Wie in Spanje jonger is dan 30 weet niet wat het is te leven zonder de dreiging van ETA. Net als zijn voorgangers wil nu ook de Spaanse premier José Luis Rodríguez Zapatero vredesgesprekken aanvatten met de Baskische afscheidingsbeweging, maar of het zover komt is zeer de vraag.
De politieke situatie is er in Euskadi niet eenvoudiger op geworden na de recente verkiezingen van 17 april. De partij van Baskisch president (lehendakari) Ibarretxe, het gematigd nationalistische PNV, kreeg stevige klappen, wat velen interpreteren als een afstraffing voor diens project van een “Baskische staat in vrije associatie met Spanje”. Intussen is nog steeds geen nieuwe Baskische regering samengesteld en ging aan de verkiezing van de nieuwe voorzitter van het Baskische parlement wekenlang gekibbel vooraf (uiteindelijk werd Izaskun Bilbao van de PNV verkozen – als eerste vrouwelijke voorzitter overigens). Een ander twistpunt handelt rond de Partido Comunista de las Tierras Vascas (EHAK), de politieke formatie die 9 zetels wist te behalen en “waarvan niemand echt de herkomst goed kent”, aldus de Spaanse conservatieve krant El Mundo. Het is voorlopig afwachten of deze jonge partij erin slaagt afstand te nemen van het discours van het buiten de wet gestelde Batasuna.
De Spaanse premier Zapatero ziet zichzelf graag als de meest geschikte persoon om dit politieke kluwen te ontwarren, maar als voorzitter van de centralistische Partido Socialista Obrero Español (PSOE) verdedigt hij uiteraard belangen die niet altijd overeenstemmen met die van de Baskische burgers. Dat een langdurige en stabiele politieke oplossing voor Spaans Baskenland staat of valt bij een vreedzame afloop van het conflict met ETA heeft Zapatero wel goed begrepen. Nu het Spaanse parlement (de Cortes Generales) een motie heeft goedgekeurd dat de regering van Zapatero de toestemming geeft om een vredesdialoog met ETA op te zetten, laait de hoop voor een spoedig einde van het separatistische geweld weer op. Het is echter niet de eerste keer dat de centrale regering toenadering zoekt tot de terreurgroep: reeds in 1981 sloot de toenmalige regeringspartij, het centrumrechtse UCD van premier Adolfo Suárez, een akkoord af met toplui van de afscheidingsbeweging. Terwijl een belangrijk deel van ETA vond dat het gebruik van geweld overbodig was geworden na de dood van dictator Franco in 1975 en de wapens dan ook neerlegde, zag een kleine groep dissidenten (bekend als de “octavos”) dat anders. Zij besloten de gewapende strijd verder te zetten en zelfs te verhevigen – tot op heden. Ook tijdens de daaropvolgende socialistische regeringen onder leiding van Felipe González (1982-1996) werd herhaaldelijk onderhandeld met de terreurgroep, voornamelijk in Algiers (indertijd een beruchte schuilplaats voor internationale terroristen), maar verder dan een staakt-het-vuren van een tweetal weken in 1989 is het toen niet gekomen. Het Baskische vraagstuk leidde trouwens het einde in van het tijdperk González, toen midden jaren ‘90 uitlekte dat de doodseskaders GAL (Antiterroristische Bevrijdingsgroepen) een “vuile oorlog” hadden ondernomen tegen ETA met medewerking en financiële steun van de staat.
Opmerkelijk is dat zelfs de conservatieve volkspartij Partido Popular (PP) van voormalig premier José María Aznar (1994-2004) heeft gepoogd om het ETA te overtuigen tot het tekenen van een vredesverdrag. De PP, momenteel de grootste oppositiepartij na de smadelijke verkiezingsnederlaag van het voorbije jaar, is namelijk een fervent tegenstander van de plannen van de huidige regering om te onderhandelen met ETA, naar eigen zeggen omdat “met moordenaars niet te onderhandelen valt”. Aznar stuurde in 1999 persoonlijk enkele van zijn medewerkers naar Zürich om er te onderhandelen met de afscheidingsbeweging, maar volgens recente verklaringen van de voormalige regeringsleider was dat enkel “om te kijken of ETA bereid was zich over te geven”.
Ten slotte is ook de recente dialoog van de voormalige Catalaanse vice-president Josep Lluís Carod-Rovira met ETA het vermelden waard. Carod-Rovira, leider van de Catalaanse links-republikeinse partij ERC, gaf midden vorig jaar toe dat hij enkele maanden tevoren een geheim overleg had gevoerd (“als privé-persoon, niet uit naam van de regering”) met leden van ETA in het Franse Perpignan om een staakt-het-vuren af te dwingen binnen Catalonië. Door het uitlekken van het nieuws diende Carod-Rovira af te treden als Catalaans vice-president en ei zo na werd het ERC-kopstuk ook juridisch vervolgd, maar feit is dat ETA geen aanslagen meer heeft gepleegd op Catalaans grondgebied sinds het veelbesproken bestand werd afgesloten.
De uitdaging waarvoor Zapatero staat is dus enorm. ETA mag dan wel danig verzwakt zijn door de arrestatie van verschillende van zijn kopstukken en de harde aanpak door de ordediensten, de recente aanslagen (gelukkig zonder slachtoffers) bewijzen dat de terreurgroep nog steeds in staat is om geweld te gebruiken waar en wanneer het dat wil. Voor de Spaanse premier is een wapenstilstand een conditio sine qua non voor elke verdere stap in het vredesproces, maar enkele heikele punten (situatie van de politieke gevangenen, de recente aanhouding van Batasuna-boegbeeld Otegi,..) staan de verwezenlijking daarvan vooralsnog in de weg.
(Uitpers, nr. 65, 6de jg., juni 2005)