Bij de eerste verkiezingen na de implosie van het communistische stelsel in 1989, doken op meetings van de toen grootste partij, het Hongaars Democratisch Forum, grote kaarten van Groot-Hongarije op. Met die kaarten herinnerden kandidaten aan het grote onrecht dat de Hongaren in 1920 was aangedaan in het Verdrag van Trianon, een annex bij het vredesverdrag van Versailles. Het leek toen een oprisping van nostalgie, maar vandaag weten we beter: de regering van Viktor Orban laat het niet bij nostalgie.
Orban had in een vorige regeerperiode van zijn partij Fidesz (1998-2002) de Europese Unie kopzorgen bezorgd door het Hongaarse staatsburgerschap toe te kennen aan de meer dan 2,5 miljoen etnische Hongaren in de buurlanden. Dat kwam vooral in Roemenië, waar 1,5 miljoen etnische Hongaren wonen, over als een provocatie. Het leidde eveneens tot zware spanningen met buurland Slovakije dat vorig jaar de toegang tot het land ontzegde aan de Hongaarse president. Vanaf 2002 zat Orban in de oppositie en was er geen sprake meer van dat grensoverschrijdend staatsburgerschap. En toen drie jaar later ook Roemenië erbij kwam, leek het vuurtje helemaal geblust.
Dat is het dus niet. Orbans aanklacht tegen het “onrecht van Trianon” is een integraal deel van zijn nationalistische koers. De nieuwe “grondwet” – een geheel van “fundamentele wetten” – is doordrenkt van een religieus mysticisme dat bol staat van patriottische symbolen zoals de verwijzing naar de “heilige kroon” die voor het duizendjarige Hongaarse rijk staat. Het lijkt een operette, maar steeds minder Hongaren kijken ernaar met plezier. Volgens peilingen vindt 60 % dat het onder de communisten beter was en meer dan 90% vindt dat Hongarije de verkeerde weg opgaat.
Onrecht
Trianon was in 1920 een verlengstuk van Versailles. En inderdaad een eigenaardig annex, want niet in overeenstemming met de “Wilson doctrine” van de overwinnaars van de Eerste Wereldoorlog. De toenmalige Amerikaanse president Woodrow Wilson vond dat Europa alleen maar vrede kon kennen als het de grote nationaliteitenproblemen oploste. En dat kon best gebeuren door de grote multinationale imperiums op te doeken en de staatsgrenzen zo te tekenen dat er niet teveel minderheidsproblemen restten, dus staten die zoveel mogelijk etnisch homogeen waren.
Bij de verliezers zaten twee grote multinationale rijken: het Habsburgse met zijn Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie en het al langer in verval zijnde Turks-Ottomaanse Rijk. In een derde imperium, dat van de Russische tsaren, was er een revolutie geweest die het probleem van de nationaliteiten binnen zijn grenzen wou oplossen, maar nog jaren in oorlog zou zijn.
Hongarije behoorde dus tot de verliezers. Het Hongaarse deel van de Dubbelmonarchie omvatte naast het huidige Hongarije ook nog Slovakije met de stad Poszony (Bratislava), Transsylvanië, een stukje Oekraïne. Op de vredesconferentie na de oorlog, verklaarde de Hongaarse vertegenwoordiger dat Hongarije een natuurlijk recht had om de volkeren in de regio te domineren.
Intussen had een coalitie van sociaaldemocraten en communiste onder leiding van Béla Kun in Boedapest een “Radenrepubliek” uitgeroepen. Kun, communist én nationalist, nam de touwtjes in handen en verzette zich tegen de plannen om Hongarije gevoelig in te krimpen. Gesteund door de grote mogendheden viel het Roemeense leger binnen en maakte samen met het Hongaarse contrarevolutionaire “Witte Leger” een einde aan de kortstondige Radenrepubliek. Dit werd het begin van de heerschappij van admiraal Miklos Horthy. Horthy werd een loyale bondgenot van Mussolini en later Hitler, hij zou tot 1944 aan de macht blijven.
De angst voor de communisten en de Hongaarse pretenties speelden mee in het vastleggen van de nieuwe Hongaarse staatsgrenzen: in het paviljoen van Trianon, annex van Versailles, werd het grondgebied nog een beetje kleiner dan aanvankelijk gepland. Zo ontstonden meteen grote Hongaarse minderheden binnen vooral Roemenië en Tsjecho-Slowakije. Horthy zou onophoudelijk hameren op het onrecht van Trianon dat moest hersteld worden.
Horthy
Voor Orbans partij Fidesz is 1944 een magische datum. Daarvoor was Hongarije zichzelf. In 1944 had Hitler Horthy, die een aparte vrede met de Geallieerden wou, opzij gezet en eind dat jaar verdreef het Rode Leger de nazietroepen. Vanaf dan begon volgens de Hongaarse nationalisten een periode van vreemde bezetting waarvan de erfgenamen volgens hen Hongarije weer willen onderwerpen. Antisemitisme is hierbij niet ver weg, veel communisten waren van joodse afkomst en het internationaal kapitalisme dat Hongarije nu zoveel leed bezorgt, wordt toch ook door joden gedomineerd, aldus de partij Jobbik, de uiterst-rechtse partij wier ideeën steeds meer door Fidesz worden overgenomen.
Jobbik ijvert al langer voor de rehabilitatie van Horthy en diens regime en dat is nu aardig bezig. Het antisemitisme van dat regime en Horthy’s rol in de Hongaarse oorlogsdeelname aan Duitse zijde worden onder de mat geveegd.
De ideologen van Fidesz hechten veel belang aan symbolen om het zelfbeeld van de Hongaren bij te werken. In dorpen en steden waar ze het voor het zeggen hebben, bijna overal, worden monumenten opgetrokken met Turul, de magische arend van de Hongaren, en met aanklachten tegen Trianon. De staatssecretaris voor onderwijs, Rozsa Hoffmann, stuurde ca honderd bladzijden instructies naar de leerkrachten waarin ze aanwijzingen geeft hoe ze die enorme catastrofe uit vorige eeuw moeten aanbrengen.
In diezelfde lijn worden ook standbeelden opgeruimd. Het beeld van de bekende dichter Attila Jozsef, een tijdje communistisch militant ten tijde van Horthy, moet weg van het plein voor het parlement, samen met dat van Lajos Kossuth, de held van de opstand tegen de Habsburgers in 1848. Het plein moet er weer uitzien zoals het was vóór 1944, aldus Orban.
Buren
Die bewerkingen van de geschiedenis wekken onrust bij de Slovaakse en Roemeense buren. In Slovakije zijn er ca een half miljoen etnische Hongaren, rond tien procent van de bevolking. Slechts zeer weinigen zijn ingegaan op de mogelijkheid ook staatsburger van Hongarije te worden. Trianon leeft er niet opvallend.
Dat is wel het geval in Transsylvanië, een deel van Roemenië dat tot 1918 onder Hongaarse bestuur stond. Vooral in twee provincies met sterke Hongaarse concentraties, in het midden van het land, worden de jongste maanden Roemeense vlaggen door Hongaarse vervangen, om duidelijk te maken dat de droom van een nieuwe Groot-Hongarije levendig is. Steeds meer Hongaren maken van elke gelegenheid gebruik om te laten zien dat ze zich geen staatsburgers van Roemenië voelen. Na een hockeymatch op 16 december tussen Hongarije en Roemenië weigerden de etnische Hongaren van de Roemeense ploeg het Roemeense nationaal volkslied mee te zingen, ze zongen wel dat van Hongarije.
(Uitpers nr. 139, 13de jg., februari 2012)