Alexander Solzjenitsyn, eerder deze maand op 89-jarige leeftijd overleden, haalde verscheidene keren het ruime wereldnieuws. Vooral zijn Nobelprijs Literatuur in 1970 en de verschijning van de Goelag Archipel maakten van hem een van de mediamonumenten van de 20ste eeuw.
Het boek ‘Goelag Archipel’ sloeg indertijd in als een bom. Het was alsof de wereld de gruweldaden van het stalinisme herontdekte, ook al waren er vanaf 1938 al meer dan genoeg geloofwaardige getuigenissen daarover. De Goelag herinnerde aan het stelselmatig karakter van die gruwel, bovendien bekeken vanuit een grondige anticommunistische visie, daar waar de eerste aanklachten tegen het stalinisme uit linkse hoek kwamen.
De verschijning van het eerste deel van die “Goelag Archipel” was begin 1974 zelfs de opening van het tv-journaal waard. Ik herinner me nog hoe de journalist toen het tv-journaal opende in een bombastische stijl die normaal alleen gebruikt wordt om een wereldoorlog aan te kondigen. Het was inderdaad geen gewoon boek, deze monumentale – ook inzake volume – aanklacht tegen het stalinisme als systeem. De auteur, Alexander Solzjenitsyn – toen 55, had daarenboven in 1970 de Nobelprijs Literatuur gekregen, wat er nog een extra gewicht aan gaf.
Met die status van Nobelprijswinnaar kon het Kremlin zich moeilijk veroorloven de auteur op te sluiten, zoals het met andere dissidenten gewoonlijk deed. Joeri Andropov, leider van de geheime dienst KGB en na de dood van Leonid Brezjnev in 1981 even partijleider, had een andere oplossing: verbanning. Zodat Solzjenitsyn op een winterse dag in het Duitse Eifelgebergte belandde, bij zijn collega Nobelprijswinnaar Heinrich Böll waar de wereldpers hem opwachtte.
Böll en Solzjenitsyn hadden op het eerste gezicht weinig met elkaar gemeen. Böll een linkse criticus van het Duitse establishment, Solzjenitsyn een zeer conservatieve criticus van het Sovjetregime. Beiden kwamen op hun manier op voor vrijheid van meningsuiting. Maar het is overdreven Solzjenitsyn voor te stellen als een verdediger van vrijheden in het algemeen, hij had de laatste jaren van zijn leven bewondering voor de autoritaire Vladimir Poetin en het was geen toeval dat diens opvolger Dimitri Medvedev zijn begrafenis bijwoonde.
Slavofiel
Solzjenitsyn had één grote constante in zijn werk en leven, iets wat men meestal aanduidt met de “Russische ziel”. Solzjenitsyn was een fervente Slavofiel, in tegenstelling tot intellectuelen en kunstenaars die meer bij de andere kant, de rest van Europa, aansluiting zochten. Voor Solzjenitsyn hebben de Russen aan die kant weinig te zoeken, zij moeten hun eigenheid, hun ziel, verdedigen. En die wordt voor veel Slavofielen als Solzjenitsyn vooral belichaamd door de Russisch-orthodoxe kerk en haar hiërarchie met wie Poetin goed opschiet (ook Stalin gebruikte die trouwens vanaf 1941 in zijn grote draai naar het Grootrussisch chauvinisme).
In die Slavofilie vinden we vaak ook antisemitische accenten. Het laatste werk van Solzjenitsyn “Twee eeuwen samenleven”, gaat over Russen en Joden in Oost-Europa. Daarin heeft hij het wel over de vruchten van het treffen tussen “de joodse ziel en de Russische”, maar ook over de zogenaamde wederzijdse rancunes. De auteur beklemtoont echter vooral – zich steunend op horen zeggen en oude Russische boeken – de negatieve kanten van de joden. Hij begeeft zich daarmee op het gladde ijs van het antisemitisme dat zo vaak in die Slavofilie opduikt.
Dit en vooral zijn conservatieve kijk op de maatschappij, hadden hem trouwens heel wat vijandigheid opgeleverd tijdens zijn lange verblijf in de Verenigde Staten waar hij zich vanaf 1976 in ballingschap vestigde. Zijn uiterst conservatieve kritiek op de Amerikaanse samenleving, op de maatschappelijke vrijheden, deed veel van zijn bewonderaars twijfelen aan het wereldbeeld van de auteur.
Getuige
Zijn grote verdiensten liggen zeker niet in zijn werk als historicus, maar in zijn literaire getuigenissen over de zwartste jaren van het Sovjet-communisme. Een groot deel van zijn werk, in totaal 6.600 bladzijden, gaat wel over het Rusland van vóór de Revolutie van 1917, maar zeker buiten Rusland heeft dat veel minder belang.
Zijn literair talent kwam naar buiten in 1962 met het ophefmakende “Een dag uit het leven van Ivan Dennisovitsj”, een monumentaal werk over de massale mensonterende onderdrukking in het Sovjetsysteem. Later kwamen “Kankerpaviljoen” en “In de eerste cirkel” al even indringend een beeld ophangen van wat later, door Solzjenitsyns werk, bekend werd als de Goelag-archipel.
Hij had die “archipel” van strafkampen zelf meegemaakt. Wiskundige Solzjenitsyn was tijdens de Tweede Wereldoorlog wel onderscheiden voor zijn moed. Maar na enkele kritische uitlatingen over Stalin kwam hij in een van de vele werkkampen terecht, acht jaar lang. Hij leerde er een wereld kennen van helden en collaborateurs, van hoop maar vooral wanhoop.
“Een dag uit het leven van Ivan Dennisovitsj” was in 1962 een literaire en politieke sensatie. Al na enkele dagen was in de Sovjet-Unie alles uitverkocht, ook de buitenwereld leerde de naam van deze revelatie kennen. Enkele jaren eerder had het boek nooit kunnen verschijnen, maar na de (beperkte) destalinisatie die Nikita Chroesjtsjov in 1956 had ingeluid, werd iets meer mogelijk. Voor het eerst konden schrijvers legaal iets anders doen dan in het kader van het “socialistisch realisme”, dat allesbehalve realistisch was, de Sovjetsamenleving ophemelen. De werkelijkheid kreeg haar literaire rechten. Die literaire lente duurde niet lang. Na de afzetting van Chroesjtsjov in 1964 kwam de lange “periode van stagnatie” met Brezjnev waarin voor werken van iemand als Solzjenitsyn geen plaats was.
Nobel
Hij, die zoveel belang hechtte aan de rol van het individu in verzet tegen dwingelandij, nam dat niet. Hij uitte zijn ongenoegen bij de Schrijversbond die geen notie van zijn protest nam en publiceerde zijn “Kankerpaviljoen” in het buitenland. Het jaar daarop sloot de Schrijversbond dat lastig lid uit.
Maar dat lastig lid kreeg twee jaar later de Nobelprijs. Hij wou eerst in Stockholm een vlammende toespraak houden. Maar hij zag ervan af uit vrees niet te mogen terugkeren, net nu zijn maîtresse Natalja zwanger was. Hij mocht zijn geplande toespraak wel per diplomatieke koerier bezorgen en drong erop aan de prijs in Moskou in ontvangst te mogen nemen. Maar dat werd hem geweigerd. In Stockholm zat men verveeld met de mogelijke politieke implicaties en wou men zijn brief geheimhouden tot de dag van de ceremonie. Maar Solzjenitsyn liet hem zelf aan de westerse pers uitlekken, wat het Nobelcomité erg in verlegenheid bracht.
In 1974 kwam dan de deportatie. Twee jaar later vestigde hij zich in de Amerikaanse staat Vermont waar de harde winters hem een beetje aan Rusland deden denken. Hij schreef er verder aan zijn werken over de geschiedenis van Rusland, dat alles vanuit een sterk nationalistische chauvinistische visie.
Met de glasnost (openheid) van Michail Gorbatsjov, die in 1985 partijleider werd, mochten de werken van Solzjenitsyn in de Sovjet-Unie weer gepubliceerd worden. Maar hijzelf bleef verbeten en verbitterd bij zijn visie. In zijn ogen verkwanselde die Gorbatsjov Ruslands grootheid.
Jeltsin, Poetin
Na de uiteenspatting van die door hem gehate Sovjet-Unie, bleef Solzjenitsyn de kat nog een tijdje uit de boom kijken. In 1994 keerde hij, na twintig jaar ballingschap, terug naar Rusland, in de vorm van een lange treinreis die zijn terugkeer extra luister moest geven.
Maar Rusland was in die periode volop met andere dingen bezig, er was weinig belangstelling voor morele beschouwingen over goed en kwaad. 1994 was het topjaar van de “grote plundering”, een term die Solzjenitsyn gebruikte in een striemende aanklacht tegen de gang van zaken onder Boris Jeltsin. Enkele honderden oligarchen en maffiosi zijn de rijkdommen van deze grote rijke natie aan het plunderen, stelde de vroegere dissident vast. Hij klaagde ook aan wat hij het moreel verval van die periode noemde.
Het tij keerde met het aantreden van Vladimir Poetin begin 2000. Solzjenitsyn kon zich best verzoenen met diens politiek om orde op zaken te stellen, om het gezag van de overheid te bevestigen, om autoritair te regeren. Solzjenitsyn is er altijd van overtuigd geweest dat Rusland een vorm van autoritair gezag nodig heeft en had dus geen enkel bezwaar tegen Poetins hardere optreden tegen opposanten.
Ook juichte hij het Russisch patriottisme van de nieuwe leider, toch ook een gewezen leider van de Russische geheime dienst en ooit trouwe medewerker van de geheime dienst KGB, toe. Want dat sloot nauw aan bij zijn eigen visie op het “grote Russische volk”. Vorig jaar kreeg Solzjenitsyn uit de handen van de gelijkgestemde Poetin zelf de Staatsprijs voor zijn oeuvre. Ze vonden elkaar in een chauvinisme dat ook Stalin jarenlang koesterde – wat een zekere Lenin hem in zijn testament al zoveel jaren eerder had verweten.
(Uitpers, nr 101, 10de jg., september 2008)