Op donderdag 25 april programmeert het MOOOV-festival de film “The Mercy of the Jungle” in Turnhout. De dagen daarna is hij ook te bekijken in Beringen, Genk, Sint-Niklaas e.a. steden. Op 9 mei is hij in Leuven te zien, op het Afrika Filmfestival. Begin maart heeft “The Mercy of the Jungle” op het tweejaarlijkse Fespaco, het Pan-Afrikaanse filmfestival in Ouagadougou, in Burkina Faso, de Gouden Hengst gekregen, de prijs voor de beste film. De uitreiking vond plaats in het bijzijn van president Kagame, de president van Rwanda, het land waarvan regisseur Joël Karekezi afkomstig is.
De makers van de film beklemtonen het: de jungle, in dit geval het tropische oerwoud in Oost-Congo, is als een acteur in deze film, minstens een indringend onderdeel van het verhaal. Twee Rwandese militairen, op missie in Congo, verliezen voeling met hun compagnie, en beginnen aan een tevergeefse zoektocht in het woud. Gekweld door ziekte, dorst en ontbering moeten ze in de onherbergzame natuur hun meerdere erkennen. Het levert prachtige beelden op. Adembenemend is de scene dat ze zich in het hoge gras schuilhouden, wanneer berggorilla’s ze op een meter afstand passeren. Wie er ooit op gorillatocht geweest is in Oeganda – of in Rwanda of Congo, maar de beelden zijn in Oeganda geschoten – beseft dat de acteurs de schrik van hun leven gehad hebben toen de filmploeg ze in de habitat van de zilverruggen dropte, want zo is het gegaan. Een echtere ontmoeting kun je niet op beeldband vastleggen.
Maar als je eenmaal aan die fascinatie gewend bent, roept “The Mercy of the Jungle” vragen op. Nergens maakt de regisseur duidelijk waarom die twee soldaten, en bij uitbreiding het Rwandese leger, in Congo actief is. In werkelijkheid speelt Rwanda er al ruim twee decennia stokebrand, met zijn steun aan Congolese milities, door wapens en uitrusting te verstrekken, eigen eenheden de grens over te sturen en de hele operatie mee te financieren, ook al heeft Kagame dat tegen beter weten in lang ontkent. “The Mercy of the Jungle” rept daarover met geen woord. Een belangrijk minpunt en er zijn er meer.
Het scenario krijgt vervolgens enkele onwaarschijnlijke wendingen. Sergeant Xavier, gespeeld door Marc Zinga, die voor zijn vertolking de prijs van beste acteur gekregen heeft op het Fespaco, is uit Oeganda naar zijn vaderland teruggekeerd als lid van Kagame’s Patriottisch Front. Naast uitstekend Frans – pour le besoin de la cause, Frans is de voertaal in de film – spreekt hij vloeiend Swahili, zo goed dat hij zich als een verdwaalde Congolese soldaat voor kan doen. Praktijkervaring leert dat Congolezen hun Swahili doorspekken met Frans en woorden en uitdrukkingen uit hun eigen talen, tot het Lingala toe, en voor wie er standaard Swahili spreekt, zoals in Tanzania of Kenia, vaak onverstaanbaar is. Je kunt m.a.w. van een in Oeganda opgevoede Rwandees, eerder thuis in het Luganda en van wie de kennis van het Swahili zich veeleer beperkt tot een gecontamineerd basispakket dat hij op straat of in de handel opgepikt heeft, niet verwachten dat hij zich tot een talenwonder ontpopt.
Nadat je dat hoofdschuddend vastgesteld hebt, krijgt het verhaal een nieuwe wending. De sergeant vindt redding in een dorp in Kasaï, honderden kilometers van de grens met Rwanda. De doorsnee Kasaïen spreekt Tshiluba als voer- of omgangstaal maar in dat dorp spreken ze, jawel, Swahili, met name de versie die de sergeant zo vlot beheerst. Dit is meer dan een stap te ver.
Je kunt gedeeltelijk meevoelen met de Belgische producent van “The Mercy of the Jungle”, Aurélien Bodinaux, die aangeeft dat hij om financiële en productietechnische redenen keuzes heeft moeten maken, o.m. op het taalgebruik. Daardoor neemt het scenario op een dergelijke manier een loopje met de werkelijkheid, in een dusdanig gevoelig verhaal, met de militaire aanwezigheid van Rwanda in Oost-Congo als uitgangspunt en bepalende factor,
dat het de grenzen van het onwelvoeglijke overschrijdt. Bij de geïnformeerde toeschouwer verdringt het ongeloofwaardige andere aspecten naar de achtergrond.
Maar het ergste moet nog komen. Xavier en zijn strijdmakker Faustin, een boerenzoon die als bleu in het oorlogsgeweld verwikkeld geraakt is, hebben tijdens hun barre overlevingstocht tijd zat om diepgaande gesprekken te voeren. Zo beluister je twee Rwandese militairen die zich over de zin en de onzin van hun optreden bevragen (en op het einde van de film daaruit overigens hun conclusies trekken). Als dat door zou dringen tot de hogere legerleiding en de hoogste politieke organen in hun land, dan zit het einde van een aanslepend conflict er misschien aan te komen, denk je dan. Een film met een boodschap? Tot een niet nader gespecificeerde Congolese militie moord en brand schreeuwt en zonder onderscheid des persoons een hoop landgenoten afmaakt, vrouwen en kinderen incluis. Is de boodschap dan dat Rwandese militairen menselijke trekken vertonen en over wapengeweld mediteren en dat aan de andere kant Congolezen onmensen zijn die uitblinken in blind geweld? Zure oprispingen zijn je deel bij het einde van de film.
Wat je ook schrijft of zegt over Rwanda roept controverse op. Nu Rwanda via de grote poort in de Afrikaanse filmwereld zijn intrede maakt, is het alweer van dattum. Het zat er wat aan te komen. Rwanda was eregast op het Fespaco, de film stond prominent op de affiche, als eerste op de eerste echte filmdag, en natuurlijk was er Kagame’s aanwezigheid op de slotceremonie. Kon het anders dan hem een diplomatiek succes gunnen? Ik durf de rechtschapenheid van de leden van de jury nauwelijks in twijfel trekken maar toch, het hele festival door liep ik rond met de indruk dat ik de Gouden Hengst kende, en ik was niet de enige.