‘Ik ken geen taboes’, stelt Minister Vandenbroucke. Hij bedoelt dat ‘supergoedkope’ geneesmiddelen best wat duurder mogen worden.
Het is een altijd weerkerend riedeltje: “ik ken geen taboes”, maar nooit wordt het gebruikt om iets voor gewone mensen te doen. “Ik ken geen taboes” om werkloosheidsuitkeringen stop te zetten, om pensioenrechten te verminderen, om vaste benoemingen af te schaffen.
Maar heeft ooit iemand “ik ken geen taboes” gehoord om een echte meerwaardebelasting in te voeren? Om de belastingen echt progressief te maken?
Idem met alle ‘besparingen die nodig zijn’. Voortdurend gaat men op zoek naar hoe de uitgaven kunnen verminderen, nooit naar hoe de inkomsten kunnen stijgen. Bijdragen voor de sociale zekerheid moeten naar beneden en dan gaat men uitkeringen verminderen en pensioenen verlagen. De superrijken belasten? Ho maar!
Frankrijk
In Frankrijk heeft de Senaat net een al door de Assemblée nationale goedgekeurde wet voor een belasting op het vermogen van de superrijken verworpen.
Het voorstel werd zeer uitvoerig besproken, alle tegenargumenten werden met cijfers en statistieken weerlegd, de rechtse Senaat wil er niet van horen.
Het voorstel was gebaseerd op wat Gabriel Zucman vorig jaar al in een rapport voor de G-20 had gesteld. Het is technisch gezien perfect mogelijk om bezitters van minstens één miljard US$ een minimumbelasting van 2 % te doen betalen. Op mondiaal vlak zou dat 200 tot 250 miljard US$ opbrengen, een mooi bedrag waar de VN, Unicef of de Wereldgezondheidsorganisaties best gebruik kunnen van maken. Mocht de belasting worden ingevoerd vanaf 100 miljoen US$ vermogen, er kwam nog eens 100 tot 140 miljoen US$ bij. Zelfs als niet alle landen meedoen, is het perfect uitvoerbaar.
In Frankrijk werd dit vertaald in een voorstel om de 0,01 % rijksten, dit zijn 1.800 fiscale huishoudens, 2 % op hun vermogen te laten betalen. De opbrengst zou rond de 20 miljard € liggen. In de Assemblée nationale werd dit goedgekeurd in februari van dit jaar door links, groen en een deel van het centrum.
Het belangrijkste argument van de voorstanders is dat de belastingen lang niet meer progressief zijn. De rijksten betalen minder belastingen dan de rest van de bevolking. Bovendien stijgt hun vermogen met 10 % per jaar, dus als je daar 2 % van af trekt houden ze nog steeds 8 % over, behoorlijk meer dan de groei van het BBP.
Dat belastingen voor de superrijken regressief zijn, wordt trouwens in nagenoeg alle rijke landen vastgesteld.
De tegenargumenten die worden gebruikt berusten allemaal op mythes: de fiscale exit van de rijken, het risico dat ze niet langer te investeren in het land, het feit dat ze geen cash hebben en dus aandelen moeten verkopen, zelfs aan buitenlandse investeerders, het nattevingerwerk omdat niemand een exact cijfer van de opbrengst kan geven.
Een mogelijke fiscale exit is een feit, maar er zijn voldoende studies in verschillende landen met een vermogensbelasting die aantonen dat het telkens om een miniem gedeelte de miljonairs en miljardairs gaat. Toen er in Frankrijk nog een vermogensbelasting bestond – afgeschaft door President Macron – ging het om 0,1 tot 0,2 % van de rijken.
En dat er geen exact cijfer voor de opbrengst kan worden gegeven komt precies omdat de oude vermogensbelasting is afgeschaft en er geen gegevens beschikbaar meer zijn, bij gebrek aan een vermogenskadaster.
Dat superrijken met juridische constructies telkens opnieuw hun fiscale situatie kunnen ‘super-optimaliseren’ tast het principe van de progressieve belasting aan. Het zijn niet langer de sterkste schouders die de zwaarste lasten dragen. Op die manier wordt het rechtvaardigheidsgevoelen ook aangetast en gaat het vertrouwen in het economisch systeem én in de democratie verloren.
Een holistische definitie?
In Frankrijk bestaat er tenminste een ‘Observatorium van de Ongelijkheid’ waar wordt geprobeerd ook onderzoek te doen naar de rijken.
Het is zo opvallend hoeveel geld en middelen er gaan naar onderzoek over armoede. Arme mensen worden binnenste buiten gekeerd, ze moeten komen getuigen over hoe moeilijk ze het hebben, er wordt nagegaan hoe ze leven en slapen, de daklozen worden nauwkeurig geteld en in kaart gebracht, maar wat weten we over de rijken? Nagenoeg niets. We zien hun privé-jets staan op de luchthavens. Daar houdt het op. Ze vliegen niet met Ryanair.
We hebben een armoededrempel, maar hebben we ook een rijkdomsdrempel? We zeggen dat armoede ‘multidimensionaal’ is, om het vooral niet over de inkomens van arme mensen te moeten hebben. Vandaag proberen ook de rijken te zoeken naar een ‘holistische’ definitie van wat rijk zijn is. ‘Actief werken’ valt daar nooit onder, wel zich kunnen ontplooien, zich kunnen ontspannen. Hun vermogen? Daar heeft niemand zaken mee. Ook zij proberen hun materiële rijkdom uit de definities te houden. Ze hebben daar zeer goede redenen voor. Want bijdragen tot de maatschappij, tot de wegen, de bruggen en de luchthavens die ook zij gebruiken, tot de openbare diensten die er ook voor hen zijn, dat is hun te minnetjes, daar staan ze boven.
Een meerwaardetaks?
Paul De Grauwe: “Iemand die meer dan 20 procent van de aandelen van een bedrijf bezit krijgt een vrijstelling [op de meerwaardebelasting] van, jawel, 1 miljoen euro. Niet 10.000 euro, maar een vrijstelling die honderd maal hoger is.
Die mens begint slechts meerwaardebelasting te betalen als die meerwaarde meer dan 1 miljoen bedraagt. Dat is het soort meerwaarde waar alleen superrijken kunnen van dromen.
De klap op de vuurpijl is dat die belasting op die supermeerwaarde niet 10 procent is zoals voor de gewone sterveling. Nee, de regering heeft iets leuks bedacht voor de superrijken. Hier komt het: als de meerwaarde tussen 1 en 2,5 miljoen ligt geldt een superlichte belasting van 1,25 procent op deze sterke schouders (acht maal lager dan het tarief voor de gewone sterveling); tussen 2,5 en 5 miljoen meerwaarde is de belasting 2,5 procent (nog altijd vier maal lager dan voor de gewone man); tussen 5 en 10 miljoen geldt een tarief van 5 procent.
Pas als de meerwaarde meer dan 10 miljoen bedraagt (of 1.000 maal hoger dan voor de man in de straat) wordt het tarief van de gewone sterveling, met name 10 procent, toegepast.”
Denktank Minerva: “een schatting van de totale overheidssteun voor privébedrijven met winstoogmerk in België. [Die] bereikt een opvallend niveau met een geschat totaal van 51,9 miljard euro in 2022, wat neerkomt op 9,2% van het bbp, 17,6% van de overheidsuitgaven, 115,4% van de gezondheidsuitgaven en 1,5 keer het onderwijsbudget. Het is ook meer dan 3 keer de besparingen die de Europese Commissie oplegt aan België (15,7 miljard in 2029). Deze overheidssteun voor privébedrijven met winstoogmerk is sinds de jaren 1990 voortdurend toegenomen.”