Wie Thailand zegt denkt aan ongerepte stranden en altijd gedienstig glimlachende mensen. Dat willen de toeristenfolders ons tenminste doen geloven. En de 40 miljoen bezoekers die tot voor de coronacrisis naar Amazing Thailand kwamen, kunnen dat al dan niet beamen. Daar willen we het een andere keer over hebben.
En op economisch en sociaal vlak? Als we de Wereldbank mogen geloven heeft Thailand “in de afgelopen vier decennia opmerkelijke vooruitgang geboekt op het gebied van sociale en economische ontwikkeling, waarbij het in minder dan een generatie van een land met een laag inkomen naar een land met een hoger middeninkomen is gegaan. Als zodanig is Thailand een veel geciteerd succesverhaal op het gebied van ontwikkeling, met aanhoudende sterke groei en indrukwekkende armoedebestrijding. De economie van Thailand groeide met een gemiddeld jaarlijks tempo van 7,5% in de hoogconjunctuurjaren 1960-1996 en 5% in 1999-2005 na de Aziatische financiële crisis. Deze groei zorgde voor miljoenen banen die miljoenen mensen uit de armoede hebben gehaald. De vooruitgang op meerdere dimensies van welzijn was indrukwekkend: meer kinderen krijgen meer jaren onderwijs, en vrijwel iedereen is nu gedekt door een ziektekostenverzekering, terwijl andere vormen van sociale zekerheid zijn uitgebreid.” Volgens de promotoren van het moderniseringsparadigma is er dus weinig aan de hand dat niet met het westerse groeimodel kan verbeterd worden.
Gini
Maar, andere cijfers komen tot een andere conclusie. Op basis van de zogenaamde Gini-index, die berekend wordt op basis van het bereik van cumulatieve gezinsinkomens, waarbij 0 staat voor perfecte gelijkheid en 100 staat voor perfecte ongelijkheid, stond Thailand in 2011 met een Gini-coefficient van 53.6 op de dertiende plaats in de wereld. Sindsdien is het verder naar voor geschoven en wordt het nu tot de Top 3, zo niet Numero Uno, gerekend. Volgens het 2020 Global Wealth Report and Databook van Credit Suisse heeft Thailand nu immers de grootste welvaartskloof ter wereld. De armste 50% van de Thais bezit nu slechts 1,7% van de rijkdom van het land, terwijl de rijkste 10% nu een enorme 85,7% bezit.
De huidige regering heeft geprobeerd de bevindingen van het Credit Suisse-rapport in diskrediet te brengen. De National Economic and Social Development Board (NESDB), een denktank van de regering, heeft ze betwist en erop gewezen dat de gegevens van Credit Suisse niet overeenkomen met die van de Wereldbank. Feit is nochtans dat zelfs de Wereldbank niet ontkend dat rijkdomongelijkheid een steeds groter wordend probleem is in Thailand en niet adequaat wordt aangepakt.
Hoewel de armoede de afgelopen 30 jaar aanzienlijk gedaald is van 65,2% in 1988 tot 9,8% in 2018 (op basis van officiële nationale schattingen), zijn de groei van het gezinsinkomen en de consumptiegroei de afgelopen jaren landelijk tot stilstand gekomen. Dit resulteerde in een ommekeer in de voortgang van de armoedebestrijding in Thailand, waarbij het aantal mensen dat in armoede leeft toenam. Daarom steeg het armoedecijfer in Thailand tussen 2015 en 2018 van 7,2% naar 9,8%, en het absolute aantal mensen dat in armoede leeft, steeg van 4,85 miljoen naar meer dan 6,7 miljoen (op een totale bevolking van ongeveer 70 miljoen).
Van 2018 tot 2019 daalde het armoedecijfer weer tot 6,2% en steeg tot 8,8% in 2020, als gevolg van de nadelige effecten van de COVID-19 pandemie. De ongelijkheid – gemeten aan de hand van de Gini-coëfficiënt – nam tussen 2015 en 2017 dus toe. In deze periode groeide de gemiddelde gezinsconsumptie per hoofd van de bevolking, maar de gezinsconsumptie van de onderste 40% van de bevolking kromp.
Vormen en oorzaken van ongelijkheid
Ongelijkheid manifesteert zich in vele vormen. Er is geografische ongelijkheid en sociale uitsluiting van gemarginaliseerde mensen zoals staatlozen, migranten, en ongeschoold en dus laagbetaald personeel.
Er is ongelijkheid tussen generaties wanneer de kloof tussen rijk en arm van generatie op generatie wordt overgedragen, ongelijkheid in onderwijs in zowel kwaliteit als het voltooide niveau, ongelijke toegang tot krediet en de vaardigheden die nodig zijn voor een moderne economie, en juridische discriminatie. Sociale verbondenheid (“ons kent ons“) is een andere factor die ongelijke uitkomsten bepaalt, zowel economisch als politiek, en die is in de Thaise cultuur een zeer dominante factor. Het openbare leven is georganiseerd op basis van vriendschapskringen met een invloedrijke leider aan de top, dat is het zogenaamde patronagesysteem. Thais volgen geen politieke programma’s of abstracte ideeën, maar volgen leiders en charismatische figuren op basis van het ‘goed of fout, mijn groep’-principe (https://www.springer.com/gp/book/9789811041235 ).
Rood tegen geel
Sinds de jaren vijftig heeft Thailand een snelle economische groei doorgemaakt die delen van de bevolking uit de armoede heeft gehaald, maar onevenredige voordelen heeft opgeleverd voor de reeds rijke elite. Deze is deels aan monarchie en boedhisme gelieerd, en deels verbonden met oorspronkelijk Chinese zakenfamilies. Deze eerder conservatieve maar financieel erg machtige belangengroep beschouwt zich, met de steun van het leger, als de behoeder van de nationale – natie, koning, religie – ideologie. Zij associeerden zich uitdrukkelijk met de overleden Koning Bhumibol en worden als de ‘geelhemden‘ aangeduid.
Hoewel het bruto binnenlands product (BBP) per hoofd van de bevolking van Thailand tussen 1980 en 1995 verdrievoudigde, stagneerden de uitgaven voor sociale diensten. Hierdoor werd de sociale mobiliteit sterk beperkt en konden de lagere klassen niet profiteren van de groei.
De overheidsuitgaven voor onderwijs, bijvoorbeeld, bleven tijdens deze groeiperiode op 2-3% van het BBP steken. De stijgende kosten van het hoger onderwijs maakten het ontoegankelijk voor de lagere klassen en ontzegden hen een weg naar beterbetaalde banen. In de jaren zestig was 85% van de Thais boer (voor de meesten een beroep met een laag inkomen), maar 15,5% van deze gezinnen konden hun kinderen naar de universiteit sturen. Dat is niet langer het geval: in het midden van de jaren tachtig was het percentage boeren dat hun kinderen naar de universiteit stuurde gedaald tot 8,8%.
Volgens het Thailand Development Research Institute (TDRI) besteedt Thailand slechts 7,8% van zijn BBP aan sociale diensten, terwijl de meeste ontwikkelde landen gemiddeld 20% uitgeven.
Thaksin
Dit is het economische en sociale landschap waaruit de zogenaamde beweging van ‘roodhemden‘ is ontstaan, een amalgaan van arme boeren in het Noorden en Noordoosten van het land, een groeiende maar zich economisch en sociaal benadeeld voelende middenklasse in de steden, en een traditioneel rebelse studentenbeweging die weer sociale aspiraties en anti-elitaire emoties in zich poogt te verenigen. Deze beweging heeft zich sinds het midden van de jaren negentig in verschillende gedaanten achter Thaksin Shinawatra, een opportunistische gewezen Luitenant-Kolonel van de politie en telecom zakenman, geschaard, en vormt volgens medestanders de grootste progressieve partij/beweging in Thailand vandaag.
Toen Thaksin en de Thai Rak Thai partij in 2001 de verkiezingen wonnen, was dat met de grootste marge ooit gezien bij een Thaise verkiezing. Thaksin promootte populistische economische ontwikkelingsprojecten die ten goede kwamen aan de armen op het platteland, waaronder het lokaal beheerde Village Fund-microkrediet, ‘One Tambon (dorp) One Product’ (OTOP), en de ’30 bath’ (1$) voor een doktersbezoek programma’s. Massale financiering voor gezondheidszorg verhoogde het percentage van de bevolking met toegang tot gezondheidszorg van 76% naar 96%, maar Thaksin was niet in staat de ongelijkheid in rijkdom te verminderen.
Ongelijkheid in rijkdom is een algemeen erkend probleem in Thailand. Zowel de ‘progressieve’ roodhemden als de door de junta gesteunde Palang Pracharat-partij en de particuliere sector, zijn het erover eens dat ongelijkheid een bedreiging vormt voor de sociale stabiliteit van Thailand. De meningen zijn echter steeds verdeeld over de oorzaken van de toenemende ongelijkheid in Thailand.
De roodhemden beweren dat politieke ongelijkheid en de welvaartskloof elkaar voeden. Ze willen de politieke machtsstructuur hervormen om economische ongelijkheid aan te pakken. De particuliere sector en (militaire) regering hebben echter gewezen op structurele tekortkomingen in de economie waardoor de lagere economische klassen de voordelen van groei niet hebben gekregen. Ze dringen aan op economische in plaats van politieke hervormingen. De oplossing, zeggen zij, is een combinatie van vrijemarktkapitalisme, neoliberalisme en welvaart. De dominante invloed van het leger en de bovengenoemde traditionele ‘gele’ elite blijken een obstakel te zijn voor meer progressieve hervormingen.
Thaksin werd in 2006 door een staatsgreep verdreven en ging in ballingschap. Toch wonnen zijn aanhangers bij de volgende verkiezingen in 2007, en werd Thaksin’s zus, Yingluck Shinawatra, tot 2011 als premier kozen. Maar ook onder Yingluck kwam de welvaartsongelijkheid in Thailand niet aan de orde. Ze steunde verlagingen van de vennootschapsbelasting maar slaagde er niet in het belastingstelsel fundamenteel te herstructureren ten gunste van de armere lagen van de bevolking.
Het belastingbeleid neigde lange tijd naar een structuur die rijkdom effectief weghaalt van de armen, door een economie op te bouwen die groei voor de hoogste inkomens mogelijk maakt. Sinds de tweede helft van de 20e eeuw zijn de inkomsten- en onroerendgoedbelasting laag gebleven en hebben belastingstructuren voordelen geboden aan productie- en industriële bedrijven. Op dit moment is de onroerendgoedbelasting nog steeds alleen van toepassing op huizen met een waarde van meer dan 50 miljoen baht (ongeveer US $ 1,56 miljoen).
Zelfs de door de elite fel gecontesteerde rijstregeling van Yingluck, waarbij de overheid rijst van lokale boeren kocht tegen prijzen die 50% hoger waren dan de marktwaarde, deed niets om de ongelijkheid te bestrijden en verergerde het probleem zelfs. Uit onderzoek van het Thailand Development Research Institute (TDRI) blijkt dat de regeling onevenredig gunstig uitpakte voor tussenhandelaren en bedrijven verderop in de toeleveringsketen, in plaats van voor rijstboeren zelf. Slechts een klein deel van het budget van het programma ging naar arme boeren, en het feit dat de overheid boeren hogere prijzen aanbood, verhoogde de kosten op de hele markt.
Een deel van het probleem is dat meer progressief georienteerde Thaise leiders, die de afgelopen jaren aan de macht zijn geweest, nog steeds werken binnen de stevig verankerde status-quo – regeringen worden in Thailand nooit gevormd door een politieke beweging van onderaf. Ook de Shinawatra’s, als telecom-miljardairs, zijn misschien niet de beste belichaming van de idealen van de roodhemden.
De armen en rechtelozen in Thailand hebben voor hoop naar de roodhemdenbeweging gekeken, niet omdat ze een samenhangend beleid biedt, maar omdat ze staat voor een herziening van de politieke en economische ongelijkheid en de mogelijkheid van progressieve hervormingen, ook al heeft die hervorming weinig opgeleverd om de structurele ongelijkheid in rijkdom aan te pakken.
De staatsgreep van 2014
Sinds de staatsgreep van 2014 heeft het leger en de traditionele heersende elite het politieke landschap opnieuw grondig hertekend door middel van een nieuwe grondwet en een herkaveld politiek systeem (waarbij de door het leger benoemde Senaat steeds de macht heeft om de premier te kiezen), het ‘politiseren’ van het gerechtelijk apparaat, draconische wetten op informatievrijheid en digitalisering, en de zogenaamde Lèse-majesté. Lèse-majesté is een misdaad volgens artikel 112 van het Thaise Wetboek van Strafrecht. “Het is illegaal om de koning, koningin, troonopvolger, vermoedelijke opvolger of regent te belasteren, te beledigen of te bedreigen”. De moderne Thaise majesteitsschennis staat sinds 1908 in de wetboeken. Thailand is de enige constitutionele monarchie die haar majesteitsschennis sinds de Tweede Wereldoorlog heeft aangescherpt. Met straffen variërend van drie tot vijftien jaar gevangenisstraf voor elke telling, is het beschreven als de “zwaarste majesteitsschennis ter wereld” en “misschien wel de strengste strafrechtelijke lasterwet waar dan ook”; de handhaving ervan “is in het belang van het paleis”. Niet alleen politieke tegenstanders of leden van de zgn drie-vinger studentenprotestbeweging worden op basis van deze wet vervolgd, maar ook op het eerste gezicht ‘gewone burgers’ riskeren problemen. Zo raakte begin januari 2021 bekend dat “een gepensioneerde ambtenaar is veroordeeld tot meer dan 43 jaar gevangenisstraf wegens majesteitsschennis nadat zij kritische audioclips online had geplaatst”.
De National Strategy Act (2018-2038)
De junta heeft het elke toekomstige regering erg moeilijk gemaakt om dynamische en effectieve hervormingen door te voeren om ongelijkheid aan te pakken. In juli 2018 hebben ze de National Strategy Act aangenomen, een juridisch bindend 20-jarig ontwikkelingsplan dat de prioriteiten en strategieën van Thailand van 2018 tot 2038 schetst. Het is een allesomvattend document waarin politieke stabiliteit, nationale veiligheid en ontwikkeling op lange termijn centraal staan.
Toekomstige regeringen zullen zich aan het plan moeten houden, anders riskeren ze gevangenisstraf en represailles van de anticorruptiecommissie van de junta. Het plan specificeert de noodzaak om de sociale gelijkheid te verbeteren, maar alleen door wat het “volksvergaderingen” noemt, ontworpen om lokaal op maat gemaakte programma’s te bouwen die de gelijkheid verbeteren.
De huidige regering heeft het moeilijk gemaakt om de economische en ontwikkelingsplannen van het land te hervormen, maar toch zijn er nog steeds voorbeelden van compromissen en samenwerking. Zo hebben sommige beleidsmaatregelen van Thaksin een blijvende impact gehad en brede politieke steun gekregen. Het populaire zorgplan van 30 baht dat Thaksin invoerde heeft het overleefd en geeft nog steeds meer dan 48 miljoen burgers toegang tot elke gezondheidsdienst voor een vast bedrag van 1 dollar. Ondanks openlijke kritiek van de huidige (militaire) Prayut regering gaat het tot vandaag door.
De impact van de pandemie
Hoewel Thailand erin is geslaagd het tij van COVID-19-infecties gedurende het grootste deel van 2020 in te dammen, zijn de economische gevolgen ernstig geweest en hebben ze geleid tot wijdverbreid banenverlies, met gevolgen voor zowel huishoudens uit de middenklasse als bij de arme lagen van de maatschappij.
De economische groei in Thailand kromp tot 6,1% in 2020 als gevolg van een daling van de buitenlandse vraag die gevolgen had voor handel en toerisme, verstoringen van de toeleveringsketen en een verzwakking van de binnenlandse consumptie. Vóór de pandemie zag de Thaise toeristenindustrie jaarlijks 40 miljoen bezoekers, goed voor een omzet van ongeveer twee biljoen baht per jaar. Hoewel de regering het internationale toerisme weer op gang poogt te krijgen, zijn de verwachtingingen eerder pessimistisch. Een opbloei van de toerisme-industrie wordt niet voor 2023 tot 2026 verwacht.
De uitbraak van COVID-19 zorgt voor een aantal extra uitdagingen op de arbeidsmarkt. Het primaire effect was een piek in de werkloosheidspercentages. Ten minste 1,8 miljoen extra mensen zaten zonder werk in het eerste kwartaal van 2021 als gevolg van de pandemie. Tussen december 2020 en maart 2021 waren de meeste mensen zonder werk onafhankelijke werknemers of ‘contractuelen’, pas afgestudeerden, migrerende werknemers en niet-geregistreerde (dus illegale) ‘gastarbeiders’.
Thailand heeft relatief goed gepresteerd in vergelijking met buurlanden wat betreft de schaal, snelheid en doelgerichtheid van zijn fiscale respons, die zich concentreerde op een pakket van 1 biljoen baht om geldoverdrachten, de medische respons en economische en sociale rehabilitatie te financieren. Er zijn nieuwe grootschalige geldoverdrachtprogramma’s opgezet om kwetsbare groepen te ondersteunen die anders niet gedekt zouden zijn door de bestaande sociale bijstandsmechanismen. Het verlies aan werkgelegenheid was wijdverbreid in alle sectoren, met meer significante verliezen in termen van het aantal banen dat verloren ging in de industrie en de groot- en detailhandel, terwijl de landbouwsector als vangnet fungeerde.
De financiële sector heeft de schok van de pandemie tot nu toe weten te doorstaan. De grotere kwetsbaarheid van bedrijven en de hoge schulden van huishoudens brengen echter aanzienlijke risico’s met zich mee, aangezien de schulden van huishoudens in Thailand de op één na hoogste in Oost-Azië zijn (met 80,2 procent van het BBP in maart 2020) en de niet-renderende leningen (NPL’s) bijzonder hoog zijn voor kmo’s. De schuldenlast van huishoudens, als percentage van het BBP, zal dit jaar waarschijnlijk toenemen als gevolg van de economische malaise, werkloosheidsproblemen en de lage koopkracht van de bevolking, vooral in gezinnen met een laag inkomen.
Directeurs van middelgrote bedrijven op de Thaise beurs zeggen dat “de regering niet genoeg doet, en de nieuwe COVID-uitbraak is te wijten aan een falend bestuur”. “Ze vinden corruptie en vriendjespolitiek als onderdeel van Thailand niet erg, maar niet als er zoveel op het spel staat”.
Soortgelijke sentimenten worden gehoord in grotere Thaise bestuurskamers, zei Suwat Sinsadok, directeur van het bedrijfsadviesbureau International Investment Advisory Securities in Bangkok. “Ze zijn zich ervan bewust dat zelfgenoegzaamheid en corruptie in het land zullen blijven, zelfs als de economie groeit, maar als de economie niet groeit en mensen blijven sterven als gevolg van COVID, dan zul je woede zien”, vertelde hij aan Nikkei Asia. “Er is een groeiend beeld dat het leiderschap in militaire stijl waarmee de premier bekend is, deze keer niet werkt”.
Een recente beoordeling door The Economist ondersteunt deze angst. De Britse publicatie plaatste Thailand op de 124e plaats van de 154 landen in het percentage volwassenen dat de eerste dosis van een vaccin had gekregen – slechts 0,4%.
De trage vaccinatie-inspanningen van Thailand hebben het succes van de regering vorig jaar overschaduwd. In januari wekte Prayuth de publieke verwachting dat Thailand 63 miljoen doses probeerde binnen te halen, wat naar verwachting bij twee doses per persoon de helft van de bevolking zou dekken. Maar dat is niet gebeurd. “Door incompetentie of arrogantie dacht de regering dat haar volksgezondheidsprogramma voldoende was om infecties onder controle te houden en het aantal slachtoffers laag te houden. Het gokte met het leven en het levensonderhoud van mensen”. “Als generaal Prayut echt een einde wil maken aan de omkoperij die zijn anti-Covid-inspanningen ondermijnt, moet hij leren meer te doen dan lippendienst bewijzen aan het probleem. Maar wat hij om politieke redenen heeft gecreëerd, kan het echte probleem van dit land – corruptie – niet oplossen”. Corruptie heeft zich immers als een octopus in alle geledingen van het maatschappelijk leven genesteld.
Onzekere toekomst
De economische vooruitzichten blijven zeer onzeker voor Thailand. Als de nieuwe infectiegolf in Thailand niet goed onder controle wordt gehouden, of als de wereldwijde gevallen blijven toenemen en de verspreiding van een vaccin langzamer verloopt dan verwacht, zou de economische activiteit kunnen worden verstoord door noodzakelijke gezondheidsmaatregelen en lockdowns. De voortijdige afschaffing van fiscale en financiële steun zou ook het herstel van Thailand in de weg kunnen staan.
Naarmate Thailand’s politieke malaise, economische malaise en sociale ontgoocheling toenemen met het oog op de verergering van de pandemische ontberingen, en hoe langer de door Prayut geleide regering in functie blijft, des te meer zal de roep van het volk voor verandering toenemen enerzijds, of zal een andere militaire ‘klas’ of eraan gelieerde businessgroep een nieuwe staatsgreep overwegen anderzijds.