Jorn De Cock. De drang van het Oosten. Van Halewyck, Leuven. 206 blz. ISBN 90-5617-558-0.
Van nature ben ik nogal achterdochtig tegenover reportages die op basis van louter reisverhalen een beeld willen ophangen over de bezochte gebieden. Het is een moeilijk genre dat niet zoveel journalisten beheersen, zoals de jongste tijd is gebleken uit talrijke reportages over de nieuwe lidstaten van de EU. Soms krijg ik de indruk dat excentriciteit voorrang heeft op representativiteit.
"De drang van het oosten" van DS-collega Jorn De Cock is een gelukkige uitzondering, uit zijn reisreportage per trein blijkt ten overvloede dat hij een degelijke bagage – van achtergrondkennis – mee had.
De Cock slaagt er dus wel in de lezer nuttige kennis over de nieuwe lidstaten en enkele kandidaat-leden bij te brengen. Niet alleen dat, het is ook vlot ingepakt, in de vorm van echte maar relevante reisverhalen. De toevallige ontmoetingen komen er alleen aan te pas als ze iets te vertellen hebben waardoor historische of maatschappelijke achtergronden duidelijker worden.
Het bezoek aan Cluj, in Roemenië, is daar een van de beste voorbeelden van. Zijn ontmoeting met het Roemeense ultra-nationalisme in de persoon van burgemeester Funar is op zichzelf een boeiend en zelfs hilarisch verhaal, maar tussendoor vernemen we van alles over dat nationalisme, onder meer dat het verre van marginaal is.
Idem voor de manier waarop de georganiseerde misdaad wordt geschetst, met de nodige achtergrond om het fenomeen te duiden en met onze reporter ter plekke aan de grens tussen Hongarije en Servië om het te illustreren. Telkens weer concrete feiten en verklaringen samen zonder dat het een mix van "saaie" en "vlotte" stukken is – waarmee ik maar wil gezegd hebben dat de stijl door het boek heen vlot – én tegelijk erg nuchter – is.
Enkele episodes zijn bijzonder verhelderend over de manier waarop de kapitalistische mechanismen zijn ingevoerd en de maatschappelijke gevolgen ervan. Het gesprek in Gdansk met Andrzej Gwiazda, een topfiguur uit de hoogdagen van ‘Solidariteit’, vat dat in enkele paragrafen goed samen. In het gesprek over de scheepswerven van Gdansk, geboorteplaats van Solidariteit, heeft de verbitterde Gwiazda het ongenuanceerd over een geplande vernietiging van het land. Het gesprek met Lech Walesa is ook erg verhelderend. Niet de inhoud, wel de manier waarop die man zichzelf onbewust voor schut zet. De auteur kan het – gelukkig vind ik – niet nalaten de Poolse politiek en diplomatie een flinke veeg uit de pan the geven voor hun misplaatste ijver om in de preambule van de Europese grondwet een verwijzing naar de christelijke traditie van Europa te krijgen. Ze hebben toch wel wat beters te doen.
De Cock heeft naar mijn smaak ook een goed oog voor alles wat met nationaliteitenkwesties te maken heeft. "In het Oosten zijn de etnische minderheden zo interessant dat een mens wel eens vergeet over de meerderheden te schrijven". Eindelijk nog eens belangstelling voor de Roethenen die in Slowakije en Oekraïne trachten te overleven. En voor de nog resterende joden in Vilna, sorry Vilnius, tot 1939 het "Jeruzalem van het noorden" waar joden nu klagen over de druk van buitenlandse zionisten om de Jiddische cultuur en taal te begraven ten voordele van het Hebreeuws.
Enkele aspecten komen hier minder aan bod. Zoals de evolutie van volksgezondheid, openbaar onderwijs, volkscultuur. Maar globaal genomen is "De drang van het oosten" een verademing tussen het enorme media-aanbod over de EU-uitbreiding: vlotte reisverhalen waaruit veel nuttigs te leren valt. Onder meer dat de nieuwe tijd de broekriem van veel Centraal-Europeanen heeft dichtgesnoerd. De Cock ergert zich aan het feit dat zo weinig politici bij ons oprechte interesse hebben voor wat in Centraal- en Oost-Europa gebeurt. "Het klinkt soms alsof die politici spijt hebben dat de Berlijnse Muur is gevallen – toen was het allemaal toch veel gemakkelijker". Die politici, van wie velen graag pochen met wat ze allemaal lezen, zouden er goed aan doen alvast dit boek te lezen.
(Uitpers, nr. 53, 5de jg., mei 2004)