Het kwam als een opluchting: de VS en Turkije zijn een staakt-het-vuren overeengekomen. Maar na een eerste blik op wat er is afgesproken en met wie, komt de ontnuchtering. De noodzakelijke voorwaarden voor een duurzaam staakt-het-vuren zijn helemaal niet vervuld.
Eenzijdig
Het is eenzijdig opgelegd – zonder alle betrokkenen – en met onrealistische verwachtingen. Het lijkt er veeleer op dat het Witte Huis zich eens te meer heeft laten inpakken door President Erdogan. Of beter, dat het ervoor gekozen heeft zijn NAVO-bondgenoot niet helemaal van zich te vervreemden. Daar zit de strategische ligging van Turkije voor iets tussen, dat te midden van een gas- en olierijke regio (Centraal-Azië en het Midden-Oosten) ligt. De VS heeft er ook een 50-tal kernbommen opgeslagen, op de luchtmachtbasis in Incirlik. Dat baart Washington uiteraard ook heel wat zorgen.
Hoe het ook zij, op basis van wat we weten over het staakt-het-vuren, lijkt het een grote miskleun. Het illustreert hoe het Syrië-beleid van de huidige machthebbers in de VS gebaseerd is op improvisatie en presidentiële tweets. Ook binnen de eigen Republikeinse elite groeien de frustraties daarover, omdat president Trump in hun ogen de Amerikaanse belangen op het spel zet.
Het staakt-het-vuren komt er op neer dat Turkije gewoon kan krijgen wat het met zijn oorlog probeerde te bereiken. Na één week bleek dat het Turkse Blitz-offensief niet echt liep zoals president Erdogan had gehoopt. De militaire alliantie van het autonoom bestuur in Noord-Syrië, de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF), hield behoorlijk stand en slaagde er zelfs in om terrein te heroveren. Bovendien dreigde ook een confrontatie met de troepen van het Syrische regime die door Rusland en Iran worden gesteund. Dat was een gevolg van het akkoord dat Damascus en het SDF hadden gesloten nadat Washington beslist had om de troepen uit de grensstreek weg te trekken en zo Turkije zijn zin te geven om middels een invasie een zogenaamde bufferzone te creëren.
Valkuil
De VS en Turkije hebben nu afgesproken dat Turkije zijn bufferzone krijgt en dat de SDF zich uit dat gebied moet terugtrekken. De SDF zegt dat het daartoe bereid is, maar dan enkel voor een kleiner stuk grensgebied tussen Tell Abyad (Gire spi) en Ras al Ayn (Serekaniye). Echter, in de zone waar Turkije op aast liggen nagenoeg alle belangrijke Koerdische steden, zoals Qamishli en Kobani. Die laatste stad is maandenlang door de Islamitische Staat belegerd. Honderden mannelijke en vrouwelijke Koerdische strijders hebben het redden van de stad met hun leven betaald.
Kobani is het symbool geworden van de offers die de bevolking van Noord-Syrië heeft gebracht in de strijd tegen de Islamitische Staat. Met andere woorden, de aan Turkije beloofde bufferzone is een onmogelijke eis. Het legt de onvoorwaardelijke overgave op van de SDF. Maar desondanks dreigen de Koerden en hun bondgenoten met de vinger te worden gewezen als het zogenaamde staakt-het-vuren op een mislukking zal uitlopen. Dat is de valkuil die met dit akkoord voor hen werd gespannen.
Akkoord bezegelt oorlogspolitiek en bezetting van een soeverein land
Nog opvallend is dat er een deal wordt gesloten zonder overleg met Damascus. Er worden met andere woorden afspraken gemaakt over de bezetting van een gebied van een soeverein land. Bovendien wordt Turkije voor zijn militaire aanval beloond in plaats van gesanctioneerd, hoewel het overduidelijk om een inbreuk gaat op het internationaal recht. Damascus heeft dan ook al laten verstaan dat het zich niet noodzakelijk gebonden acht door het Turks-Amerikaans akkoord. Het is een elementair principe in het VN-Handvest dat het verboden is om oorlog te voeren tegen een ander land, tenzij het gaat om een verdediging tegen een aanval of als er toestemming is verleend door de VN-Veiligheidsraad. En dat was in beide gevallen niet het geval.
Wat in Noord-Syrië gebeurt, is opnieuw een ondermijning van het internationaal recht. Machtige landen beslissen onder elkaar hoe ze een politiek probleem oplossen en keren zich af van het forum dat na de Tweede Wereldoorlog is gecreëerd om “de wereld van de gesel van de oorlog te bevrijden”. De VN-Veiligheidsraad bestaat op dit ogenblik voor een derde uit landen van de Europese Unie: naast de twee permanente leden Frankrijk en Groot-Brittannië, gaat het om België, Duitsland en Polen. De Europese Raad heeft eerder deze week de Turkse invasie veroordeeld, maar verder dan tot lippendienst en maatregelen van individuele landen, is het vooralsnog niet gekomen. Het is afwachten hoe Europa zal reageren. Brussel ziet het Syrische conflict in eerste instantie vanuit de bril van de terreurdreiging en de vluchtelingenproblematiek, niet vanuit de noodzaak om vlug werk te maken van een politieke oplossing. Het is afwachten wat de reactie van de EU op het zogenaamde ‘staakt-het-vuren’ zal zijn.
Tijd voor de VN
De enige goede reactie vanuit de optiek van het internationaal recht is om zowel de inhoud als de manier waarop het tot stand is gekomen te verwerpen en het onmiddellijk te pareren met een initiatief van de VN-Veiligheidsraad. Dat zou kunnen bestaan uit de installatie van een VN-interpositiemacht in een gedemilitariseerde zone waarvoor idealiter werk gemaakt moet worden van een akkoord met alle betrokken partijen.
Als Turkije zich daar niet bij neerlegt, dan moet teruggegrepen worden naar sancties die de verantwoordelijken voor deze oorlog treffen. In elk geval moet er ook een onderzoek komen naar de mogelijke oorlogsmisdaden die zijn gepleegd, na verschillende verontrustende berichten over standrechtelijke executies, het mogelijke gebruik van verboden wapens en het viseren van burgerdoelen.