermacht te worden. Ze hebben alles van doen met prestige : het zullen de grootste Spelen worden die tot nog toe werden gehouden. Dat is wat in Chinese beleidskringen leeft. Enig chauvinisme is hen zeker niet vreemd. Ze vormen dus enerzijds een uitstalraam ‘kijk wat China allemaal kan’, maar anderzijds maken ze deel uit van de manier waarop China respect in de wereld wil verkrijgen. Prestige en respect daar draait het om. Wee dus wie dat wil dwarsbomen met wat het Chinese bewind bestempelt als wanorde en onrust.
Toekomst
De enige weg tot rust loopt via onderhandelingen. Een vreedzame uitweg is in het belang van beiden. De Chinezen hebben daarbij wel een machtspositie, maar ook de Dalai Lama heeft belang bij goede contacten met de Han Chinezen. Immers net zoals in het Westen, kan de aandacht voor mystiek hier terrein winnen, waar het Tibetaanse boeddhisme groter zou kunnen van worden.
Het is anderzijds ook juist natuurlijk dat Tibet lange tijd een ‘geestelijke’ invloed heeft gehad op delen van India, op Nepal. Daar is nu echter wel wat verandering in gekomen. De relaties met India worden op een andere leest geschoeid (de premiers gaan bij mekaar op bezoek), en met de regeringsdeelname van de maoïsten in Nepal is ook daar de Tibetaanse ster wat gezakt. De Dalai Lama zou bij onderhandelingen met Peking dus ook heel wat kunnen winnen.
(Uitpers, nr 99, 9de jg., juni 2008)
°De gedachtegang en inhoud zijn van professor Doom, vakgroep derdewereldstudies universiteit Gent, de bewoording is van Georges Spriet.