Na de terreuraanslagen van 11 september 2001 tegen de Twin Towers in New York en het Pentagon in Washington werd er tijdens debatten – of tenminste wat er voor moest doorgaan – en op de opiniepagina’s van talloze gerenommeerde kranten en tijdschriften steevast met één boek geschermd : "The Clash of Civilizations" van de Amerikaanse auteur Samuel P. Huntington.
Het boek dateerde al van 1993. Huntington was in een vorig leven in Vietnam aan de slag geweest als anti-guerrilla-expert, in loondienst van de regering Lyndon B. Johnson. Op het ogenblik dat hij zijn "Clash of Civilizations" publiceerde was hij directeur van het befaamde Institute for Strategic Studies in Harvard.
Met dit boek ging Huntington in de clinch met zijn rivaal Francis Fukuyama, een medewerker van het Amerikaanse State Department en bedenker van een theorie, die George Bush senior na aan het hart lag. Het einde van de Koude Oorlog en de ineenstorting van de Sovjetunie betekenden voor Fukuyama (en George Bush) "het einde van de geschiedenis".
Huntington van zijn kant kwam er achter dat de nederlaag van de Sovjetunie weliswaar een einde had gemaakt aan de ideologische strijd op wereldschaal, maar niet aan de geschiedenis. Volgens hem zou in de komende periode niet de politiek of de economie, maar de cultuur de wereld domineren.
Eén van de Angelsaksische auteurs, die baalde van de nieuwe populariteit waarvan Huntington genoot, was Tariq Ali (1). In een artikel in Le Monde Diplomatique (2) nam hij de tot vervelens toe geciteerde theorie van Huntington even onder de loep en kwam tot een merkwaardige vaststelling.
"Volgens Huntington telt de wereld van vandaag acht culturen: de westerse, confuciaanse, Japanse, islamitische, hindoeïstische, Slavisch-orthodoxe, Latijns-Amerikaans en misschien de Afrikaanse (van deze laatste is hij evenwel niet zeker, want is Afrika wel ‘geciviliseerd’?)." "Elk van deze culturen," schreef Tariq Ali, "incarneert – nog steeds volgens Huntington – verschillende waardensystemen, die elk gesymboliseerd worden door een religie, "zonder twijfel de drijvende kracht die volkeren motiveert en mobiliseert". "De belangrijkste breuklijn is die tussen het "Westen en de rest van de wereld", want alleen het Westen verdedigt waarden als individualisme, liberalisme, de grondwet, de mensenrechten, gelijkheid, vrijheid, de rechtstaat, de democratie en de vrije markt," zo citeert Ali Samuel P. Huntington. "Daarom moet het Westen (met andere woorden de Verenigde Staten) zich militair voorbereiden om het hoofd te bieden aan rivaliserende beschavingen en meer bepaald aan de twee gevaarlijkste: de islam en het confucianisme, die – als ze zich ooit verenigen – het hart van de beschaving bedreigen. En Huntington besluit : "De wereld is niet één. Beschavingen verenigen en verdelen de mensheid. Bloed en geloof, daarmee identificeren de mensen zich, daarvoor vechten ze en sterven ze." Waarop Tariq Ali met Brits flegma repliceert: "Een dergelijke tekst zou Osama Bin Laden zonder enige moeite kunnen onderschrijven".
In de maanden na 11 september werkte Tariq Ali door op het thema van de "Clash of Civilizations" en de neerslag daarvan is nu verschenen in een ongemeen boeiend boek "The Clash of Fundamentalisms. Crusades, Jihads and Modernity". De auteur toont aan dat 11 september niet zozeer een "clash of civilizations" was, dan wel een oorlog tussen twee fundamentalismen: het islamitische fundamentalisme in de lezing van Osama Bin Laden en zijn Afghaanse talibanvrienden en het neoliberale, christelijke fundamentalisme van de Verenigde Staten, die de absolute wereldheerschappij opeisen. Tariq Ali schetst in een aantal beknopte historische hoofdstukken het ontstaan van het wahabisme en de corrupte petrodollarmonarchie in Saoedi-Arabië, de bijzonder bloedige geschiedenis van Afghanistan, het ontstaan van de fundamentalistische moslimbroederschap in Egypte, de diverse olieoorlogen, die in de tweede helft van de twintigste eeuw telkens onder Amerikaanse vlag zijn gevoerd. Telkens wordt duidelijk hoe Washington steeds de meest reactionaire en radicale fundamentalistische bewegingen heeft gesteund en gefinancierd als dam tegen het communisme en het nationalisme in de landen van de Derde Wereld.
In de discussie, die na 11 september in de Angelsaksische media werd gevoerd, spelen Samuel P. Huntington en Francis Fukuyama opnieuw een zeer prominente rol.
Huntington heeft het nog steeds over islamitische oorlogen tegen de rest van de wereld. Voor hem zijn er in het recente verleden twee belangrijke "islamitische" oorlogen geweest.
"De eerste is de Iraaks-Iraanse oorlog, maar deze oorlog zou nooit zijn uitgebroken," stelt Tariq Ali, "als Washington en Londen Saddam Hoessein niet rechtstreeks hadden gesteund en bewapend in de hoop dat hun ‘dictateur du jour’ de Iraanse clerus zou verslaan en in Iran een nieuw soort pro-Westers regime in het zadel zou lichten.
Het tweede voorbeeld van een islamitische oorlog was de jihad tegen de Sovjets in de jaren ’80. Huntington geeft toe dat "deze overwinning maar mogelijk was dank zij de Amerikaanse technologie, Saoedisch en Amerikaans geld, Pakistaanse steun en opleiding en de inzet van duizenden strijders uit andere Arabische en moslimlanden". Dat klopt, alleen had Huntington eraan kunnen toevoegen dat ook Osama Bin Laden hiertoe behoorde en dat vele van deze door Amerika getrainde en bejubelde strijders later de harde kern zouden vormen van Al Qaeda, dat inmiddels met zijn vroegere beschermheren heeft gebroken. In feite was de hele Afghaanse oorlog georchestreerd en gepland door de Verenigde Staten, die hiervoor een beroep deden op een totalitair marionettenregime als Saoedi-Arabië en de perverse militaire dictatuur van generaal Zia Ul Haq in Pakistan. Waarom dan deze oorlog bestempelen als "een islamitische oorlog"?"
"Voor Francis Fukuyama was 11 september een aanval tegen de moderniteit, gebaseerd op islamitische fundamentalistische haat tegen alle Westerse waarden," schrijft Ali. Hij citeert Fukuyama, die zich in de nasleep van 11 september meer en meer aansluit bij de oorspronkelijke theorieën van Huntington : "De islamitische wereld verschilt van de hedendaagse wereldculturen in één belangrijk aspect. In de voorbije jaren was het de enige religie die belangrijke radicale bewegingen heeft voortgebracht, die zich niet alleen kanten tegen de Westerse politiek, maar tegen het meest fundamentele principe van de moderniteit, namelijk het principe van de religieuze tolerantie."
Tariq Ali beantwoordt deze stelling van Fukuyama : "Intolerantie en haat zijn niet nieuw en beperken zich niet louter tot de islam. De Verenigde Staten zijn oververzadigd van religie. 90% van de Amerikanen zegt in God te geloven en 60% gelooft in engelen. En de religieuze passies laaien hoog op als men merkt hoe Amerikaanse christelijke fundamentalisten 11 september hebben toegejuicht als een straf van God tegen een maatschappij die homoseksualiteit en abortus tolereert."
Voor Tariq Ali zijn de oorlog tegen het terrorisme na 11 september, het vijandbeeld dat van de moslims wordt opgehangen, de dreiging die van de islam zou uitgaan tegen "de beschaving" een fundamenteel onderdeel van de strategie die de dogma’s van de vrije markteconomie en het neoliberale fundamentalisme van de door het Westen gedomineerde internationale instellingen als de Wereldhandelsorganisatie, de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds wereldwijd moet doen zegevieren.
Tariq Ali polemiseert in zijn "Clash of Fundamentalisms" niet alleen tegen de ideologen van het neoliberale fundamentalisme. Hij gaat ook het debat aan met de jonge moslims, die in Groot-Brittannië (maar ook elders in Europa, ook bij ons) Osama Bin Laden als een nieuwe held beschouwen en de aanslagen van 11 september in het diepste van hun hart hebben toegejuicht. Op het einde van zijn boek schrijft Tariq Ali een "open brief aan een jonge moslim".
"Als ik echt zou geloven dat deze radicale islam de weg voor de vooruitgang zou zijn voor de mensheid, zou ik geen ogenblik twijfelen om dit in het openbaar te verkondigen, wat daar ook de gevolgen van zouden zijn," schrijft Ali. "Ik weet dat veel van jouw vrienden de naam "Osama" scanderen en dat zij 11 september 2001 hebben toegejuicht. Zij waren niet alleen. Het gebeurde overal in de wereld en dat had niets met religie van doen. Ik weet dat Argentijnse studenten opstapten toen hun docent Osama Bin Laden bekritiseerde. Ik hoorde dat een Russische teenager een e-mail van één woord verstuurde – "gelukwensen" – naar een Russische vriend wiens ouders waren geëmigreerd en zich in de buurt van New York hadden gevestigd. Zij antwoordden hem met: "Bedankt, het was fantastisch". Ik herinner me de Griekse voetbalfans, die in de stadions weigerden de twee minuten stilte in acht te nemen, die hun regering had afgekondigd. Zij verbraken de stilte met anti-Amerikaanse slogans.
Maar dit alles kan geen rechtvaardiging zijn voor wat is gebeurd. Achter deze indirecte vreugde gaat geen gevoel van sterkte, maar van ontstellende zwakheid schuil. De volkeren van Indochina hebben onnoemelijk meer geleden onder de Amerikaanse regering dan om het even welk moslimland. Zij werden vijftien jaar gebombardeerd en verloren miljoenen van hun mensen. Hebben zij er ooit aan gedacht Amerika te bombarderen? Ook de Cubanen, Chilenen en Brazilianen hebben zoiets nooit overwogen. Deze laatste twee volkeren vochten tegen militaire regimes, die door de VSA waren geïnstalleerd en overwonnen uiteindelijk. Vandaag voelen deze volkeren zich machteloos. En als Amerika dan getroffen wordt, vieren ze feest. Zij vragen zich niet af wat de gevolgen zullen zijn van deze aanval en wie er uiteindelijk van zal profiteren. Zij reageren louter symbolisch, zoals de gebeurtenis zelf louter symbolisch is. Ik denk dat Osama Bin Laden en zijn groep in een politiek doodlopend straatje zijn beland. Zij zorgden alleen maar voor wat spektakel. Hun actie zal een voetnoot in de geschiedenis van deze eeuw worden, meer niet. In politieke, economische en militaire termen was dit nauwelijks een speldenprik. Wat hebben de islamitische fundamentalisten te bieden? Een weg naar een verleden, dat gelukkig voor de mensen uit de zevende eeuw, nooit heeft bestaan. Als het "Emiraat Afghanistan" het model is van wat ze aan de wereld willen opdringen, zal de massa van moslims opstaan en de wapens opnemen tegen hen. Geloof niet dat Osama Bin Laden en mollah Omar de toekomst van de islam vertegenwoordigen. Als dat het geval zou zijn, zou dit een ramp zijn voor de cultuur, die we beiden delen."
"Er zijn altijd lieden geweest die de godsdienst hebben gebruikt en gemanipuleerd voor hun persoonlijke doeleinden," schrijft Tariq Ali aan zijn jonge moslimvriend. "Het is waar dat dit niet het hele verhaal is. Er zijn overal in de wereld diepgelovige, eerlijke mensen, die aan de kant van de armen staan, maar die meestal hierdoor in aanvaring komen met de georganiseerde religies. De katholieke kerk vervolgde priester-arbeiders en priester-boeren, die de strijd organiseerden tegen de onderdrukking. De Iraanse ayatollahs rekenden bloedig af met hun moslims die voor maatschappelijke radicalisme pleitten."
"De opgang van de religie is gedeeltelijk te verklaren door een gebrek aan alternatieven voor het universele regime van het neoliberalisme. Je zal snel tot de ontdekking komen dat wanneer islamitische regimes hun grenzen openen voor de globalisering, ze ongestoord mogen doen en laten wat ze willen op politiek en maatschappelijk vlak. Het Amerikaanse imperium heeft in het verleden de islam gebruikt en zal dat nog doen. Wij staan voor een uitdaging. Wij hebben dringend nood aan een islamitische reformatie, die het waanzinnige conservatisme en de achterlijkheid van de fundamentalisten van de kaart veegt en meer nog de wereld van islam opent voor nieuwe ideeën, die vooruitstrevender zijn dan wat er doorgaans in het Westen te koop is. Maar dat vereist een rigide scheiding tussen moskee en staat, de ontbinding van de clerus, de verdediging door moslimintellectuelen van hun recht om vrij de teksten te interpreteren, die tot het collectief erfgoed behoren van heel de moslimcultuur, het recht op vrij denken en rationaliteit en het recht op verbeelding. Als dit niet gebeurt, zijn we gedoemd om oude oorlogen te herbeleven. We zullen niet kunnen denken aan een rijkere en humanere toekomst. We zullen van het heden naar het verleden teruggaan. En dat is een onaanvaardbare gedachte."
Tariq Ali, "The Clash of Fundamentalisms. Crusades, Jihads and Modernity", Verso, Londen, New York, 2002, 342 bladzijden, 24 euro.
(Uitpers, nr. 33, 4de jg., september 2002)
(1) Tariq Ali werd in 1943 geboren in het Pakistaanse Lahore (toen nog onder Brits koloniaal bestuur). In 1968 was hij één van de bekendste studentenleiders in Groot-Brittannië, waar hij actief was in de trotskistische beweging. Vandaag is hij medewerker van de New Left Review. Tariq Ali heeft een aantal standaardboeken op zijn naam staan over India en Pakistan, maakte een serie boeiende films voor de BBC en is de auteur van de historische romanreeks, "The Islam Quintet" met ‘Shadows of the Pomegrenate Tree’ (1992), ‘The Book of Saladin’ (1998), ‘The Stone Woman’ (1999) en ‘The Night of the Golden Butterfly’ (dat dit jaar zou moeten verschijnen).
(2) Tariq Ali, "Sous couvert de choc des civilisations", Le Monde Diplomatique, oktober 2001.