Tegen beter weten in wordt in België nog altijd verwezen naar het voorbeeld van de Italiaanse operatie « Schone Handen » (Mani pulite), alsof het daar ging om een geslaagde strijd tegen de corruptie en een hervorming van de justitie. De Hoge Raad van de Magistratuur werd naar voor geschoven als model voor een gelijkaardige Raad in België. Tegen beter weten in, want de « zaak Sofri » komt nog maar eens aantonen hoe de justitie in Italië overwegend een instrument blijft van een verkrampte burgerij.
Adriano Sofri, Ovidio Bompressi en Giorgio Pietrostefani zijn de slachtoffers van het zoveelste juridische schandaal in Italië. In januari besliste een rechtbank van beroep in Venetië dat er geen nieuw proces tegen hen mag komen, ondanks de zeer sterke aanwijzingen dat zij eerder ten onrechte werden veroordeeld voor de moord op politiecommissaris Luigi Calabresi op 17 mei 1972 in Milaan. Bompressi en Pietrostefani kozen het hazenpad, Sofri werd weer opgesloten.
Sofri en zijn twee kameraden waren ten tijde van de moord voormannen van de militante linkse beweging "Lotta Continua" die er tijdens de lange Italiaanse "hete herfst" (volgend op 1968) vaak in slaagde 100.000 mensen bij betogingen op de been te brengen. Verscheidene leiders van Lotta Continua doken later op bij onder meer de Verdi (Groenen) of bij Rifondazione Comunista (al werden er enkele ook militant rechtse politici).
De veroordeling van Sofri, Bompressi en Pietrostefani berustte uitsluitend op de verklaring van een ‘pentito’ (een bekeerling), Leonardo Marino, die na enkele "spirituele ingevingen" berouw kreeg en de drie beschuldigde van de moord. Dat was het enige element voor de beschuldiging, want voor de rest wees alles in de richting van hun onschuld.
Toen Marino in 1988 zich ineens bekeerde, was dat een mooi argument om Lotta Continua en uiterst-links in het algemeen op dezelfde voet te plaatsen als de Rode Brigades. Sofri, Bompressi en Pietrostefani werden gedroomde zondebokken om uiterst-links (links van de PCI) te compromitteren.
Historicus Carlo Ginzburg ploos de zaak zorgvuldig uit, wat resulteerde in een boek (in het Frans vertaald: Le Juge et l’Historien, Considérations en marge du procès Sofri, Verdier, 1997) dat de onschuld van de drie overvloedig aantoont. Ginzburg is een historicus die zich intens bezighield met de processen tijdens de Inquisitie.
Genade
De moord gebeurde in 1972; in 1988 bekende Leonardo Marino, gewezen militant van Lotta Continua, zijn aandeel in die moord. En in de gevangenis ontving hij de genade, hoogstwaarschijnlijk in de vorm van vertegenwoordigers van de carabinieri die hem nachtelijke bezoeken brachten. Waarna Marino zich een gesprek in Pisa herinnerde waarbij Sofri hem als leider van Lotta Continua opdracht gaf tot de aanslag op Calabresi. Marino, die voortdurend in de schulden zat, kon in de periode daarop ineens enkele woningen kopen. Hij werd ook vager over het bewuste gesprek in Pisa en had het zelfs over "een misverstand". In 1992 vernietigde het Hof van Cassatie de veroordeling uitgesproken in Milaan omdat onder meer de verklaringen van Marino niet waren nagetrokken. Intussen waren, kort na Marino’s bekentenissen, al enkele "bewijsstukken" door de politie vernietigd (cfr. het onderzoek naar de Bende van Nijvel).
De bekering van Marino doet denken aan de bekentenissen van Ali Agça, de Turkse Grijze Wolf die in mei 1981 een aanslag op de paus pleegde en nadien, na bezoek van loopjongens van de geheime dienst, ineens met de "Bulgaarse piste" uitpakte. Toen een rechter tijdens zijn proces riep dat er "pazienza" (geduld) moest zijn, bevestigde Agça dat het Francesco Pazienza, een beruchte figuur uit de saga van de loge P2 en van de geheime diensten, was die hem in de gevangenis die Bulgaarse piste had aangepraat.
Toch was het op basis van die ene getuigenis dat Sofri en de twee anderen werden veroordeeld. De voorbije twaalf jaar volgden de processen elkaar op in beroep en cassatie – Venetië was het achtste proces in die reeks. De advocaten van Sofri en zijn twee kameraden hadden een overvloed aan elementen om een herziening aan te vragen, maar tegen alle evidentie in oordeelde de rechter in Venetië dat daar geen grond voor is. Sofri zal normaal tot 2017 in de gevangenis doorbrengen.
Dat vonnis is tekenend voor de verbetenheid waarmee een deel van het Italiaanse establishment wraak neemt voor de "hete herfst" van 1969 en de jaren daarop. Het was een periode waarin de Italiaanse arbeidersbeweging zeer veel toegevingen afdwong door zowel op de werkplaatsen als nationaal in het offensief te gaan. Dat gebeurde niet met de zin van de leiding van de communistische PCI die echter onder druk stond van bewegingen als Lotta Continua en Avanguardia Operaia.
In diezelfde periode begon ook de "strategie van de spanning" met de aanslag van december 1969 in een bank aan de Piazza Fontana in Milaan waarbij 18 doden vielen. Daarmee begon ook een van de vele hallucinante verhalen van de Italiaanse justitie. De onderzoekers zochten alleen waar ze niet moesten; ze pakten de anarchistische spoorwegman Giuseppe Pinelli op die "uit een venster sprong" en dood was. Ze hadden het ook gemunt op de anarchistische danser Valpreda die ze zelfs in een van de vele showprocessen deden terechtstaan met twee fascistische militanten – want uiteindelijk waren ze dan toch in die hoek gaan zoeken. Er kwamen de jongste jaren sterke aanwijzingen dat ook agenten van geheime diensten, Italiaanse en buitenlandse, bij die aanslag waren betrokken. Maar 30 jaar later is nog altijd een onderzoeksrechter met de zaak bezig.
In de zaak Ustica schiet het bijna 20 jaar oude onderzoek ook niet erg op. Het neerhalen van een passagierstoestel op 27 juni 1980 bij het eilandje Ustica blijft met mysterie omhuld. Onlangs werden wrakstukken van een gevechtsvliegtuig in die buurt opgevist. De Amerikaanse legerleiding herinnerde zich opeens een ongeval in 1974 waarover ze toen niets meedeelden. Vijftien personen die meer wisten, kwamen in eigenaardige omstandigheden om het leven. Een van hen, generaal Roberto Boemio, werd in Brussel door een huurdoder vermoord, maar ook daar werd geen ernstig onderzoek ingesteld. Wel staat vast dat Amerikaanse, Franse en Italiaanse geheime diensten niets onverlet hebben gelaten om het onderzoek te hinderen – met groot succes.
Contrasten
De weigering om het proces tegen Sofri en de twee anderen te herzien, staat toch wel in schril contrast tot de aanpak van de justitie in andere affaires. In het proces in Palermo tegen zevenvoudig ex-premier Giulio Andreotti oordeelden de rechters dat de getuigenissen van een dertigtal pentiti niet volstonden om hem schuldig te bevinden. Onder die pentiti was nochtans ook Tommaso Buscetta, de man die in 1984 de maffiajagers op het spoor bracht van vele honderden maffiosi en hun medeplichtigen. Maar de rechters meenden daar dat getuigenissen van pentiti op zich niet volstaan om iemand te veroordelen. De Italiaanse rechterzijde heeft trouwens van de regering bekomen dat het stelsel van de pentiti wordt ondergraven. Maar dan niet in het geval van Sofri…
En dan zijn er de recente vrijlatingen van elf beruchte maffiosi, onder wie huurdoders, omdat de procedure van hun beroep te lang aansleepte…
En Mani pulite, Schone Handen, dan? Dat is al jaren verleden tijd. Het enige wat de meeste politici van rechts en centrum-links bezighoudt, is hoe ze dat hoofdstuk voorgoed kunnen afsluiten. Dat de Hoge Raad van de Magistratuur (CSM) in Italië bovendien zeer zeer vaak is gebruikt om ijverige speurders in eigen rang het zwijgen op te leggen, is een detail waaraan we in de Belgische situatie nog vaak kunnen herinnerd worden.