Jarenlang werd de Spaanse burger voorgehouden dat er geen alternatief bestond, het politieke model was wat het was en kon hooguit wat bijgeschaafd worden hier en daar. Dankzij de vele burgerbewegingen waaronder de zogenaamde indignados is nu meer dan ooit duidelijk dat er wel degelijk een andere, rechtvaardigere manier is om aan politiek te doen.
Als we het neoliberale systeem vergelijken met een bijna doldraaiende machine, dan is de regerende partij Partido Popular (PP) van premier Rajoy de ijverige technicus die de machine ten allen prijze wil laten draaien. De grootste oppositiepartij Partido Socialista (PSOE) wil dan weer dat er milieuvriendelijke olie wordt gebruikt en dat er geluiddempende platen worden geplaatst om de geluidsoverlast te beperken, maar dat maakt de machine natuurlijk niet minder machine.
Dit tweepartijenstelsel brokkelt nu zienderogen af: haalden PP + PSOE in 2007 nog 71% van de stemmen binnen, dan is dat aantal bij de gemeentelijke en regionale verkiezingen van afgelopen zondag geslonken tot 51%. Veelzeggend in dit opzicht is dat de steeds nerveuzere beursgenoteerde bedrijven van de IBEX 35 hebben opgeroepen tot een pact tussen PP en PSOE “om de stabiliteit van het land te garanderen”.
De rechts-conservatieve Partido Popular blijft wel de meeste stemmen halen (meer dan 6 miljoen), maar verliest op heel veel plaatsen zijn absolute meerderheid en kan dus buitenspel gezet worden indien de andere partijen een coalitie vormen. Zelfs in steden waar de PP decennia lang ongenaakbaar leek kreeg de partij zware klappen.
“Trop is te veel”
De gigantische corruptieschandalen rond de partij zijn daar niet vreemd aan, al is het vrijwel voor het eerst dat dergelijke praktijken ook daadwerkelijk merkbaar afgestraft worden in het stemhokje. Er lijkt een soort van ‘point of no return’ bereikt waarbij de wansmakelijke praktijken van de politici echt niet langer gepikt worden, “trop is te veel” wist ook een voormalige Belgische eerste minister al.
Niet dat ze bij de PP de bui niet zagen hangen, de verkiezingscampagne was vooral gebaseerd op het in diskrediet brengen van de tegenstanders en dan met name de “radicaal-linkse” formaties als Podemos. Er werd verwezen naar de Baskische beweging ETA, naar Venezuela en zelfs naar Stalin, maar tevergeefs: als je de mensen alles afneemt wat ze hebben, neem je ook hun angst voor verandering weg.
De typische verdeeldheid aan de linkerzijde maakte in het verleden dat de Partido Popular weg kon komen met zoveel corruptie, cliëntelisme en zelfverrijking. Nu sloegen voor het eerst alle plaatselijke linkse organisaties de handen in elkaar (het motto “think globally, act locally” is plots opnieuw helemaal aan de orde) om als één sterk blok op te komen, en het succes was overweldigend.
Het klassieke argument van rechts was: “veel geschreeuw maar zonder concrete ideeën”; op verbazend korte tijd hebben ze nu ongelijk gekregen. Partidos instrumentales worden ze intussen genoemd, tijdelijk gevormde partijen die louter dienen om samen de traditionele partijen te bestrijden en die bestaan uit activisten, burgerbewegingen, platformen van specifieke sectoren (bijv. onderwijs en geneeskunde), milieubewegingen enz.
Veel breder dan Podemos
De partij Podemos, die de protesten van de indignados tegen de snoeiharde besparingsmaatregelen wist te kanaliseren, heeft een belangrijk aandeel in dit succes, maar het gaat veel breder dan dat. Een voorbeeld is Barcelona, waar Ada Colau wellicht de nieuwe burgemeester wordt. Zij streed jarenlang tegen de verplichte huisuitzettingen door de politie en riskeerde daarbij lijf en leden. Nu krijgt ze het vertrouwen van de Catalanen om iets te doen aan de groeiende ongelijkheid en achterstelling in de stad, oogluikend toegestaan door de tot dan toe heersende regionale partij CiU.
Opmerkelijk is trouwens dat de nationalistische partijen in Catalonië en Baskenland het niet denderend gedaan hebben, de bevolking lijkt in te zien dat afscheuring van Spanje als voornaamste verkiezingsbelofte niet voldoende is om ook voor meer welzijn voor iedereen te zorgen.
Ook in Madrid is er waarschijnlijk een omwenteling op komst: de charismatische rechter Manuela Carmena (zie foto) — 71 jaar intussen maar met een geweldige drive — lijkt er de nieuwe burgemeester te gaan worden. Zij is evenmin direct verbonden aan Podemos en is eerder een verzoenende figuur die alle stromingen samenbrengt. Het contrast met de vorige burgemeester van de hoofdstad kan alvast niet groter zijn: zelfs de ferventste PP-aanhanger geeft toe dat uittredend burgemeester Ana Botella als enige verdienste had dat ze de vrouw is van PP-boegbeeld en ex-premier Aznar, haar beleid is dan ook rampzalig gebleken. De derde grootste stad van het land, Valencia, krijgt mogelijk ook een linkse en vrouwelijke burgemeester zodat er echt wel gesproken kan worden van een paleisrevolutie.
Makkelijk zullen de drie dames het niet krijgen want de Partido Popular zal een keiharde oppositie leveren en er alles aan doen om hen te boycotten. Bovendien moeten ze om te regeren allerhande compromissen sluiten met andere partijen die niet altijd op dezelfde golflengte zitten. In de kleinere/rijkere steden en op het platteland heeft de Partido Popular nog altijd een stevige basis, maar de geschiedenis van het land leert dat de grote omwentelingen er altijd in gang worden gezet in de grote steden. Het wordt dus uitkijken naar de nationale verkiezingen van eind dit jaar, de presidente invisible Mariano Rajoy is er zeker niet gerust in…