Of de Catalanen zondag 1 oktober 2017 echt een referendum over onafhankelijkheid kunnen houden lijkt weinig waarschijnlijk. De Spaanse staat heeft grote en zware middelen ingezet om het te voorkomen. Waarom is niet heel duidelijk. De regering in Madrid mag er tegen zijn, maar ze fnuikt hoe dan ook de vrije meningsuiting, de vrijheid van opinie. Een referendum leidt immers niet zomaar automatisch tot onafhankelijkheid. Bovendien gaven de opiniepeilingen aan dat de meerderheid van de Catalanen tegen onafhankelijkheid zou stemmen. Het verzet van Madrid lijkt eerder een oprisping van het “zwarte Spanje” van dictator Francisco Franco (1892-1975), waarvan de Partido Popular van premier Mariano Rajoy de erfgenaam is.
Of de Catalanen recht hebben op onafhankelijkheid is een academische vraag, waarop het antwoord alle richtingen kan uitgaan. Hadden de Amerikanen in de 18de eeuw het recht om gewapenderhand in opstand te komen tegen Groot-Brittannië en hun onafhankelijkheid van Londen uit te roepen? Mochten de “Belgische patriotten” in 1830 de troepen van Willem I van het Koninkrijk der Nederlanden het land uitjagen om een Koninkrijk België op te richten?
In de stad Lokeren bv. zorgde een minderbroeder van het plaatselijk Franciscanenklooster in de jaren 1920, kort na de Eerste Wereldoorlog, die voor een Vlaamse reflex had gezorgd, voor beroering in de Katholieke Partij, toen hij in het lokale katholieke weekblad De Vrije Stem betoogde dat de scheiding van Noord en Zuid onwettelijk was geweest. De pater kreeg het verwijt dat hij de “nationale eenheid” in die moeilijke tijden in gevaar bracht en kreeg een schrijfverbod opgelegd. Zo ook wil Spanje nu dat iedereen zijn mond houdt.
Corona de Aragon
Catalonië kwam op in de 10de eeuw toen het Frankische rijk verbrokkelde en overal in Europa vorstendommetjes ontstonden, die in de loop der eeuwen geleidelijk aan weer samensmolten tot de staten. Vanaf de 12de eeuw evolueerden het graafschap Barcelona, het koninkrijk Aragon en Valencia, tot de “Corona de Aragon” (de Kroon van Aragon). Die entiteit bleef tot in de 18de eeuw bestaan. Ook nadat Aragon en Castilië via een personele unie, door het huwelijk van Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië in 1469, de basis legden van het moderne Spanje. Maar die unie was geen samensmelting: Castlilië en Aragon behielden hun eigen instellingen. Zo was het bv. mogelijk om aan het gerecht van Castilië te ontsnappen door naar Aragon te vluchten.
De Corona de Aragon kende een grote expansie in de 15de eeuw. Bijna heel de zuidelijke rand van Frankrijk, tot en met de Provence, kwam onder haar controle. Peter van Aragon kreeg van de Sicilianen het koningschap aangeboden nadat zij de gehate Franse Karel van Anjou hadden verjaagd door de “Siciliaanse Vespers” van 1282. Door verovering kwam ook Napels in handen van Aragon-Castilië.
In 1700 echter overleed de Spaans-Habsburgse koning Karel II zonder mannelijke erfgenamen. Hij had een kleinzoon van de Franse koning Lodewijk XIV, Filips, als opvolger aangeduid, maar dat werd betwist door de Oostenrijkse tak van de Habsburgers en andere Europese staten, die vreesden voor een te sterk Frankrijk. Er volgde een 13 jaar durende successieoorlog die daarna diplomatiek werd afgewikkeld door enkele verdragen. Het compromis behelsde Filips toch koning van Spanje kon worden, maar dat Frankrijk zich niet met Spanje zou moeien. De Zuidelijke Nederlanden en de Spaanse bezittingen in Italië gingen van de Spaanse Habsburgers over naar de Oostenrijkse tak.
Absolutisme
Filips van Spanje was niet voor niets de kleinzoon van Lodewijk XIV, die jarenlang oorlog had gevoerd tegen zijn buren om meer gebied onder zijn controle te krijgen. (Het huidige Frans-Vlaanderen werd door hem veroverd, evenals gebieden die tot het Duitse rijk behoorden). “Le roi soleil”, zoals Lodewijk XIV werd genoemd, was een absolute vorst. Zijn kleinzoon volgde zijn voorbeeld. En zo verloor de “Corona de Aragon” haar instellingen, autonomie en taal in 1717. De dag dat dit gebeurde, 11 september, is nu de Diada, de nationale feestdag van Catalonië.
Vanaf de 19de eeuw kende Spanje een roerige periode. Te beginnen met de inval van de troepen van Napoleon in 1808. De Spanjaarden verzetten zich met hand en tand tegen Fransen en voerden zes jaar lang een wrede guerrillaoorlog. De gruwelen daarvan zijn terug te vinden in het werk van de Spaanse schilder Francisco de Goya (1746-1828). Het werd een Spaanse Bevrijdingsoorlog die eindigde in 1814, nadat de Britse hertog van Wellington de Franse troepen had verdreven.
Verder waren er opvolgingsproblemen en –oorlogen, afgewisseld met republikeins bewind. Onder de tweede Spaanse republiek kreeg Catalonië opnieuw autonomie in 1932. Twee jaar later riep Catalonië zijn onafhankelijkheid uit, die snel werd ongedaan gemaakt. Nog eens twee jaar later brak de Spaanse burgeroorlog (1936-1939) uit, waarin Barcelona en de anarchisten een belangrijke rol speelden. Door gebrek aan steun van de Europese democratieën kon generaal Franco de oorlog winnen en zijn dictatuur instellen, waaronder alle autonomie van de regio’s, waaronder Catalonië, terug werd afgeschaft. Ook het Catalaans werd verboden
Opnieuw autonoom
In 1975 overleed de dictator. Zonder opvolger want de man die hem had moeten opvolgen, admiraal Luis Carrero Blanco, kwam op 20 december 1973, om bij een spectaculaire aanslag van de Baskische afscheidingsbeweging ETA. Die had een zware bom geplaatst in een tunnel onder een straat in Madrid, waar de admiraal geregeld door reed. Door de explosie werd zijn wagen over een huis gekatapulteerd.
Franco, die na de burgeroorlog alle macht aan zich had getrokken en van geen nieuwe koning wilde weten, zocht de laatste jaren van zijn leven toenadering tot pretendenten van de troon. Hij koos voor prins Juan Carlos, die in 1975 koning werd. Juan Carlos heeft de enorme verdienste gehad dat hij, ondanks fel verzet van het franquistische establishment, de weg naar de democratie opende. Bij die democratisering hoorde ook een in de grondwet van 1978 vastgelegde regionalisering, waaronder het land in 16 autonome gemeenschappen werd verdeeld. Voor de Basken was dat niet voldoende. De onafhankelijkheidsbeweging ETA bleef tot oktober 2011 actief en leverde pas dit jaar april haar wapens in.
Catalonië telde eerder ook gewapend verzet van beperkte omvang, maar werkte vooral institutioneel verder. Het verkreeg in 2006 een nieuw autonomiestatuut, waarin het ook als “natie” werd erkend. Dit tot grote woede van het sterk op centralisme gestelde “zwarte Spanje”, waarin rechts en de kerk nauw samenwerken. De rechtse Volkspartij (Partido Popular) richtte zich tot het Grondwettelijk Hof met eis de term “natie” uit het statuut te doen schrappen. Dat door rechts beheerste gerechtshof ging daar in 2010 op in. Inmiddels waren er in 2009 en in 2011 op vele plaatsen in Catalonië referendums gehouden over onafhankelijkheid, waarbij de opkomst maar mager was. In 2013 keurde het Catalaanse parlement een “Soevereiniteitsverklaring” goed, waarin ook het recht op zelfbeschikking werd opgenomen. Een verklaring die nietig werd verklaard door het Constitutioneel Hof.
Van consultatie tot referendum
De volgende stap van de aanhangers van onafhankelijkheid in Catalonië was het organiseren, op 9 november 2014, van een niet-bindende “consultatie over onafhankelijkheid”. Die had plaats ondanks een verbod door het Grondwettelijk Hof. Van de deelnemers koos 80 % voor onafhankelijkheid, maar de opkomst was wat teleurstellend. Het gerecht spande processen in tegen Artur Mas, president van “Generalitat de Catalunya”, en enkele ministers, die wegens ongehoorzaamheid een verbod van twee jaar op politieke activiteit en fikse geldboetes kregen.
Dat schrikte Carles Puigdemont, de opvolger van Mas, niet af om op de ingeslagen weg verder te gaan. De Spaanse regering zette dit keer de zware kanonnen in om te voorkomen dat de Catalanen op 1 oktober 2017 hun voorkeur zouden te kennen geven over de toekomst van hun autonoom gebied. Via het Grondwettelijk Hof werd het referendum opnieuw verboden. Ambtenaren en politici werden opgepakt, er werden massaal huiszoekingen verricht, honderdduizenden stembiljetten werden in beslag genomen, 10.000 politiemannen werden naar Catalonië gestuurd om te verhinderen dat de stembureaus open zouden gaan. Kortom, de regering doet er alles aan om de Catalanen nog verder tegen zich in het harnas te jagen en de eis naar onafhankelijkheid sterker te maken.
Ondemocratisch Europa
Van Catalaanse kant is de Europese Unie gevraagd om te bemiddelen. Zonder resultaat. Vrijheid van meningsuiting behoort officieel tot de “waarden” van de Unie, maar zoals alle andere zgn. Europese waarden, slechts in theorie. Dat blijkt nu ook in Catalonië, waar ze niet opkomt voor dat recht. En ook niet in de Europese instellingen zelf. Onlangs liet de voorzitter van de Europese Commissie, Jean-Claude Jüncker, weten dat hij er zal voor zorgen dat partijen en groepen die kritiek hebben op de werking van de EU geen Europese subsidies meer zullen krijgen voor hun projecten. Leve de Unie van Mouwvegers!
“Democratie” is één andere van de waarden die de Unie zegt te bevorderen. De resultaten in landen als bv. Oekraïne en Kosovo zijn alles behalve schitterend. Daar is de macht in handen gekomen van uiterst dubieuze figuren, zelfs oorlogsmisdadigers. Maar die krijgen zonder problemen geld en politieke steun. De Grieken moeten volgens Europa maar creperen omdat ze het aangedurfd hebben om kortstondig enig verzet te bieden tegen de eisen van de Duitse christen-democratische minister van financiën Wolfgang Schäuble en diens “socialistische” Nederlandse collega Jeroen Dijsselbloem. Oekraïne daarentegen kreeg onmiddellijk een schuldverlichting van 20 %. En kan op ruime financiële middelen rekenen, ook al stelt men in Brussel enigszins gegeneerd vast dat een deel van dit geld in de verkeerde zakken terecht komt. Maar ja, om Rusland te pesten moeten de Europese burgers er dat maar bijnemen.
Ten slotte Europa zelf. De laatste maanden is er veel te doen rond de hervorming van de Europese Unie, worden er plannen gesmeed om ze een nieuw elan te geven. Maar nergens is er sprake van om van Europa zelf een democratie te maken, om de burger ook een zeg te geven, om referendums over de EU niet langer te omzeilen en afgewezen voorstellen toch door te drukken. Dat zou het geloof van de burger in de EU kunnen bevorderen. Het zou ook goed een voorbeeld zijn, en van consequentie getuigen, voor de landen die nu constant lessen in democratie krijgen van een instelling die er zelf haar voeten aan veegt.