Vandaag start in Genève een vredesconferentie voor Syrië. Het feit op zich dat ze plaats grijpt is van bijzondere betekenis, alhoewel de uitkomst slechts bepaalde stappen naar een mogelijk toekomstig akkoord in kan houden, omdat de oppositie nu verdeelder is dan ooit en president Assad zich minder geïsoleerd acht. Wat opvalt in de commentaren is dat er geen verwijzing wordt gemaakt naar een belangrijk politiek feit van vorig jaar, met name het Britse Parlement dat tegen de militaire interventie in Syrië stemde.
Inderdaad op 29 augustus 2013 verloor de Britse premier Cameron de parlementaire stemming over militaire actie tegen Syria, waartoe hij had opgeroepen na beschuldigingen dat de Syrische president Assad verantwoordelijk was voor gifgasaanvallen. Plots stond VS president Obama geïsoleerder dan ooit: Londen, de trouwste vriend van de USA, zou niet mee ten oorlog trekken. Hij kon nog alleen rekenen op Frankrijk en op de oorlogsstokers Saoedi-Arabië en Qatar. Hij vond toen een uitweg uit zijn isolement door te stellen dat het Amerikaans Congres zo’n interventie moest steunen vooraleer hij ertoe zou beslissen. En net als de Britse politieke wereld, waren ook de Amerikaanse politici niet geneigd een nieuw militair avontuur aan te gaan.
Het politieke spel waarin Rusland grote druk trachtte te zetten tegen de VS om niet militair te interveniëren verschoof door de beslissing van een aantal Britse Conservatieve parlementsleden in een beweging naar de andere kant van de weegschaal.
Er waren toen heel wat soorten redeneringen om Obama of Cameron niet te volgen in hun interventiedrang. Sommigen meenden dat de objectieven niet duidelijk of niet krachtig genoeg waren, anderen meenden dan weer dat een interventie in de kaart zou spelen van de jihadistische opposanten in Syrië. Fundamenteel was dat een aantal parlementsleden niet durfden of wensten in te gaan tegen de uitgesproken stelling van de Britse (en Amerikaanse) publieke opinie tegen een mogelijk nieuwe oorlog.
Het debacle van de interventies in Irak en Afghanistan is de publieke opinie niet ontgaan, ondanks alle peptalk en triomfalistische berichten van het Pentagon, de NAVO en de bondgenoten. De vredesbeweging had sinds 2003 in haar strijd tegen de interventie in Afghanistan geen super massamobilisaties meer kunnen realiseren, maar toch is haar boodschap door blijven sijpelen, uiteraard zwaar geduwd door de feiten op het terrein en de aanslepende oorlog zelf. Ook gesteund door de bekendmakingen vanwege Bradley Manning via Wikileaks van grove schendingen van het oorlogsrecht door de VS soldaten en hun drones, bovenop de vorige berichten van mensenrechtenschendingen in de gevangenissen onder controle van Westerse legers. De chaos in Libië ten gevolge van de Westerse bombardementen hebben wellicht ook niet bijgedragen tot een positief beeld over interventies.
De optelsom van het doorbreken van de volgzaamheid in de grote persmedia, de gruwel van de oorlog op zich, het zich boven de wet stellen vanwege Westerse militaire instellingen, het constante beïnvloedingswerk van vredes- en mensenrechtenbewegingen was kennelijk midden vorig jaar groot genoeg om de publieke opinie een duidelijk standpunt te doen innemen. Het feit dat parlementsleden de publieke opinie volgen – dat deden ze in 2003 niet – heeft wellicht te maken met concrete, nationale perikelen van het ogenblik zelf en een verzwakte positie van de leiders. In het Verenigd Koninkrijk is er heel wat deining rond de ‘bedroomtax’, de besparing in de gezondheidssector, is er de nationalistische reflex tegen de Europese Unie. In de VS speelde toen zeker ook de achtergrond van de budgetdiscussies tussen de partijen en hun verschillende strekkingen.
Dank zij het Britse Parlement is de oorlogsmachine stil gelegd, kreeg de diplomatie een kans om het chemisch arsenaal aan te pakken, en komt er een beetje ruimte die een onderhandelingsproces tussen de protaganisten op weg kan zetten. Politiek beslaat vele wegen.