De Israëli Ilan Halevi werd in 1943 geboren in Lyon en is sedert 1983 de permanente vertegenwoordiger van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) bij de Socialistische Internationale. Hij was lid van de Palestijnse delegatie op de Vredesconferentie voor het Midden-Oosten in Madrid in 1991 en daarna in Washington. En dus goed op de hoogte van het reilen en zeilen van het vredesoverleg tussen Israëli’s en Palestijnen.
Hij schreef ook een aantal belangrijke boeken over het Israëlisch-Palestijns conflict. Sous Israël la Palestine, Le Sycomore, Parijs, 1978; Question juive: la tribu, la loi, l’espace, Minuit, Parijs, 1981; Israël, de la terreur au massacre d’Etat, Papyrus, Parijs, 1984; Face à la guerre, lettre de Ramallah, Sindbad/Actes Sud, collection "L’Actuel", juni 2003.
U bent goed op de hoogte van het Oslo-vredesproces. Hoe zit het met de kwestie van de amnestie en de gevangenen?
Tijdens de onderhandelingen over het interim-akkoord en het Israëlisch-Palestijns principeakkoord in 1993, eisten de Palestijnen de vrijlating van alle Palestijnse politieke gevangenen door Israël – iets wat algemeen gesproken het meest duidelijke, zichtbare en natuurlijke teken is dat het conflict voorbij is. De Israëli’s stemden in principe in met de vrijlating. Maar die kwam er maar zeer gedeeltelijk. De Israëli’s verzetten zich, tegen de geest en de letter van de akkoorden, tegen de vrijlating van een hele reeks gevangenen. Ze beweerden dat hun betrokkenheid in gewelddadige acties, met de dood van Israëlische burgers tot gevolg, hun vrijlating onmogelijk maakten. Vervolgens zegden ze dat ze geen gevangenen van politieke strekkingen die de akkoorden verwierpen konden vrijlaten.
Dat was duidelijk een poging om de geloofwaardigheid van de Palestijnse onderhandelaars te ondermijnen. Want daardoor probeerden ze de Palestijnse onderhandelaars tot woordvoerders te maken van één politieke fractie en niet van heel het Palestijnse volk. De onderhandelaars zouden niet in staat zijn de militanten van de oppositie vrij te krijgen. Men kan dus zeggen dat het niet vrijlaten van de politieke gevangenen door Israël, in strijd met de akkoorden, één van de eerste punten was waar de Israëli’s de akkoorden uitgehold hebben en begonnen zijn met het ondermijnen van de geloofwaardigheid en het moreel gezag van de Palestijnse onderhandelaars ten overstaan van de publieke opinie.
Wat was het standpunt van de derde partijen in deze onderhandelingen – de Verenigde Staten, de Socialistische Internationale, de Europese Unie – hebben zij de Palestijnen gezegd: "aanvaardt het maar" of hebben zij geprotesteerd?
Nee, zelfs de Amerikanen hebben niet gezegd dat we het moesten aanvaarden. Maar zij hebben gezegd dat het belangrijk was door te gaan en ook de vrijlating te blijven eisen van de gevangenen. Die eis is telkens opnieuw gesteld in alle volgende interim-akkoorden. Vanaf het akkoord van 1995 tot het akkoord van Wye River van 1998, waarin de uitvoering werd geëist van alle aangegane verbintenissen, waaronder de vrijlating van de gevangenen.
Het akkoord van 1995 is zeer duidelijk wat de amnestie betreft. Er staat in te lezen dat niemand zal worden aangehouden of verontrust voor feiten van vóór september 1993, dat wil zeggen voor feiten van voor de eerste akkoorden. Welnu, de Israëli’s hebben sedertdien duizenden Palestijnen opgepakt. En nu, sedert de herbezetting eerder ontruimd gebied, werden er meer dan 8.000 Palestijnen gevangen genomen. Er is nu geen enkele contractuele Israëlische verbintenis om die gevangenen vrij te laten.
Als resultaat van de gesprekken van vorig jaar te Taba was er opnieuw sprake van de vrijlating van gevangenen als vertrouwenwekkende maatregel, maar de Israëli’s lieten slechts een honderdtal gevangenen vrij, van wie de meeste hun straf bijna zo goed als uitgezeten hadden.
Van de 100 vrijgelatenen waren er 98, wier straf er bijna opzet. Slechts twee echte politieke gevangenen kwamen op vrije voeten: Aboe Shokal, die al 26 jaar in de gevangenis zat en daarmee de oudste Palestijnse gevangene was, en Tashid Khalel, een leider van het Democratisch Front voor de Bevrijding van Palestina (DFLP). Brader, een lid van de Palestijnse Wetgevende Raad, en Marwan Barghoeti [de leider van al-Fatah op de Westelijke Jordaanoever] werden niet vrijgelaten, ondanks een Egyptische bemiddeling en contacten wat Barghoeti betreft. Voor het ogenblik blijven alle formele of informele verbintenissen wat betreft de vrijlating van de gevangenen dode letter.
De "road-map" ["stappenplan"] lijkt een achteruitgang in vergelijking met de akkoorden van Oslo en er is nog niet eens over onderhandeld. Welke houding moet men er tegenover aannemen: totale weigering, onmiddellijke toepassing of een tussenpositie?
Het "stappenplan" is geen achteruitgang vergeleken met Oslo. En dat om meerdere redenen: 1. Het gaat uit van het "kwartet", te weten de Verenigde Staten, de Europese Unie, Rusland en de Verenigde Naties. Dat verbreedt het patronagekader van de onderhandelingen; 2. het "wegenplan" wijst zeer duidelijk een Palestijnse staat aan als einddoel van het proces, wat niet het geval was in Oslo; 3. Het "wegenplan" stelt een mechanisme voor verificatie en toezicht in, dat niet in handen van de Israëli’s is. Dat terwijl in de schikkingen van Oslo er geen sprake was van arbitrage, van toezicht en internationale opvolging, wat de Israëli’s in feite toeliet zowel rechter als partij te zijn wat betreft de uitvoering van de akkoorden.
Het is daarom dat de Palestijnen het stappenplan hebben aanvaard ondanks de reserves die werden uitgedrukt betreffende de redactie ervan en betreffende onevenwichtige elementen in de tekst zelf. Zij hebben het plan geaccepteerd omdat het elementen bevat die een uitweg bieden als ze worden uitgevoerd, omdat het toelaat terug te keren naar de onderhandelingstafel, de finaliteit van een Palestijnse staat vast te leggen – er kan niet meer worden gemarchandeerd over een staat – en de weg op te gaan van een echte internationalisering van de toestand op het terrein via een mechanisme om internationale waarnemers en ploegen voor toezicht te sturen.
Het plan is ook zeer precies wat betreft de kolonisatie. Het eist de stopzetting van de kolonisatie, met inbegrip van de zgn. natuurlijke groei van de kolonies. Het plan stipuleert zeer duidelijk de verplichtingen die beide partijen moeten nakomen op parallelle, niet op voorwaardelijke wijze. Vroeger kon Israël altijd zeggen "Zolang de Palestijnen A, B en C niet hebben gedaan, doen wij D, E en F niet". In het stappenplan gaat het om A1-A2 en B1-B2. Er is een reeks opeenvolgende stappen te doen door beide partijen, onafhankelijk van de naleving of niet-naleving van zijn verplichtingen door de andere.
In die omstandigheden zou het helemaal absurd zijn geweest de Israëli’s de indruk te laten geven dat zij ja zeggen aan het vredesvoorstel terwijl de Palestijnen de uitgestoken hand zouden lijken af te wijzen onder voorwendsel dat een en ander niet of slecht gezegd is in het plan.
Als men de geschiedenis van de onderhandelingen tussen Israëli’s en Palestijnen bekijkt, merkt men op dat de Palestijnen telken substantiële toegevingen doen terwijl er niets komt van Israëlische kant. De kolonisatie gaat door, men spreekt alleen nog van terrorisme. Kan het stappenplan voor iets dienen?
Als men het vanuit historisch perspectief bekijkt, moet men weten vanwaar we komen. Twintig jaar geleden bestond het Palestijnse volk niet voor de Israëlische regering en ook niet voor de meerderheid van de Israëli’s. De erkenning van de Palestijnse nationale identiteit en de aanvaarding door de rechtse Israëlische regering dat het doel een Palestijnse staat is, is zeker geen achteruitgang. Wel is er sedert drie jaar een echte achteruitgang in vergelijking met de snelle vooruitgang direct na de ondertekening van de Oslo-akkoorden. Het Israëlische leger heeft opnieuw gebieden en steden bezet, die het had ontruimd. En heel wat aspecten van het dagelijks leven zijn vandaag veel harder dan tijdens de slechtste jaren van de bezetting. De bewegingsvrijheid is nooit zo beperkt geweest dan nu. En het is waar dat men tijdens de slechtste jaren van de bezetting zonder enig probleem en enige wegversperring van Gaza naar Cisjordanië kon gaan omdat de bezetters toen zeker van zichzelf waren.
Een andere vooruitgang is dat de Palestijnse instellingen, die verboden waren en clandestien moesten werken tijdens de tientallen jaren van de bezetting, openlijk werken. Ook op economisch vlak is er vooruitgang. Men zegt dat de Palestijnse economie vernietigd is. In werkelijkheid is ze maar half vernield. Dat is zeer ernstig, maar half wel niet zeggen volledig.
Als 60% van de Palestijnen werkloos is, dan wil dat zeggen dat 40% van de Palestijnen werken. En naast de vernietiging is er ook nog opbouw. Ook dat is een vorm van verzet. De Palestijnse samenleving is, ondanks alle vernielingen en lijden, geen overwonnen en verslagen maatschappij. Zij biedt verzet op alle domeinen als samenleving, als economie en als politieke instelling.
Is er in het stappenplan iets voorzien betreffende de terugkeer van de vluchtelingen?
De vluchtelingenkwestie zal worden onderhandeld in het kader van het definitief statuut, het is te zeggen tijdens de derde en laatste stap van het plan. De Israëlische hebben enorme druk uitgeoefend op de Amerikaanse regering om ze achter de Israëlische eis te krijgen dat de Palestijnen nog vóór de onderhandelingen beginnen hun eis voor het recht op terugkeer van de vluchtelingen zouden opgeven. De Amerikanen hebben de Israëli’s zeer duidelijk gezegd: "Deze kwestie moet worden onderhandeld in het kader van de onderhandelingen over het definitief statuut tijdens de derde etappe van het stappenplan. De Amerikaanse regering zal dus geen standpunt over deze kwestie innemen voor de onderhandelingen".
De terugkeer naar Israëlisch grondgebied is een optie die open staat voor de vluchtelingen, naast een terugkeer naar de Palestijnse staat, de definitieve installatie in het gastland of het vertrek naar een derde land. De terugkeer naar Israël kan echter concreet niet betekenen dat ze terugkeren naar hun huizen en hun land zoals in resolutie 194 van de Verenigde Naties van 1948 is bepaald. Ruim 50 jaar later is de realiteit op het terrein grondig veranderd, ¾ van de dorpen zijn met de grond gelijk gemaakt. Op hun plaats staan andere steden en dorpen, het landschap is definitief veranderd.
Elementen van de onderhandelingen in 2000 in Camp David en in 2001 in Taba hebben aangetoond dat de Israëlische delegaties bereid waren het principe te erkennen van de schadeloosstelling van de Palestijnen voor hun verloren bezittingen én voor het lijden van 50 jaar ballingschap. Wat een vooruitgang is, is het feit dat er geen band meer bestaat tussen het principe van schadeloosstelling voor bezittingen en lijden en de optie al dan niet voor terugkeer. In resolutie 194 staat dat de vluchtelingen moeten kunnen terugkeren naar hun huis en hun land en dat degenen die dat niet zouden willen, vergoed zouden moeten worden. Dat betekent dat een vluchteling zijn recht op terugkeer zou kunnen verkopen tegen schadevergoeding. Dat deed in Palestijnse ogen schadevergoeding vragen neerkomen op verraad. Geen enkele Palestijn zal zijn recht op terugkeer verkopen. Als de schadeloosstelling afhankelijk wordt gemaakt van het opgeven van het recht op terugkeer, zal geen enkele Palestijn een schadevergoeding willen. Ze zullen allemaal het recht op terugkeer opeisen.
Het feit dat er geen band meer is tussen de optie van terugkeer en schadevergoeding, opent de weg voor massale en algemene schadevergoeding van de vluchtelingen. En niemand zal er nog van kunnen worden beschuldigd zijn recht te hebben verkocht als hij verkiest Palestijns burger te worden van een onafhankelijke Palestijnse staat in plaats van Arabisch burger tweede klas in de staat Israël.
Wat doet een jood aan de andere kant van de barrière, bij de Palestijnen? Waarom doet u dat? Wat heeft u ertoe bewogen dit nu al 35 jaar lang te doen?
Ik ben jood volgens de criteria van de rabbijnen, van de nazi’s en van de racistische staat Israël. Voor mij betekent dat niet veel want mijn vader, die jood is volgens de rabbijnen, de nazi’s en de wet op de terugkeer van de staat Israël, was communist en deed zijn studies bij katholieke broeders. Mijn moeder was eveneens atheïst en studeerde bij katholieke zusters in Smyrna. Ik ben al twee generaties ont-joodst.
Ik zit in deze beweging omdat ik geloof in het project van een multiconfessionele en niet-discriminatoire maatschappij, waarvan de Palestijnen voorstander zijn. Ik ben niet de vertegenwoordiger van de joodse gemeenschap in de Palestijnse instelling. Ik ben een burgers die gelijke rechten opeist en er ook van geniet. In het Palestijnse politieke systeem heb ik gelijke rechten. Het Palestijnse politieke systeem is geen confessioneel systeem en er bestaat geen wettelijke discriminatie tussen een jood, een christen of een moslim in de Palestijnse maatschappij. Daarom ben ik er.
(Uitpers, nr. 45, 5de jg., september 2003)