Enkele dagen na de slachtpartij die Anders Breivik op 22 juli 2011 in Noorwegen aanrichtte, herdacht het Italiaanse Bologna de aanslag van 2 augustus 1980 op het station in die stad. Bij die aanslag van uiterst-rechts vielen 85 doden. Op de herdenking was niemand van de regering Berlusconi aanwezig. Die regering wordt immers gesteund door politici die uiterst-rechts ideologisch toedekten. Bologna herinnerde eraan dat terrorisme in Europa zeer dikwijls uit uiterst-rechtse hoek komt.
De eerste mediareacties na de terreuracties van Breivik waren sprekend: men zocht naar enige verklaring waarom moslimterroristen in Noorwegen toesloegen. Er werd direct geopperd dat het iets te maken had met het feit dat Noorse soldaten in Navo-verband in Afghanistan opereren. Het deed denken aan de commentaren na de aanslag van 1995 in Oklahoma toen onder meer De Morgen het islamitisch terrorisme aan de kaak stelde. Tot bleek dat de daders ultrapatriottische christenen waren.
Terreur van islamfundamentalisten heeft inderdaad met spectaculaire aanslagen in Europa zere veel slachtoffers gemaakt. IRA en ETA staan in kruiswoordraadsels dikwijls aangegeven voor terreurorganisaties. RAF en Rode Brigades zijn veel beter bekend dan uiterst-rechtse bewegingen. Maar het zijn nochtans zij die al vóór Breivik voor terreur instonden.
Moeten we nu in Europa vrezen voor een golf van uiterst-rechts terrorisme, luidde het in diverse commentaren. Alsof dat terrorisme een nieuwigheid was.
Strategie van spanning
De aanslag van augustus 1980 in Bologna maakte deel uit van de “strategie van de spanning”. Het begon eind 1969 met een aanslag op een bankkantoor in het centrum van Milaan (18 doden), gevolgd door 15 jaar van bloedige aanslagen, onder meer op treinen. De uitvoerders waren militanten van uiterst-rechtse milities, maar zij werden bestuurd door toplui achter de schermen, onder meer verenigd in de geheime Loge P2 – waarvan ook Silvio Berlusconi lid was.
Deze periode van uiterst-rechtse terreur illustreerde vooral hoe sommige machthebbers gebruik maakten van uiterst-rechtse terreur om de samenleving onder druk te zetten. De strategie van de spanning beoogde de afbraak van democratische rechten en vrijheden, de vorming van een zogenaamde sterke staat die vakbonden en links aan banden moest leggen. Bovendien waren er banden met groepen die onder patronage van de Navo waren opgericht, de zogenaamde Gladio-groepen die ondergrondse netwerken uitbouwden.
Het verklaart wellicht waarom uiterst-rechtse groepen zo makkelijk konden opereren en vooral zo makkelijk uit handen van politie en gerecht konden blijven. Het onderzoek naar de aanslag van 1969 in Milaan is nog niet afgerond… Ook nu valt het wel op hoe weinig islamofobe en neonazi-groepen in de gaten worden gehouden. Ze opereren immers in de ‘mainstream’. De antiterreur specialisten houden zich vooral bezig met mogelijke islamistische dreigingen – terecht, maar zo exclusief.
“Voorpost”
De actie van Breivik ligt nu op een ander terrein. Uiterst-rechts terrorisme dient zich aan als een voorpost van verzet tegen de multiculturele samenleving, voorbode van de islamisering van Europa. Maar evenmin als de Italiaanse terroristen uit de strategie van de spanning staan ze los van sommige machthebbers. Iemand als Breivik, en met hem vele anderen, laven zich aan bronnen als Geert Wilders die zo handig, uit naam van democratische en feministische principes het islamitisch paard van Troje bevecht. Zoals Wilders ook Marine Le Pen van het Franse Front National die zich boos maakte op de critici van haar vader – die had de schuld voor Breiviks slachtpartij bij de Noorse sociaal-democratische regering gelegd.
Het gaat verder dan dat. Wilders is wel een gedoogpartner van de Nederlandse regering. Maar twee weken na de slachtpartij in Noorwegen, besliste de Franse minister van Binnenlandse Zaken Claude Guéant, rechterhand van president Nicolas Sarkozy, tot het opdrijven van het uitwijzingsbeleid. Er is natuurlijk geen rechtstreeks verband, het illustreert wel de gelijklopende gezichtshoeken; de terreurdaden van Breivik doen Sarkozy en zijn minister niet terugkrabbelen, wel integendeel. Ze bedienen zich ongestoord maar onuitgesproken van argumenten die Jean-Marie Le Pen wel durft uiten.
(Uitpers nr. 134, 13de jg., september 2011)