Vorige week kwamen in Rio de Janeiro, Brazilië, de Ministers van Financiën van de 20 rijkste landen ter wereld bijeen, de G20.
Gastland Brazilië is momenteel voorzitter van de club en had bij wetenschapper Gabriel Zucman een rapport besteld over de mogelijke belasting van de superrijken, de ‘ultra-high-net-worth-individuals’ zoals ze heten in het jargon. Miljardairs.
Dat rapport is interessante lectuur. Zucman komt ‘uit de stal’ van Thomas Piketty, werkt aan de Paris School of Economics en in Berkeley, California.
De bedoeling is te komen tot een gecoördineerde norm die moet zorgen voor een effectieve belasting van de superrijken.
Vandaag betalen de 2.900 miljardairs nauwelijks 0,3 % belastingen op hun vermogen., terwijl de opbrengst van dat vermogen de afgelopen veertig jaar gemiddeld 7,5 % bedroeg! De miljardairs maken 0,0001 % van alle mondiale huishoudens uit en hun vermogen is sinds de jaren ’80 verviervoudigd. Het was een ‘explosief accumulatieproces’.
Het rapport stelt vast dat een minimum belasting van 2 % op die vermogens technisch gezien perfect mogelijk is. Een dergelijke taks kan ingevoerd worden, zelfs als niet alle landen van de wereld er aan meedoen, het verslag vermeldt mechanismen waarmee dit kan bereikt worden. En, ten derde, de opbrengst zou niet minder dan 200 tot 250 miljard US$ per jaar bedragen. Belast je ook alle vermogens boven de honderd miljoen US$, dan komt daar nog eens 100 tot 140 miljard US$ bij.
Het rapport is zeer realistische en beseft dat het aartsmoeilijk is te raken aan de fiscale soevereiniteit van landen, dat was dan ook het eerste en grootste bezwaar van de Verenigde Staten. De V.S. verklaarde wel uitdrukkelijk het eens te zijn met de doelstelling en ook akkoord te gaan met een progressieve inkomensbelasting.
Het is ook niet noodzakelijk dit te zien als een belasting op het vermogen, stelt het rapport, maar wel op het inkomen. Want het belastbaar inkomen van mensen kan sterk verschillen van het economisch inkomen.
Een dergelijke belasting mag ook niet gezien worden als een vervanging van nationale reguleringen, maar eerder als een versterking. Voorwaarde is dan wel dat er op z’n minst een internationale coördinatie is.
Voordeel van deze zienswijze is dat er niet moet gewacht worden op een moeilijk bereikbaar mondiaal akkoord, maar dat deze belasting meteen, land per land, kan ingevoerd worden.
Dit is een bijzonder positieve ontwikkeling, ook al omdat het rapport van Zucman diverse mogelijkheden schetst om alles concreet te maken. Het is heus niet moeilijk eens de politieke wil aanwezig is.
Het rapport schrijft niets voor, ook niet inzake bestedingen, het was gewoon een basis voor een discussie.
De G20 zette al eerder positieve stappen op weg naar internationale belastingen, met name voor de OESO-regulering van een vennootschapsbelasting op grote transnationale bedrijven.
In Rio werden kleine positieve stapjes vooruit gezet. Alle leden van de G20 zijn het erover eens dat moet gestreefd worden naar meer fiscale rechtvaardigheid en dat er daarvoor veranderingen nodig zijn. Het IMF steunt deze redenering.
Brazilië, Frankrijk, Zuid-Afrika, Spanje en de Afrikaanse Unie zijn het alvast eens met de voorstellen. De V.S. is voorlopig tegen en Duitsland vindt ze ‘niet relevant’.
Om de huidige geopolitieke verschillen tussen de leden van de G20 te overwinnen, werden op de vergadering drie aparte documenten goedgekeurd. Eén ervan is de Verklaring over de fiscale samenwerking.
Er kwam ook een akkoord over het Braziliaanse voorstel voor een Mondiale Alliantie tegen honger en armoede.