Worden binnenkort ook NGO’s die solidair zijn met het Zuiden als terroristen behandeld? Als wij de Europese Unie (EU) haar gang laten gaan is dit niet ondenkbaar. De EU heeft op 6 november 2007 een nieuw kaderbesluit gepubliceerd dat volgens de officiële versie bedoeld is om de strafwet in de verschillende EU-landen ‘effectiever te maken tegen het terrorisme’. Een kaderbesluit is een vorm van Europese wetgeving die de 27 EU-landen verplicht in hun nationale strafwet moeten omzetten.
In alle Europese landen, België inbegrepen, zijn er na ‘11 september’ speciale antiterreurwetten ingevoerd. Deze uitzonderingswetgeving kreeg harde kritieken van ondermeer Amnesty International. ‘De EU is er tot op vandaag niet in geslaagd correcte antwoorden te formuleren voor wat betreft de fundamentele rechten. (…) Dikwijls is de strijd tegen het terrorisme een voorwendsel geweest om wetten en praktijken in het leven te roepen die toelaten om oppositie en dissidente opinies te onderdrukken.’(1) Ook het Mensenrechtencomité van de VN stelde dat de Belgische antiterreurwet ‘niet voldoet aan het principe van legaliteit van misdrijven en straffen’, en dat de wet met andere woorden zo vaag en breed is zodat misbruik voor de hand ligt. De processen tegen de Islamisten en tegen de DHKP-C in België gaven al een staaltje van dit soort misbruik.
In plaats van die kritieken ter harte te nemen, gaat de EU met het nieuwe kaderbesluit nog verder op dit voor de democratie hellend vlak. Uitzonderingswetten worden de regel, ze worden aangescherpt en uitgebreid.
Het nieuwe kaderbesluit wil concreet onder meer dat alle EU-landen in hun antiterrorismewet nu ook het ‘uitlokken’ van en de ‘rekrutering’ voor het terrorisme alsmede de ‘opleiding’ van terroristen strafbaar stellen. Deze antiterrorismewetten bevatten zoals Amnesty International terecht kritiseert definities van terrorisme die veel ruimer zijn dan het traditionele ‘blind geweld tegen de burgerbevolking’, wat voor gevolg heeft dat ook ‘uitlokken, rekruteren of opleiden’ van toepassing zal worden op een ruime waaier van politieke opstellingen. De Belgische antiterrorismewet omschrijft terrorisme als ‘politieke acties of organisaties die een land of internationale organisatie ernstig kunnen schaden en die een overheid of een internationale organisatie willen dwingen iets te doen of iets niet te doen’. Denk aan de boze vissers die in juni 2008 Brussel op stelten hebben gezet. Ook wanneer een actie of organisatie beoogt ‘de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen’ is er in het kader van de Belgische antiterrorismewet sprake van terrorisme. Dit gaat dus zeer ver: bevrijdingsbewegingen in het Zuiden, landloze boeren in Brazilië of het Palestijnse verzet komen op tegen onrechtvaardige ‘basisstructuren’ zouden dus ook als ‘terroristisch’ kunnen worden beschouwd.
Het nieuwe dat het kaderbesluit nu wil invoeren is dat ook bepaalde vormen van steun (rekruteren, uitlokken, opleiden) aan dit soort bewegingen als terrorisme gestraft wordt.
Solidariteitsbewegingen in Europa verlenen morele, materiële en soms politieke steun aan Derde Wereldlanden of aan bewegingen die in die landen opkomen voor verandering. Dit behoort tot een lange traditie:
- In de jaren zeventig en tachtig werd het verzet van het ANC en Mandela tegen het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime op diverse wijzen ondersteund.
- De opstanden in El Salvador en Nicaragua tegen despotische regimes kregen steun tot en met bijvoorbeeld verplegers en dokters die hun capaciteiten ten dienste stelden van de guerilla zoals de gekende dokter Michaël De Witte.
- Bevrijdingsbewegingen hadden informatiekantoren in Brussel en elders. Sommigen van hun projecten werden door Europese NGO’s en in bepaalde gevallen door staten gefinancierd en ondersteund.
Mocht de huidige terrorismewetgeving bestaan hebben in de jaren zeventig en tachtig zouden bewegingen zoals het ANC hoogstwaarschijnlijk als terroristisch gelabeld geweest zijn.
Vandaag zijn Belgische NGO’s actief in de solidariteit met Palestina, zij hebben projecten in Libanon of Gaza, zij steunen nationaal democratische bewegingen in landen als de Filippijnen, Columbia, India, Iran…
Ondanks het feit dat het internationaal recht bepaalde vormen van gewapend verzet erkent bijvoorbeeld tegen een bezettingsmacht zoals in Palestina of tegen despotische regimes zoals op de Filippijnen, wordt een aantal van deze bewegingen die traditioneel als bevrijdingsbewegingen of antikoloniale bewegingen aanzien werden vandaag met het etiket ‘terrorist’ beplakt. De EU, VN en VS plaatsten hen op zogenaamde ‘lijsten van terroristen’ samen met echte terroristen van het type Al Qaeda.(2)
Vooral de begrippen uitlokken en rekruteren zijn dermate breed interpreteerbaar dat het invoegen ervan in de terrorismewet een gevaar inhoudt voor solidariteitsbewegingen.
De definitie van uitlokking in het kaderbesluit toont dit in alle duidelijkheid: ‘Het verdelen of het onder elke andere vorm ter beschikking stellen van een boodschap aan het publiek, met de bedoeling aan te zetten tot terroristische daden, wanneer een dergelijke gedraging, of zij nu al of niet direct een terroristische inbreuk ophemelt, een gevaar creëert dat één of meer van deze inbreuken kunnen gepleegd worden.’ Wat met een reportage over de activiteiten van een bevrijdingsbeweging of over het Palestijnse verzet? Loopt deze publieke boodschap niet het gevaar aanzien te worden als het, zelfs maar indirect, ophemelen van het terrorisme? En waar blijft de vrije meningsuiting? Is het nog geoorloofd kritisch te berichten over wat Israël in Palestina uitricht? Dit soort wetgeving zet de deur open om ‘dissidente’opinies te bestraffen. Het gevaar bestaat dat wanneer de steun van een Belgische NGO gelinkt wordt aan bijvoorbeeld één van de Palestijnse verzetsbewegingen die op de EU-terroristenlijst voorkomen, (Hamas, het Volksbevrijdingsfront voor Palestina…) dat deze steun zelf en de NGO die de steun organiseert, beschouwd worden als uitlokkers van of rekruteringsinstrumenten voor ‘het terrorisme’. Fictie? In Denemarken werden in 2006 zeven leden van de linkse partij Venstresocialisteme op basis van de antiterreurwet veroordeeld omdat zij T-shirts verkochten als steun aan het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina en aan de Columbiaanse FARC.
Rekruteren wordt omschreven als ‘het solliciteren van een ander persoon om een terroristisch misdrijf te doen’. Een NGO die vanuit Europa personen uitstuurt om bijvoorbeeld in de Palestijnse Gaza-strook medische bijstand te verlenen dreigt problemen te krijgen. Want Hamas oefent de politieke macht uit in Gaza, en wordt door het Westen als terreurorganisatie beschouwd. De grens tussen hulpverlening en betrokkenheid bij terrorisme wordt zeer onduidelijk.
Het fundamentele gevaar bestaat erin dat het democratisch recht van solidariteit met de ontvoogding en bevrijding van de Derde Wereld onder druk komt te staan en dat het als een filiaal van het terrorisme dreigt gecriminaliseerd te worden.
Het nieuwe kaderbesluit stuit ook in België op verzet in de Kamer van Volksvertegenwoordigers en in de Senaat. Zij hebben ‘Europa’ om toelichting gevraagd omdat zij vragen hebben bij de noodzaak en de proportionaliteit van de voorgestelde uitbreiding van de terrorismewet.
Er is reden voor de organisaties en NGO’s die betrokken zijn bij de solidariteit met het Zuiden om ongerust te zijn en het gevaar dat in dit nieuwe kaderbesluit schuilgaat ruim bekend te maken.
Het legitiem streven van volkeren voor hun nationale en democratische ontvoogding en de solidariteit met deze bewegingen zijn gegrondvest in het internationaal humanitair recht en in de mensenrechten. Dit was zo voor ’11 september’ en dit is vandaag nog steeds het geval.
(Uitpers, nr 100, 9de jg., juli-augustus 2008)
raf.jespers AT progresslaw.net
Voetnoten:
(1) Amnesty International AI Index IOR 61/013/2005, Human Rights dissolving at borders? Counter-terrorism and EU criminal law, 31 mei 2005
(2) Deze lijsten krijgen hoe langer hoe meer kritiek. Het Europees Hof voor Justitie (Rechtbank eerste aanleg) heeft ondermeer in de zaken van de Iraanse Mudjahedin en de Filippijnse professor Sison de plaatsing vernietigd. Ook Dick Marty, rapporteur van de raad van Europa, kwam in november 2007 met een hard rapport over deze lijsten van de EU en van de VN.