INTERNATIONALE POLITIEK

Tachtig jaar Wereldbank en IMF

Image

Het wordt volgende week gevierd in Washington.  Het wordt een feestje in mineur.

Het Internationaal Muntfonds moet volgens zijn statuten zorgen voor financiële stabiliteit in de wereld. De Wereldbank, officieel ‘Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling’ moet landen financieel helpen met hun ontwikkeling. Beide instellingen werden gesticht in 1944 in Bretton Woods. Ze behoren formeel tot de familie van de Verenigde Naties maar functioneren geheel autonoom en zijn nergens verantwoording verschuldigd, tenzij voor hun leden, de nationale Staten.

De instellingen van Bretton Woods hebben behoorlijk veel macht, vooral in het Zuiden. Omdat ze aan de knoppen van de financiering zitten kunnen ze druk uitoefenen vooraleer de geldkraan open gaat.

Alhoewel vakbonden en sociale bewegingen al decennialang protesteren tegen de manier waarop dit gebeurt, is er nog weinig veranderd. Er valt dan ook weinig te vieren en veel bewegingen vragen trouwens dat beide organisaties gewoon verdwijnen. Het is zoals met de Europese Unie. Veel bewegingen geloven gewoonweg niet dat er ook een ander beleid kan gevoerd worden. Wie de geschiedenis bekijkt, ziet echter dat er wel degelijk verschuivingen plaats vinden en wie de statuten van de instellingen leest zal het er naar alle waarschijnlijkheid ook mee eens zijn. De wereld heeft behoefte aan een mondiale financieringsbank én aan een instelling die toeziet op de financiële stabiliteit. De manier waarop dit gebeurt kan en moet veranderen.

Het beleid dat vandaag wordt gevoerd is dan ook geen ‘erfzonde’ maar is tot stand gekomen begin van de jaren ’80 van vorige eeuw.

Machtsrelaties

Na de eerste en de tweede olieschok van de jaren ’70 (de Jom Kipoer-oorlog en de drastische verhoging van de olieprijzen enerzijds en de revolutie in Iran anderzijds) met daarna een plotse renteverhoging in de Verenigde Staten konden veel ‘ontwikkelingslanden’ hun buitenlandse schuld niet langer terug betalen. IMF en Wereldbank snelden ter hulp maar stelden ook hun voorwaarden. Het zijn de elementen die vandaag nog steeds hoogtij vieren: begrotingsevenwicht, open grenzen voor goederen en kapitaal, privatisering en deregulering, bevorderen van de concurrentiekracht en bescherming van het eigendomsrecht. We noemden het ‘Structurele Aanpassing’, later de ‘Washington Consensus’, omdat beide instellingen, de federale Bank en het Ministerie van Financiën van de V.S. het er over eens waren. Van enige sociale correctie was geen sprake.

Het gehele Zuiden ging voor de bijl en zelfs de Europese Unie volgde. Vandaag spreken we gewoon van een neoliberaal beleid.

Hoewel het de Lidstaten zelf zijn die hun akkoord met die principes eerst moeten geven, zijn het de internationale instellingen die in de praktijk hun ‘aanbevelingen’ doen en de financiering kunnen intrekken als ze niet worden nageleefd.

Er werd afdoend bewezen dat dit beleid nefaste sociale gevolgen heeft en zelfs niet tot de zo gewenste economische groei leidt, toch blijft het tot vandaag van toepassing. Keer op keer krijgen landen de vraag om de arbeidsmarkt te flexibiliseren, subsidies te korten, lonen in de overheidsdiensten te beperken en die diensten zelf te privatiseren.

De Internationale Arbeidsorganisatie of het Ontwikkelingsprogramma van de V.N. die wél pleiten voor een uitgesproken sociaal beleid kunnen daar niet tegen op.

Hypes en hyperhypes

Het ontwikkelingsbeleid voor het Zuiden wordt bedacht en uitgestippeld door enerzijds de OESO, de club van rijke landen voor Ontwikkeling en Economische samenwerking, en anderzijds de Wereldbank.

Dat dit beleid niet zo erg succesvol is kan worden aangetoond met het feit dat de 25 minst ontwikkelde landen van 1971 inmiddels met 46 zijn. Van de 0,7 % ontwikkelingshulp die toen werd beloofd, is men vandaag nog steeds niet boven de 0,32 % geraakt. In veel rijke landen wordt de ontwikkelingssamenwerking trouwens afgebouwd of gebruikt voor de opvang van asielzoekers.

Opmerkelijk is vooral dat het beleid voortdurend van thema verandert. Telkens opnieuw wordt een nieuwe mirakeloplossing gevonden die alles zal veranderen. Dat gaat van plattelandsontwikkeling met basisbehoeften in de jaren ’70, de rol van vrouwen en later van inheemse volken in de jaren ’80, goed bestuur en goede instellingen in de jaren ’90, dan weer armoedebestrijding en nu zelfs ‘universele sociale bescherming’ en de strijd tegen ongelijkheid.

Ondertussen zijn er programma’s om de schuldenlast te verminderen maar blijven de meeste arme landen meer betalen aan de aflossing van hun schuld dan dat ze kunnen besteden aan onderwijs en gezondheidszorg.

De instellingen blijven hangen aan een zuiver lineaire visie op ontwikkeling, vandaag gaat dat van investeringen naar nieuwe technologie naar innovatie. Het vergt wel ‘bijna een mirakel’ zegt de Bank in haar jongste verslag.

De studiediensten van beide instellingen werken met ’s werelds beste economen en leveren puik werk met zeer terechte adviezen, zoals o.m. over de rol van vakbonden en de onmogelijkheid om armoede te bestrijden als de ongelijkheid te groot is. De meeste van die punten halen echter nooit de politieke agenda, ook niet als tegelijk de evaluatiediensten naderhand aangeven wat er allemaal is mis gelopen. Het is boeiende literatuur die vooral aangeeft hoe ideologisch de raden van bestuur – met onze nationale vertegenwoordigers – wel werken.

Armoedebestrijding

In 1973, een halve eeuw geleden dus, stelde de Wereldbank dat de armoede in het jaar 2000 kon zijn uitgeroeid.

Wie er logisch en rationeel over nadenkt kan er echt niet bij dat een gevoelig en belangrijk thema als ‘armoedebestrijding’ wordt toevertrouwd aan een bank. Nergens anders als bij dit thema wordt duidelijk hoe ‘armoede’ wordt misbruikt om een neoliberale agenda te legitimeren. Toen het thema in 1990 op de internationale agenda werd geplaatst wist de Wereldbank hoegenaamd niet hoe het met de armoede in de wereld was gesteld en er veranderende geen iota aan het gekende soberheidsbeleid. Wel werden vanaf toen alle neoliberale maatregelen verantwoord met ‘armoedebestrijding’. Het was niets meer dan een etiket dat op een sociaal nefast beleid werd geplakt. Tegelijk werd een discours gehanteerd om sociale zekerheid en sociale bescherming af te wijzen. Armoedebestrijding is immers volkomen compatibel met een neolibereraal beleid, wat sociale zekerheid en nog meer sociale bescherming niet zijn.

Ook ‘arbeid’ kwam op de agenda, met een verhaal over een ‘nieuw sociaal contract’, collectieve onderhandelingen en ‘universele sociale bescherming’.

Telkens opnieuw moet worden vastgesteld dat de woorden niet langer willen zeggen wat ze altijd hebben gezegd. Vakbonden zijn enkel welkom voor het gemak van de werkgevers, collectieve onderhandelingen zijn enkel nuttig om een belangenevenwicht te bereiken en het ‘universalisme’ is er enkel ‘voor wie het echt nodig heeft’. Sociale bescherming is een kwestie van risicobeheer, niet voor de bescherming van mensen maar in dienst van de economie.

De strijd tegen de ongelijkheid moet volgens de instellingen van Bretton Woods enkel gevoerd worden aan de onderkant van de maatschappij. De rijken blijven buiten schot en van mondiale belastingen wordt enkel gezegd dat dat ‘zeer erg moeilijk’ ligt.

De Wereldbank kijkt nauwlettend toe op hoe nationale regeringen hun begroting opstellen en gebruiken maar blijft zelf de fossiele industrie subsidiëren, ondanks alle verhalen over de klimaatverandering.

De echte macht

De macht van de Wereldbank en van het IMF is afgeleid van de macht van hun Lidstaten en daar verandert bijzonder weinig aan.

De Verenigde Staten hebben de facto een vetorecht, want belangrijke beslissingen moeten met een meerderheid van 85 % van de stemmen worden goedgekeurd, en de V.S. heeft 15,44 % van die stemmen in handen.

De nieuwe grootmachten zoals China, Indië of Brazilië moeten het doen met elk minder dan 5 % van de stemmen. Daarin verandering brengen is aartsmoeilijk al zal iedereen toegeven dat het moet. De discussie kan vergeleken worden met die over de zitjes en het vetorecht in de Veiligheidsraad van de V.N.

De nieuwe mechanismen die af en toe worden bedacht om de instellingen vlotter te laten functioneren en arme landen beter te kunnen helpen, kunnen nooit op tegen die totaal onevenwichtige machtsdeling.

Ook het blijvend voorzitterschap van de Wereldbank – voor iemand uit de V.S. – en van het IMF – voor iemand uit Europa – is een doorn in het oog van het Zuiden.

Alternatieven

Meer en meer zoeken de grote landen van het Zuiden naar alternatieven. Tot hiertoe is dat slechts in zeer beperkte mate gelukt. De Banco del Sur die begin deze eeuw in het leven werd geroepen is mislukt. Er is vandaag een ‘Nieuwe Ontwikkelingsbank’ in Shanghai – een initiatief van de BRICS-landen die overigens eveneens deze week bijeenkomen in Kazan, Rusland – heeft niet dezelfde slagkracht. Idem voor de Investeringsbank voor Azië (AIIB), met zetel in Beijing. Er bestaan ook nog ettelijke regionale ontwikkelingsbanken die evenmin op kunnen tegen de financiële macht van Bretton Woods.

Het grote punt voor de landen van het Zuiden is te kunnen  ontsnappen aan de extraterritoriale sancties die de V.S. voortdurend opleggen, waardoor handel in US$ wordt bemoeilijkt. Vandaar dat meer en meer landen zoals China, Rusland en Brazilië vaak hun nationale munten gebruiken in de wederzijds handelsbetrekkingen.

Hoe het vandaag verder kan met de instellingen is moeilijk voorspelbaar. De protesten van vakbonden en andere sociale bewegingen zijn nu minder luid dan twintig jaar geleden, maar ze zijn beter onderbouwd. Van een echte inspraak van die bewegingen in het beleid is echter helemaal geen sprake.

In zijn ‘Project 2025’ van Presidentskandidaat Trump staat dat bij een overwinning de V.S. zich zullen terug trekken uit de instellingen van Bretton Woods. Of dat ook kan gebeuren is een zeer grote vraag.

De kans is bijzonder groot dat Wereldbank én IMF verder gaan met hun nefaste beleid en dat veel sociale bewegingen zich laten vangen door het misleidend woordgebruik. De enige hoop is wachten op alternatieven van de grote landen uit het Zuiden zoals de BRICS, hoe moeilijk het ook ligt.

The point in history at which we stand is full of promise and of danger” zegt het IMF vandaag. Vertaald: het kan vriezen, het kan dooien. Tja.

Relevant

Hoe het arbeidsrecht mondiaal wordt uitgehold

165.000 werkende armen in België, zo leerden we enkele weken geleden. De helft van alle werklozen krijgt geen uitkering, zo staat vandaag in de krant. Het inkomen uit arbeid…

IMF, dringend nieuwe paden inslaan

80 jaar koloniaal IMF-beleid is genoeg Een groep van zes economisten uit Amerika en Europa doet ene oproep om 80 jaar na Bretton Woods een nieuwe wereldwijde economische en…

Het waait in Bretton Woods

De Wereldbank en het Internationaal Muntfonds worden 80 dit jaar! Een eerbare leeftijd die zonder twijfel door heel wat ngo’s en sociale bewegingen zal ‘gevierd’ worden. Deze twee Bretton…

Laatste bijdrages

Persona non grata in Nicaragua

Op deze pagina’s verschenen al eerder persoonlijke ervaringen onder schuilnaam van een zeer betrouwbaar iemand die bij de redactie bekend is. Ondanks het risico ging hij herhaaldelijk naar het…

Human Rights Watch maakt de balans van 2024 op

Onder de titel “2024: Een jaar van afrekening” werd recent het Human Rights Watch Report 2025 in Bangkok voorgesteld. De persvoorstelling, die ook via YouTube  te volgen is, startte…

VS. Eerst de migranten?

Het ziet er naar uit dat de jacht op migranten het eerste doel wordt van Donald Trump. Dat kan raar lijken, want volgens veel waarnemers was de levensduurte doorslaggevend…

Technofeodalisme

You May Also Like

×