Dit is een vervolg op het artikel over Haïti in Uitpers December 2004. Dat eerste artikel gaf een overzicht van de getormenteerde geschiedenis van Haïti vanaf de onafhankelijkheid tot begin 2004. Dit artikel behandelt de huidige repressie. (Het was eigenlijk bedoeld als slot van één geheel maar is door de auteur vergeten bij de verzending.) Schokkend is niet alleen de repressie zelf maar de passieve medewerking van de VN-troepen ter plaatse.
Er zijn nog onvoldoende bewijzen voor maar het heeft er alle schijn van dat vanaf de herverkiezing van Aristide een scenario in gang werd gezet naar analogie met Venezuela. Zogenaamd spontane volksopstanden zetten het land in rep en roer. Alle geweld werd in de schoenen van Aristide geschoven en in februari 2004 werd Aristide door VS-mariniers op een vliegtuig naar Afrika gezet. Aristide blijft stellen dat dit onder dwang gebeurde. De VS beweren bij hoog en laag dat Aristide vrijwillig ontslag nam en om transport gevraagd heeft.
De interim-regering onder Eerste Minister Latortue vroeg onmiddellijk VN-tussenkomst die verrassend snel met steun van de VS, Canada en Frankrijk tot stand kwam. De belofte voor het houden van verkiezingen in juni ll. werd in ieder geval niet nagekomen. De chaos in het land werd daarvoor als reden vermeld. Hoe reëel die chaos nu ook is (komt daarbij nog de schade van een aantal tropische stormen in dit al zo geteisterde land), hij werd gecreëerd en in stand gehouden door deze regering die er een punt van maakt elke vorm van democratische oppositie te verdrijven of uit te moorden. De Fammi Lavalas (‘famille avalanche’) beweging van Aristide is het enige doelwit van de repressie. Bekende leden van doodseskaders, waarvan sommigen officieel zelfs nog onder Haïtiaans aanhoudingsbevel staan, lopen vrij het land rond en doen waar ze goed in zijn. In feite is het land teruggekeerd naar de militaire dictatuur van ’91-’94 (na de eerste staatsgreep tegen Aristide). Geruchten doen de ronde dat de regering Latortue zo’n 25000 Haïtianen wil zien verdwijnen (door ballingschap, gevangenschap of erger) alvorens opnieuw verkiezingen te houden onder ‘gunstige’ omstandigheden.
De bittere ironie van die evolutie is dat meer en meer aanhangers van Aristide de hoop hebben opgegeven en bezig zijn een gewapend verzet te organiseren. Zonder twijfel zullen binnen afzienbare tijd mediaberichten beginnen te verschijnen over terroristen die het land onveilig maken. Die evolutie wordt dan weer gebruikt als een rationalisering na de feiten van de bloedige onderdrukking die nu met impliciete steun van onder andere Braziliaanse VN-troepen bezig is in het hele land.
Generaal Augusto Heleno, Braziliaans opperbevelhebber van de VN-troepen wijst openlijk elke verantwoordelijkheid af voor het niet-interveniëren tegen Haïtiaanse politie die op betogers schiet en laat Braziliaanse en Chileense (!) VN-soldaten patrouilleren in de sloppenwijken samen met politie en milities waarvan de arme Haïtianen de faam genoeg bekend is. Generaal Heleno is dan ook zeer ervaren in dit soort activiteiten, hij heeft er tijdens de militaire dictatuur in Brazilië carrière mee gemaakt. Dat de Braziliaanse president Lula daar weinig tegen doet, is natuurlijk zeer tragisch. Het toont vooral aan hoe betrekkelijk de macht van democratisch verkozen leiders is. Bovendien wil Lula ten allen prijze zijn land (samen met Duitsland en Indië) vast lid maken van de VN-Veiligheidsraad. Een kritische houding tegenover de VN is dan wel het laatste wat je mag verwachten.
De regering Latortue maakt er ook een punt van elke kiem van nieuw democratisch leiderschap zo snel mogelijk in de grond te drukken. Een bekend kritisch en populair radiojournalist werd vermoord en Pater Jean-Juste, een zeer populaire priester in de sloppenwijken, wordt reeds maanden zonder vorm van beschuldiging vastgehouden. Een tweede Aristide is wel het laatste waar men in Washington zit op te wachten. In de door de regering gedomineerde media wordt Pater Jean-Juste dan ook afgeschilderd als een gevaarlijk terrorist. De toestand is in feite zelfs erger geworden dan onder het regime van de Duvaliers. Papa Doc noch Baby Doc zijn ooit zo ver gegaan priesters uit hun kerk te sleuren terwijl ze voedsel uitdeelden aan arme kinderen.
Haïti is voor het ogenblik slechter af dan ooit tevoren. Infrastructuur, scholen en hospitalen zijn totaal verwoest. De bevolking heeft geen enkel perspectief voor een waardig leven in de landbouw, alleen onderbetaald bandwerk in erbarmelijke omstandigheden wordt hen ‘aangeboden’. Elke poging tot democratisering werd systematisch in de grond geboord. De noodhulp voor de laatste tropische stormen wordt volledig door een ongrondwettelijke en ondemocratische regering gecontroleerd. Alsof dat nog niet genoeg is ondersteunt de VN impliciet die evolutie. De VN heeft zelfs het embargo van ’91 tegen invoer van wapens opgeheven.
Zoals hierboven reeds vermeld, waarnemers gaan er van uit dat de democratische bewegingen het psychologisch keerpunt hebben bereikt waarbij overgaan tot gewapend verzet een reële keuze wordt. De machthebbers zijn zich daar van bewust en werken dat zelfs in de hand. Al maanden circuleren in de door hen gecontroleerde media geruchten over een ‘Operatie Bagdad’ (!) van de oppositie, die dan als verantwoording voor de eigen repressie wordt gebruikt..
Van zodra de armen van Haïti overgaan tot gewapend verzet, zullen de massamedia zonder twijfel de nodige aandacht gaan besteden aan de blijkbaar toch niet zo mooie erfenis van Aristide, editorialen zullen worden geschreven over hoe die Haïtianen blijkbaar allemaal één pot nat zijn, hoe moeilijk het toch is om democratie in te voeren, hoe tragisch het toch is dat alle goedbedoelde pogingen van het rijke Westen op zoveel onbegrip stuiten, maar vooral hoe goed we toch zelf zijn en hoe zuiver ons geweten is.
Dat de eeuwenlange onderdrukking van het Haïtiaanse volk nog altijd niet heeft geleid tot fatalistische aanvaarding van het eigen lot, dwingt bewondering af. Dat is jammer genoeg het enige positieve dat vandaag over Haïti kan worden gezegd. En dat een land als Frankrijk nog altijd de betaling van de ‘schuld’ voor de onafhankelijkheid blijft eisen kan in ieder rechtgeaard mens slechts de diepste walging oproepen voor zoveel internationale schijnheiligheid.
(Uitpers, nr. 60, 6de jg., januari 2005)