De vroegere communistische burgemeester van Saint-Denis bij Parijs, Edouard Braouezec, is een overtuigde linkse politicus. Hij is het op zeer veel belangrijke punten grondig oneens met presidentskandidaat Emmanuel Macron, maar toch zal hij bij de presidentsverkiezingen op die liberaal stemmen. Uit berekening. Omdat alleen als Macron de tweede ronde haalt, zowel de rechts-extreme François Fillon als de extreem-rechtse Marine Le Pen geen kans maken.
Neus dichtknijpen
Fout, repliceert psychoanalist Gérard Miller onder de titel: ‘mogen we nog wel links zijn en tegelijk links stemmen’? Natuurlijk hopen kiezers als Miller dat hun kandidaat de tweede ronde haalt. Maar onder invloed van peilingen gaan ze ervan uit, dat die geen kans maakt. Erger zelfs, hoe meer stemmen de eigen kandidaat, Mélenchon, haalt, hoe groter de kans dat er een duel Fillon-Le Pen komt.
Is het dan niet beter zoiets te vermijden. Dan toch maar de neus dicht knijpen en voor Macron, het “minste kwaad”, stemmen? Knijp je neus dicht en stem DC, luidde het jarenlang in Italië: stem voor de corrupte christendemocraten om te beletten dat de communisten de grootste worden – miljoen Italianen stemden niet uit liefde voor de DC, maar uit anticommunisme. Misschien zijn er in Nederland wel kiezers die voortgaand op peilingen VVD stemmen om te beletten dat Wilders’ PVV de eerste wordt .
Telkens weer zien we de nefaste invloed van peilingen op het stemgedrag. Peilingresultaten duwen heel wat kiezers in een bepaalde richting, ook al blijkt nadien vaak hoe de peilers de bal missloegen.
Verloren
We horen het al decennia, de “verloren stem”. Voor een kleine partij of blanco stemmen, dat is in het voordeel van de groten, zo klinkt het. Wat zou betekenen dat klein nooit groot kan worden en vernieuwers dus nooit een kans krijgen. Dan stem je maar voor wat we “het minste kwaad” noemen.
Volgens de redenering van Braouezec is een stem voor de kandidaat waar hij politiek achter staat, Jean-Luc Mélenchon van la France insoumise gesteund door de communistische PCF, een verloren stem. Want dan maak je een tweede ronde Fillon tegen Le Pen mogelijk, Mélenchon maakt volgens de peilers geen kans om in de tweede ronde te geraken.
De linkse Braouezec laat zich dus leiden door de peilingen, want zij geven alleen Le Pen, Fillon en Macron kans om door te stoten naar de beslissende ronde. Zonder peilingen zou het veel moeilijker zijn een berekening te maken om “nuttig” te stemmen. Wie weet zijn er zo enkele miljoenen kiezers die niet uit overtuiging stemmen, maar zich laten afglijden naar de beste kanshebbers, gewoon om de andere grote kanshebbers tegen te houden. Hoe zou het resultaat eruit zien indien iedereen gewoon volgens overtuiging zou stemmen. Dat kan geen enkele peiler voorspellen.
Rondes
Lang gold in Frankrijk de regel “au premier tour on choisit, au deuxième on élimine”. Je stemt volgens je voorkeur in de eerste ronde, in de tweede ronde wil je de kandidaat vloeren die je het minst ligt. In 2002 haalde Chirac in de eerste ronde nauwelijks iets meer dan 20 %, in de tweede ronde tegen Jean-Marie Le Pen van het uiterst-rechtse Front National haalde hij er 82 %.
Maar wat in een kiesstelsel met maar één ronde? Daar moet je in de eerste ronde al kiezen en elimineren. Wat we in de Amerikaanse presidentsverkiezingen zagen, al gaat het daar niet om rechtstreekse verkiezingen, maar om de aanwijzing van een kiescollege met binnen elke staat de regel “winner takes all” – zodat alweer de kandidaat met de meeste volksstemmen, Clinton, toch de duimen moest leggen voor de kandidaat met de meeste kiespersonen, Trump. In een dergelijk systeem voor een kansloze kandidaat stemmen, bijv. een groene, kan tot gevolg hebben dat “het minste kwaad” (bijv. Clinton) de kiesmannen van die staat verliest.
Ook in het Verenigd Koninkrijk hebben we te maken met winner takes all in één ronde. Een partij kan bij voorbeeld in theorie met amper 20 % van de stemmen toch een meerderheid van zetels halen als ze maar in de helft plus één ervan eerst komt. Dit stelsel werkt politieke vernieuwing hard tegen: hoe kan een partij als Greens of Ukip zetels halen? Ze mogen nationaal boven tien percent uitkomen, of zelfs meer, en toch niet vertegenwoordigd zijn. Kleine partijen zoals Welshe en Schotse nationalisten halen dan wel veel tot zeer veel zetels met relatief weinig stemmen, maar door de aard van de partij geografisch sterk geconcentreerd.
Hoe in een dergelijk stelsel je stem laten horen? Berekend? Door al in de eerste ronde te elimineren afgaande op de verwachtingen, die vaak berusten op peilingen. Een stem voor een Liberaal in een district waar het tussen Tory’s en Labour gaat, is zogoed als “verloren”. Dan maar uit berekening voor een van de twee favorieten, gewoon om een de ander van de zege te houden? Op die manier wordt het stemmen volgens overtuiging gedwarsboomd.
Evenredig
Het beste systeem om stemmen uit overtuiging of volgens het programmamogelijk te maken, lijkt me toch veruit een evenredige vertegenwoordiging. Het is alleszins het meest democratische stelsel waarbij alle stemmen zogoed als mogelijk evenveel waard zijn. Het argument dat dit geen stabiele regeringen toelaat, is zwak.
Is Nederland, waar de grootst mogelijke evenredigheid geldt, dan een politiek instabiel land? Of Duitsland, waar er wel een gemengd stelsel en bovendien een kiesdrempel is.
Er wordt vaak naar Italië verwezen waar tot 1992 een grote evenredigheid gold en de crisissen elkaar opvolgden. Maar daar waren de meeste politieke crisissen veroorzaakt door interne ruzies binnen de grootste regeringspartij, de christendemocratische DC.
Evenredigheid geeft instellingen die een betere politieke weerspiegeling van de samenleving zijn. Het werkt politieke verkalking tegen, nieuwe ideeën kunnen zich uiten en doorbreken.
Zie over dit onderwerp ook het artikel Peilingen. Of hersenpoelingen? van Freddy De Pauw op Uitpers, 10 januari 2017:
https://www.uitpers.be/artikel/2017/01/10/peilingen-of-hersenspoeling/