Toen Nelson Mandela iets meer dan een jaar president van Zuid-Afrika was, mocht hij de Nigeriaanse regering wel oproepen om het doodvonnis van schrijver en milieuactivist Ken Saro-Wiwa niet uit te voeren, maar veel haalde dat niet uit. ’s Anderendaags is de man terechtgesteld. Toen Mandela, in mei 1997, zorgde voor een ontmoeting tussen de Zaïrese president Joseph Désiré Mobutu en de leider van de opstandelingen Laurent Désiré Kabila, op de SS Outeniqua in de wateren voor de Congolese kust, haalde ook dat niets uit. Enkele dagen later trok Kabila’s rebellenleger zegevierend Kinshasa binnen.
Toen Mandela afgelopen augustus – hij was toen al ruim een jaar geen president meer -, de Burundezen die bij het vredesoverleg in het Tanzaniaanse Arusha betrokken zijn, tot de ondertekening van een vredesakkoord dwong, leidde dat alweer niet tot resultaten op het terrein. De burgeroorlog is in alle hevigheid opgeflakkerd, en nu, negen maanden later, blijkt dat de overeenkomst een doodgeboren kind is. Een en ander heeft niet geleid tot gezichtsverlies voor Madiba. Hij kan zich veel veroorloven. Dat heeft met zijn historische rol te maken – als onbetwistbare leider van het verzet tegen de apartheid, óók tijdens de zevenentwintig jaar die hij in gevangenschap doorgebracht heeft -, én met zijn persoonlijke charisma.
Mandela’s opvolger, Thabo Mbeki, kan daarop niet bogen. Hij is nu twee jaar president, en als hij in 2004 aan zijn tweede termijn wil beginnen, is de weerstand tegen hem in zijn eigen partij, de eerste kaap die hij moet overwinnen. Het ANC moet hem volgend jaar december herverkiezen tot voorzitter, en het is lang niet zeker dat Mbeki het haalt. De mooiste illustratie van die stelling is dat minister van veiligheid, Steve Tshwete, verleden maand een gerechtelijk onderzoek heeft laten instellen naar een samenzwering tegen Mbeki binnen het ANC. Tshwete noemt daarbij namen, en niet van de minste : Cyril Ramaphosa, Tokyo Sexwale en Mathews Phosa.
Even situeren. Ramaphosa is de man die met de Nationale Partij over de overgang onderhandeld heeft, interimgrondwet en -regering incluis. Lang was het de vraag of Mandela hem, dan wel Mbeki als vice-president aan zou wijzen. Toen hij die slag verloren had, is Ramaphosa in zaken gegaan. Sexwale is de eerste premier geweest van de provincie Gauteng, de rijkste van Zuid-Afrika. Toen zijn briljante, ambitieuze verschijning te bedreigend werd voor de ANC-top, koos hij eieren voor zijn geld, en volgde hij Ramaphosa op zijn weg naar het bedrijfsleven. Phosa is de eerste premier van de provincie Mpumalanga geweest, en ook hij heeft uiteindelijk business en literatuur – Phosa schrijft gedichten, in het Afrikaans – boven politiek verkozen, toen hij in zijn partij in ongenade viel. Alle drie hebben ze nog altijd zitting in het uitvoerend comité van het ANC. En niemand durft uit te sluiten dat, als de nood hoog is, ze ooit terug zouden keren naar de politieke arena. De vermeende samenzwering lijkt dus meer op een politieke afrekening dan wat anders.
Dat voorval staat niet alleen. Onlangs lekt er een brief uit die de voorzitter van de vrouwenliga, Winnie Madikizela, Mandela’s ex en ook lid van het uitvoerend comité, vice-president Jacob Zuma verleden jaar geschreven heeft. Daarin kaart ze Mbeki’s buitenechtelijke relaties aan. Misschien in de hoop dat de brief uitlekt en Mbeki’s image beschadigt. Zuma speelt de informatie pas na maanden door aan Mbeki. Dat levert hem het verwijt op dat hij van die kennis gebruik wil maken om volgend jaar zelf een gooi naar het voorzitterschap van het ANC te doen. Resultaat is dat Zuma zich genoodzaakt ziet om dat voornemen schriftelijk te ontkennen. Grote opschudding als enkele weken terug, topjournalist Max du Preez open en bloot op televisie gewag maakt van Mbeki’s vrouwenloperij. Du Preez verdedigt zich met de argumenten dat Mbeki’s gedrag de manier waarop hij als staatshoofd functioneert, beïnvloedt, en dat de – in zijn ogen in hoge mate overdreven – reactie van het ANC erop wijst dat Mbeki zich bedreigd voelt, en er een machtsstrijd aan de gang is voor het voorzitterschap van de partij.
Dat is waarschijnlijk de sluitende verklaring voor de bakken kritiek die Mbeki over zich heen krijgt. Zet het maar eens op een rij :
– Mbeki, de rokkenjager,
– Mbeki, de man die weigert om het verband tussen besmetting met het hiv-virus en aids als zeker te beschouwen, en om die reden de armsten in zijn land geen goedkope medicamenten ter beschikking stelt,
– Mbeki, die de ontsporingen van het leger in Zimbabwe en het optreden van president Mugabe in de landkwestie vergoelijkt,
– Mbeki, die – veel sneller dan onder Mandela gebeurd is -, aan de – noodzakelijke – verzwarting van de kaders van de overheid werkt, maar daarbij de notie bekwaamheid vaak te licht laat wegen, zodat je in de onverkwikkelijke situatie terechtkomt dat een commissie in Gauteng adviseert om een roman van nobelprijswinnaar Nadine Gordimer van de literatuurlijst in de scholen te schrappen,
– Mbeki, die door schandalen geplaagde ministers in zijn regering handhaaft en ze zelfs zwaardere portefeuilles toevertrouwt, en competente collega’s afvoert die een potentiële bedreiging voor hem vormen.
– Mbeki, die van de overdracht van economische macht in handen van de zwarte Zuid-Afrikanen, twee jaar geleden de inzet van de verkiezingen maakt, maar voorlopig niet verder komt dan de vorming van een kleine elite van zwarte businessmen.
Het ene weegt al wat zwaarder dan het andere, maar die tekortkomingen maken Mbeki kwetsbaar. Zijn tegenstanders binnen het ANC hebben keus te over op welk van die punten ze hem willen pakken. Mbeki maakt het ze bovendien makkelijk doordat hij vaak in het buitenland is, en dus buiten beeld blijft voor de Zuid-Afrikanen. De strip Madam and Eve, waarin de gebeurtenissen van een blanke vrouw en haar zwarte huisbediende aanleiding zijn voor een schitterende, dagelijkse persiflage van de gang van zaken in Zuid-Afrika, voert Mbeki geregeld als zodanig op: de onzichtbare man, van wie alleen de rook van zijn pijp de plaatjes van het verhaal binnenkringelt. Onlangs, tijdens een literair optreden op het kunstenfestival van Oudtshoorn, treedt Mathews Phosa in een soort van cabaretnummer op. Hij heeft net Mbeki aan de lijn, als een radioreporter hem vraagt wanneer de president commentaar zou willen leveren op een nieuwsfeit. Antwoordt Phosa: "Volgende keer als hij in het land is … vir ‘n staatsbesoek". Vraagt de reporter : "Wanneer vlieg ie nie ?". Zegt Phosa : "Nooit … nie"
Mbeki is ook des te kwetsbaarder door de manier waarop hij de macht centraliseert binnen een kring van vertrouwelingen, en met wantrouwen iedereen van daarbuiten bejegent. Alsof hij nog in ballingschap leeft, en er elk moment een destabiliserende operatie van het Zuid-Afrikaanse veiligheidsapparaat te verwachten is. Zijn omgeving heeft bovendien de gewoonte aangenomen om op de man te spelen, als ze reageert op kritiek. Geen inhoudelijke argumenten brengt ze aan, maar verwijten van oppositietaal, en – als de kritiek vanuit blanke hoek komt – racisme.
Dat leidt tot merkwaardige toestanden in de pers. Het liberale weekblad Mail & Guardian vraagt zich openlijk af : Is Thabo Mbeki fit to rule ? Ze noemen zijn bestuur ronduit rampzalig, en verwijten hem vooral dat hij opnieuw het rassenelement invoert in de Zuid-Afrikaanse politiek. De resultaten zijn ernaar, concludeert het toonaangevende blad. “Black South Africans treat their white counterparts with even greater suspicion than our unhappy history might justify ; whites, their capital and skills are leaving the country at an alarming rate; what Mandela made a country of hope, confident it could overcome its tremendous difficulties, Mbeki has, in just 22 months, rendered a land of fractiousness and despair”. Het onderzoek naar de vermeende samenzwering tegen Mbeki laat de Mail & Guardian aan de tijden van Jozef Stalin denken.
Als reactie daarop publiceren elf zwarte zakenlui een advertentie in een zondagskrant. Daarin verwijten ze de media een platform te zijn voor rechtse krachten, “blanke, zogezegd liberale politici, zogezegd onafhankelijke onderzoeksinstellingen waar blanken het voor het zeggen hebben, en enkele blanke zakenlui”. De Mail & Guardian rondt de polemiek af met de stelling dat niemand betwist dat er onmiskenbare vooruitgang is in Zuid-Afrika, dat er meer dan een miljoen huizen gebouwd zijn, en meer dan 120 ziekenhuizen, dat er meer dan 400.000 telefoonlijnen aangelegd zijn, en de inflatie teruggebracht is tot op 7,8%, de helft van wat ze tien jaar terug was. Maar het blad neemt het niet dat de advertentie de media en extreem-rechts op een hoop gooit.
De discussie over Mbeki’s al dan niet falen, wordt dus op het scherp van de snee gevoerd. Maar ze verbergt de echte tegenstellingen, die nog maar nauwelijks openlijk aan bod gekomen zijn, maar op de duur toch bepalend zijn voor Mbeki’s toekomst. De nog lang niet overbrugde kloof tussen potsierlijk rijk en straatarm, het toenemende geweld in de samenleving, de hoge misdaadcijfers, de toenemende corruptie, de onderwijsachterstand. De overweldigende politieke meerderheid van het ANC, zowel in het parlement – waar de partij meer dan 2/3 van de zetels in handen heeft -, als in de meeste gemeentes, zorgt voor arrogant optreden en zelfvoldaanheid, wakkert het gevoel van onaantastbaarheid aan en legt bepaald niet de grondslag voor een bloeiende debatcultuur. De verschillen in opvatting tussen de verscheidene vleugels van het ANC – de al jaren te verwachten kritiek nota bene op de onversneden liberale aanpak van de regering, in de eerste plaats afkomstig van de vakbondsvleugel Cosatu en de Communistische Partij, die met het ANC al van tijdens de apartheid een allliantie vormen -, blijven voorlopig toegedekt en binnenskamers.
Stand up comedian Pieter Dirk Uys, die ook tijdens de apartheid de hele handel in Zuid-Afrika ongenadig over de hekel haalde, is op het kunstenfestival in Oudtshoorn, in april, ongenadig over de nieuwe machthebbers. Het is moeilijk, zegt Uys sarcastisch, om in Mandela’s voetsporen te treden. Ze zijn nl. groot en Mbeki is maar een klein mannetje. Nog een wijze raad van Uys voor de scrabblespelers: met de letters voor Thabo, kun je ook Botha vormen. Dat soort grollen is er over Mandela nooit gemaakt.
(Uitpers, juni 2001)