Supersudaca opereert in Latijns-Amerika en de Cariben. Dit architectencollectief analyseert Latijns-Amerikaanse stedenbouw en zoekt naar oplossingen ervoor. Walter Lotens sprak met Sofia Saavedra op Curaçao.
“Supersudaca is een stichting waarbinnen elf Latijns-Amerikaanse architecten en stedenbouwkundigen elkaar gevonden hebben. Eigenlijk tien en een half want ik ben half Belgische en half Boliviaanse.” Aan het woord is de architect Sofia Saavedra. “Wij hebben elkaar leren kennen in het Rotterdamse Berlage Instituut, een postgraduaatopleiding voor architectuur. Al vlug beseften wij dat wij vrijwel niets van elkaars landen kenden. Alleen wat wij via onze opleiding in Europa en de Verenigde Staten te weten kwamen. Een onderlinge uitwisseling van zienswijzen en ervaringen was onbestaande. We hebben toen het initiatief genomen om aan elkaar op informele wijze onze steden te presenteren. Dat waren Bogotá, Mexico City, Buenos Aires, Santa Cruz (Bolivia), Santiago (Chili) en Santiago (Dominicaanse Republiek).
De conclusie was verrassend: op het eerste gezicht kon je amper de verschillen onderscheiden tussen de verschillende steden en dat had met veel meer dan alleen maar het gelijkaardige Spaans-koloniale grondpatroon te maken. Dat was het begin van wat wij eerst al lachend ‘Supersudaca’ noemden. Het is een superlatief van sudaca, dat in Spanje eerder een pejoratieve bijklank heeft voor Zuid-amerikaanse migranten(1). Wij hanteren het echter als een soort geuzennaam. Wij willen met een positieve attitude kijken naar Latijns-Amerikaanse fenomenen als informaliteit, migratie en toerisme.”
Het architectencollectief Supersudaca
Denktank en labo
Ik zoek Sofia Saavedra op in Fontein, een rustig gelegen plek in the middle of nowhere van het Curaçaose platteland. Een half jaar woont ze nu op het Nederlands Antiliaanse eiland. Samen met haar man, de Curaçaose architect Carel Weeber, bouwt ze in het westen van Curaçao een ongewone woning, maar het grootste deel van haar tijd besteedt ze voor Supersudaca aan een project over de Cariben. Dank zij de financiële ondersteuning van het prins Claus Fonds verzorgde Supersudaca workshops in de Pantanal en de Dominicaanse Republiek onder de titel ‘excentrica’ (van het middelpunt weg), een alternatief voor de centrale stad, een kenmerk van de huidige Latijns-Amerikaanse steden waar het grootste deel van de bevolking in de steden leeft. “Wij willen een soort laboratorium zijn voor alternatieve en nieuwe vormen van stedenbouw; wij willen alternatieven aanbieden voor de centrale stad in Latijns-Amerika. Daarom vertrok ik ook met mijn Dominicaanse studenten van de uitgangsvraag: ‘Is een netwerkstad een alternatief en hoe ga je daarmee om?”’
Superdaca is méér dan een denktank. Vanaf hun start in 2001 heeft het collectief ook studieprojecten ontwikkeld in de Dominicaanse Republiek, de Boliviaanse Pantanal, de Chileense Valle Central en de Argentijnse Pampa’s. De activiteiten van Supersudaca bleven niet onopgemerkt. Vorig jaar behaalde het jonge architectencollectief de best entry award met een tentoonstelling over de gevolgen van het toerisme voor het Caribische gebied op de architectenbiënnale in Rotterdam en onlangs nog een eerste prijs op de biënnale in Lima voor een onderzoeksvoorstel naar de internationale architectuurwedstrijd voor sociale woningbouw ‘Y Previ?’ die voor het eerst in Lima werd gehouden en waaraan werd deelgenomen door de belangrijkste architecten van dat ogenblik.
“Wij zijn geen hemelbestormers, geen visionaire stedenbouwers zoals de ontwerpers van Brasilia in de jaren vijftig van de vorige eeuw. De staat is niet langer de initiatiefnemer. De bouw van Brasilia bijvoorbeeld was zeer overheidsgestuurd. Oscar Niemeyer en Lucio Costa kregen van hun opdrachtgever, de toenmalige president Julio Kubitchek, zeer veel middelen ter beschikking. Wij moeten werken in een maatschappelijke context van globalisering en neoliberalisme. Er is geen overheid meer die ons steunt. Het zou natuurlijk mooi zijn als we een overheid zouden vinden die onze plannen wil uitvoeren. Misschien Chávez, wie weet?”
Sofia Saavedra lacht. “Laten we toch maar met onze twee voeten op de grond blijven staan. Voorlopig zijn we meer aangewezen op ‘guerrilla-activiteiten’ of noem het oefeningen in de marge. Lima bjvoorbeeld is een zeer ingewikkelde miljoenenstad. Hoe kan je in de openbare ruimte met kleine middelen toch iets veranderen. Dat was de uitgangsvraag voor het onderwijsproject van een van de Supersudacaleden die daar woont en les geeft aan de lokale universiteit in Lima. De studenten hebben een ordening voorgesteld in het chaotische marktleven. Ze hebben toen op een nacht overal op en rond de markt stickertjes gekleefd met ‘Respecteer de gele streep’. De volgende dag hebben de marktkramers binnen die lijn hun waren uitgestald. Dat was ongelooflijk.”
Supersudaca analyseert stadsproblemen in Latijns-Amerika en zoekt naar oplossingen ervoor. Vaak gaat het om kleinschalige en op zich, zoals in het voorbeeld van Lima, zeer eenvoudige projecten. Die inzichten worden volgens Saavedra niet bijgebracht op de architectuuropleidingen in Latijns-Amerika. “Ze leren er kijken naar moderne architectuur terwijl dat vaak helemaal niet relevant is voor de realiteit waarin vele Latinos leven. Ze leren vaak huizen bouwen vanuit een westerse manier van denken en met materialen die, zoals hier op Curaçao, helemaal niet geschikt zijn voor het klimaat.”
Ook in de Pantanal, op de grens van Bolivia en Brazilië, werkte Supersudaca een project uit. “Rond de stadjes Puerto Suárez, Corumbá en Puerto Quijaro ligt een zeer groot ecogebied. Dat is een betwiste zone omdat het via een kanaal voor de Bolivianen op dit ogenblik de enige uitweg naar zee is. Daar is ook de enige Boliviaanse marinebasis,” lacht Saavedra. “Het is een streek die economisch zeer sterk in de lift zit. Door de gaswinning verwacht men op korte termijn een zeer grote groei van die drie grensstadjes, waar bovendien heel wat contrabande aanwezig is. Vanuit milieuorganisaties wordt natuurlijk geprotesteerd tegen de verwording van dat ecogebied. Problemen genoeg dus. Hoe ga je om met een fluctuerende bevolking die daar komt werken en weer weggaat? In het kader van de netwerksteden heeft Supersudaca met een aantal studenten rond deze problematiek gewerkt.”
Supersudaca doet geen donquichoteachtige voorstellen, maar tracht op een zeer pragmatische manier frisse stedenbouwkundige inzichten binnen te brengen. Dat noemt Saavedra de consultancy poot van Supersudaca, maar daarnaast, benadruk zij, zijn er ook Supersudaca-architecten actief die meer met het kunstzinnige aspect van het beroep bezig zijn en die mooie bouwwerken en designobjecten ontwerpen.
Al Caribe
Supersudaca viel op de Rotterdamse biënnale van 2005 in de prijzen met Al Caribe, een studie over het toerisme en de architectuur in het Caribische gebied. Saavedra toont me op haar laptop beelden van het bekroonde werk. Zij verwoordt wat op www.supersudaca.org gevisualiseerd wordt. “De twee main players in de regio zijn het cruisetoerisme en de all inclusive hotelformule.Daarvan hebben we het economische plaatje geanalyseerd. De Cariben ontvangen vijftig procent van alle cruiseverkeer ter wereld en voor de all in formule is het gebied zelfs wereldleider. De Cariben en de Middellandse Zee zijn qua oppervlakte bijna even groot, maar toch is het toerisme in de mediterrane regio economisch veel belangrijker. De toeristische afhankelijkheid van de Cariben blijkt zeer goed als we het bnp en het percentage van tewerkstelling in de toeristische sector van al die eilanden eens op een rijtje zetten. De twee regio’s zitten in een volledig ongelijke situatie.”
Vervolgens toont Saavedra beelden van het Caribische gebied in historisch perspectief: van een bijna lege ‘oude wereld’ in 1492 tot een regio waar tussen 1914 en 2005 voornamelijk de USA regelmatig intervenieerden. Naast deze militaire invasies is er ook een kaart waarop de vreedzame invasie van all in toerisme wordt uiteengezet. “We zijn daarvoor gaan kijken waar die vluchten vandaan komen en hoe de kuststroken profitable gemaakt worden. Voor iedere dollar die een cruisetoerist uitgeeft blijft er maar 0,14 dollarcent in de regio. Voor all inclusives is dat nog veel erger. Vooral dan voor het Spaanssprekend gebied van de regio waar deze formule, die in handen is van enkele zeer grote touroperators, almaar toeneemt. Die verticalisatie van het toerisme hebben we ook in kaart gebracht. Je zou de huidige resorts voor all inclusive toerisme kunnen beschouwen als de suikerplantages van de 21ste eeuw,” becommentarieert Saavedra.
Retroactive urbanization
Een uitzichtloze situatie dus? Dat vindt Saavedra niet. Volgens haar is er ook bij de grote touroperators een bewustzijn aan het groeien dat het zo niet langer verder kan. “Op de biënnale in Rotterdam zaten we in een panel met een directeur van TUI, die ons ontzettend aanviel, maar uiteindelijk kregen we onze prijs toch maar uit zijn handen. Het blijft natuurlijk wel een keiharde business“.
Saavedra en Supersudaca laten zich echter niet uit hun lood slaan door al dan financieel geweld. “We hebben van het Prins Claus Fonds subsidies gekregen om Al Caribe verder uit te werken. We zijn nu bezig aan een boek Islands of fantasy waarin wij, uitgaande van de bestaande situatie, een aantal scenario’s willen uitwerken. Vanuit stedenbouwkundige invalshoek willen wij nagaan wat de relatie is tussen de bestaande stad en de streek waar dat all inclusives toerisme zich ontwikelt. All inclusives hebben vaak een korte levenstermijn. Wat gebeurt er achteraf met die plekken. Supersudaca vindt dat deze formules van bij de start ook voorzieningen moeten bevatten voor de lokale bevolking. Wij zijn niet botweg tegen all inclusives, maar we willen de formule, ook in het voordeel van de toeristische sector, meer relateren aan de plaatselijke bevolking. Er zijn heel wat mensen die zich binnen die comfortabele all inclusive formule dood vervelen. Ze zouden liever eens naar een stadje trekken om er rond te kuieren of om te gaan shoppen. Curaçao lijkt me op dat vlak een beter voorbeeld. De cruisetoeristen die hier van boord gaan bezoeken Otrabanda en Punda van Willemstad waar ze kunnen eten, drinken en taksvrij souvenirs kopen. Curaçao heeft bovendien een aantrekkelijk cultureel aanbod. Het eiland krioelt van de historische landhuizen die best een kijkje waard zijn.”
Demeeste eiland(jes) hebben slechs een toeristische strip van niet meer dan enkele kilometers. Saavedra toont met enkele voorbeelden op de Supersudaca-website. “Als alternatief stelt het collectief retroactive urbanization voor. Vier factoren zijn hierbij van het grootste belang,” doceert Saavedra even: concentratie (ook van scholen, hospitalen, community centers), integratie van de bestaande stad met de infrastructuur die nodig is voor alle betrokken partijen, toegang tot de kust (niet alleen voor ontspanning, maar ook als economische activiteit voor de plaatselijke bevolking) en tenslotte het strand als economische factor. Nu is het vaak zo dat de overheid een weg aanlegt naar het strand, die alleen bedoeld is voor de all inclusive initiatieven. Het zogenaamde pianomodel dat Supersudaca ontwikkelde is naar ons gevoel een mooi voorbeeld van retroactive urbanization: een monofunctionele kuststrook wordt opengebroken en aangevuld met zones waar plaats is voor andere samenlevingsfuncties. Die ideeën willen wij kenbaar maken bij lokale en nationale overheden, die op die manier een stukje duurzaamheid kunnen geven aan een economisch fenomeel, dat vaak wankel en zeer tijdelijk is.”
(Uitpers, nr. 83, 8ste jg., februari 2007)
Noot:
(1) Sudaca is, in het gesproken Spaans, de afkorting van sudamericano (nvdr)