Het zat er aan te komen: de Spanjaarden kunnen dit jaar al voor de derde keer naar de stembus en voor een vierde legislatieve in vier jaar tijd. Op 28 april van dit jaar werd de sociaaldemocratische PSOE met 27,6 procent van de stemmen de winnaar van de verkiezingen, maar haar leider Pedro Sánchez slaagde er niet in om een coalitieregering samen te stellen. De PSOE werd wel de grootste partij met 123 zetels, maar kwam niet aan de vereiste 176 zetels om een parlementaire meerderheid te vormen. Ook niet met Unidas Podemos (een coalitie van Podemos, het communistische Izquierda Unida en het groene Equo) die bleven steken op 12 procent van de stemmen of 42 zetels. De drie rechtse partijen ( Partido Popular (PP), Ciudadanos en het extreemrechtse Vox) kwamen niet aan een meerderheid zodat Sánchez als leider van de grootste partij op zoek moest naar een of enkele coalitiepartners. Pedro Sánchez en Pablo Iglesias, leider van Izquierda Unida, hebben elkaar in de voorbije maanden vaak in het wit van de ogen gekeken tijdens de onderhandelingen om een linkse minderheidsregering te vormen – de Baskische en Catalaanse nationalistische partijen wilden zich bij de investituur ervan onthouden – maar die gesprekken hebben uiteindelijk niets opgeleverd zodat er niets anders opzat dan opnieuw verkiezingen uit te schrijven.
Gebakkelei op links
Wat is er misgelopen? De PSOE wilde het liefst alleen een minderheidsregering vormen met een gedoogsteun van Podemos in het parlement, maar Izquierda Unida wilde coûte que coûte haar plaats opeisen in een socialistische regering en dat leidde tot een eindeloos gebakkelei over ministerposten en bevoegdheden. Eigenlijk wensten beide politici nieuwe verkiezingen omdat zij voor links gunstig zouden kunnen uitvallen. Volgens een zeer recente peiling zou de PSOE, mocht er nu gestemd worden, bijna 30 procent van de stemmen halen terwijl Izquierda Unida zou terugvallen op 8,9 procent. De rechtse partijen zouden verder klappen krijgen (11,6 procent voor de PP, 7,4 procent voor Ciudadanos en Vox zou slechts 3,3 procent van de stemmen halen).
PSOE contra Podemos
Het water tussen beide linkse partijen bleek dus te diep en de oorzaken daarvan hadden meer met partijpolitieke belangen te maken dan wel met bezorgdheid om de slagkracht van de linkerzijde te verhogen. Pedro Sánchez wilde de politiek die de PSO heeft gevoerd na het Francotijdperk blijven doorvoeren: alles wat links staat van de PSOE bekampen. Sinds het ontstaan van Podemos uit de indignados-beweging is in de Spaanse politiek een nieuwe kandidaat ter linkerzijde opgestaan en dan nog wel een met heel veel ambitie. Pablo Iglesias heeft het nooit onder stoelen of banken geschoven dat Podemos een sorpasso aan de linkerzijde wilde realiseren. De PSOE politiek voorbijspringen dus. Podemos, in 2014 opgericht in linkse kringen, haalde heel snel een hoge score, maar is intussen behoorlijk teruggevallen. Door interne spanningen, onder andere met mede-oprichter Íñigo Errejón, maar zeker ook door de overgang van een beweging van onderuit naar een partij waarin Pablo Iglesias steeds duidelijker de leidersfiguur werd, dreigt Podemos steeds meer een gewone politieke partij te worden waarin vele indignados van het eerste uur zich niet meer kunnen vinden. Ook Iglesias wenste eerder nieuwe verkiezingen om aan zijn achterban duidelijk te maken dat hij zich niet wilde laten inpakken door de PSOE.
Spelen met vuur
Beide heren spelen echter met vuur, want terwijl beide linkse partijen het gras voor elkaars voeten proberen weg te maaien, lachen rechts en extreemrechts in hun vuistje. Het is immers lang niet zo zeker dat op 10 november de opkomstcijfers van 28 april herhaald zullen worden. Algemeen wordt aangenomen dat toen veel meer kiezers kwamen opdagen om extreemrechts te counteren, maar de vraag is maar of er geen verkiezingsmoeheid zal optreden in dit jaar van drie Spaanse verkiezingen.
En er is nog een ander gevaar dat op de loer licht. Tussen nu en 10 oktober wordt het vonnis verwacht van ‘het proces van de eeuw’ waarbij 18 Catalaanse separatisten dreigen veroordeeld te worden tot zeer zware gevangenisstraffen op basis van het beruchte grondwetsartikel 155. Bijna dagelijks wordt heel Spanje via de televisie geconfronteerd met die mediatieke show waarin strenge rechters, advocaten, openbare ministerie en negen beklaagden, netjes gerijd in hun strafbank, de hoofdrollen toebedeeld krijgen. Koninkrijk of republiek, links of rechts, het subnationalisme van een Catalaanse minderheid of dat van een Spaanse meerderheid? De Spaanse geesten zijn daarover grondig verdeeld en de vermenging van al die politieke topics kan leiden tot een vreemd en onvoorstelbaar stemgedrag.
En de verdeeldheid op links dreigt nog toe te nemen. Vandaag verneem ik uit de Spaanse pers dat er nog een derde linkse kandidaat zal opkomen op 10 november. Íñigo Errejón, de mede-lijsttrekker van Más Madrid die op 25 mei door rechts in Madrid uit het gemeentebestuur werd gehouden, wil nu opkomen voor de parlementsverkiezingen. Más Madrid wil zich geen kandidaat stellen in heel Spanje, maar alleen in die provincies zoals Madrid, Barcelona, Sevilla, Zaragoza en Málaga en andere waar zij minstens zeven zetels hopen te halen. Volgens eigen zeggen wil Íñigo Errejón op die manier ontgoochelde linkse kiezers aanspreken om toch nog een nuttige stembusstem uit te brengen om het gevaar af te houden dat een rechtse coalitie zou profiteren van de verdeeldheid van links. Als dat maar geen boemerang in eigen gezicht wordt…
10 november wordt een nieuwe spannende dag in de Spaanse politiek. Hopelijk zal dan niet blijken dat de linkerzijde in dat land een historische vergissing heeft begaan door niet eerder een regering te hebben gevormd.